Bij wijze van grote uitzondering legt de secretaris-generaal van paars-wit zijn ziel bloot en ontkracht hij een aantal geruchten over de interne strijd binnen het huis van landskampioen Anderlecht.

In de pikorde bij Anderlecht is secretaris-generaal Phi- lippe Collin de nummer twee na voorzitter Roger Vanden Stock. Maar in tegenstelling tot de voorzitter of manager Herman Van Holsbeeck treedt de discrete Collin zelden of nooit op de voorgrond. Niet omdat hij niets te zeggen zou hebben, want het tegendeel is waar. Volgens nogal wat waarnemers is hij zelfs de grootste voetbalkenner die er in het Astridpark rondloopt. Een gesprek met de neef van Constant Vanden Stock die zichzelf een man van het terrein noemt.

In het clubblad RSCA Magazine liet u ooit optekenen dat uw leven is veranderd sinds Herman Van Holsbeeck in 2003 als manager in dienst trad. Vindt u dat nog altijd?

Philippe Collin : “In mijn dubbele hoedanigheid van secretaris-generaal van de club en voorzitter van de jeugdopleiding ben ik altijd op alle niveaus betrokken geweest bij het voetbal op Anderlecht. Op verzoek van Herman Van Holsbeeck ben ik ook een rol beginnen te spelen in de internationale scouting en daar heb ik snel de smaak te pakken gekregen. Omdat Herman in het voetbal actief is geweest als speler, trainer én clubleider, is hij een natuurlijke gesprekspartner bij uitstek.”

Welk parcours hebt u zelf als voetballer afgelegd?

“Ik heb tot mijn 13de bij Vorst gespeeld en jaren later ben ik ook nog in het amateurvoetbal actief geweest. Gedurende meer dan dertig jaar speelde ik ook zaalvoetbal. Maar het toppunt van mijn sportcarrière heb ik beleefd met de nationale hockeyploeg en de deelname aan de Olympische Spelen van München in 1972. Ik had het grote voordeel dat ik erg polyvalent was. Zowel als rechtsachter als in de spits trok ik behoorlijk mijn streng. En omdat ik vaak samen trainde met roeier Jean-Pierre Burny, een echt trainingsbeest, beschikte ik ook over een ijzersterke conditie. ( lacht).”

Welke herinneringen bewaart u aan de Olympische Spelen van 1972?

“Twee beelden zullen voor altijd op mijn netvlies gebrand blijven. De openingsceremonie waarbij we als hockeyers, die gewoon zijn aan een kunstgrasveld waar slechts enkele toeschouwers staan te kijken, plots in een stadion stonden waarbij de blik van 75.000 kijkers en 2 miljard televisiekijkers op ons gericht was. En daarnaast mijn ontmoeting met Mark Spitz, de Amerikaanse zwemmer die toen de wereld verbaasde door zeven gouden medailles te halen. Hij was een van de beste sportmannen van zijn tijd en hij was bovendien bijzonder charmant.”

Rechtstaan in het bureau van Constant

Na de Olympische Spelen begon u voor Anderlecht te werken. Waarom was dat?

“Mijn oom, Constant Vanden Stock, was een jaar eerder voorzitter geworden en had het plan opgevat om de club te herstructureren. Hij wilde dat ik hem daarbij zou helpen. Tien jaar eerder had hij ook al mijn hulp ingeroepen om hem bij te staan in de brouwerij. Ook bij Belle-Vue was toen een herstructurering aan de gang en hij vroeg zijn zoon Roger en mij om onze studies stop te zetten en een handje te helpen. Gedurende dertig jaar hebben hij en ik hetzelfde bureau gedeeld. Het spreekt dan ook voor zich dat wij meestal aan een blik of een oogopslag genoeg hebben om elkaar te begrijpen. Onze band is uniek, ook al zijn er recentelijk nogal wat pogingen geweest om ons tegen elkaar op te zetten.”

Hoe waren die jaren onder leiding van uw oom?

“Hij had een enorme invloed op mij, want nadat mijn vader overleed toen ik 15 was, heeft hij mij in feite opgevoed. Helemaal in het begin viel ik van het ene uiterste in het andere. Thuis was ik altijd nogal verwend en plots werd ik onderworpen aan een spartaans regime. Ik moest altijd opstaan bij het krieken van de dag en beginnen te werken om 6.45 uur. Geen seconde later. Meteen moest de beuk erin, want dat was een van de adagia van Constant: de eerste vijftien minuten van je werkdag bepalen het ritme voor de rest van de dag.”

Welk soort werk deden Roger en uzelf eigenlijk?

“We hebben op alle hiërarchische niveaus gewerkt om uiteindelijk toe te treden tot het management. Eerst wasten we flessen om ze daarna eigenhandig in bakken te plaatsen. Automa- tisering bestond toen nog niet. Meer dan eens heb ik met bebloede handen gestaan, omdat ik altijd maar in de kroonkurken greep. Af en toe had ik er zodanig de pest in dat ik ging klagen bij mijn oom. Maar er hielp geen lievemoederen aan. Jamaar zo niet hé, buiten !, was zijn op de duur voorspelbare reactie. En of een gesprek in zijn bureau nu vijf minuten duurde of twee uur, we moesten altijd de hele tijd rechtstaan. Slechts na een tiental jaar kregen Roger en ik de toestemming om ook te gaan zitten ( lacht).”

Guus Hiddink, de referentie

U hebt eigenlijk dezelfde opleiding gekregen als Roger Vanden Stock. Hoe verklaart u dat hij een volger is gebleven, terwijl u zelf volgens iedereen die het reilen en zeilen bij Anderlecht volgt, een echte kenner bent geworden?

“Sinds 1972 moet ik in alle leeftijdscategorieën samen zo’n 7000 wedstrijden hebben gevolgd. En al die tijd heb ik elke maandag ook de rapporten gelezen en gehoord van een zestal jeugdtrainers over de wedstrijden die ik daags voordien of twee dagen voordien had gezien. Als je dat allemaal goed observeert en verwerkt, kan je op de duur ook zelf een gefundeerde mening formuleren. Ik zal nooit beweren dat ik een echte specialist ben, maar ik meen toch te kunnen zeggen dat ik weet waar het in het voetbal om draait.”

Het is algemeen bekend dat uw oom een zwak had voor Robby Rensenbrink en dat zijn zoon Pär Zetterberg op handen droeg en nog draagt. Hebt u ook een favoriete speler?

Jan Koller. Die was ongetwijfeld technisch niet zo sterk als Pär Zetterberg of Enzo Scifo, maar haalde een rendement om duizelig van te worden.”

Wie is volgens u een absolute topcoach in het moderne voetbal?

Guus Hiddink. Die zet overal waar hij komt sterke resultaten neer. Of dat nu bij een club in eigen land of in Spanje is, of bij de nationale teams van Zuid-Korea, Australië of Rusland, zoals nu, hij zet een team neer dat presteert. In mijn ogen is een grote coach in de eerste plaats een sterke tacticus die daarnaast vanzelfsprekend ook heel sterk moet zijn in organisatie en over veel psychologische kwaliteiten moet beschikken.”

Waren net dat criteria waaraan Frank Vercauteren niet beantwoordde?

“Die woorden zult u mij niet in de mond leggen. Ik heb altijd heel veel respect gehad voor hem, als speler en als trainer. En ik wens hem uit de grond van mijn hart toe dat hij snel opnieuw een mooie functie krijgt in het voetbal. Misschien bij ons als technisch directeur of in een andere functie als hij dat echt wil.”

Anderlecht neemt op het einde van het seizoen ook afscheid van Pär Zetterberg, een ander boegbeeld van paars-wit. Dat nieuws was toch enigszins verrassend …

“Zet heeft de rol van scout onderschat. Hij ging ervan uit dat hij in de week zijn opdrachten in het buitenland kon vervullen en dat hij dan in het weekend thuis zou zijn om naar Sporting te komen kijken, een wedstrijd van een tegenstander bij te wonen of zijn zoon Erik aan het werk te zien. Maar wie op internationaal niveau wil scouten, kan zijn agenda nooit zo secuur plannen. Pär is heel snel gaan inzien dat hij nu nog minder tijd had voor zijn gezin dan in zijn periode als speler. En dat was nooit zijn bedoeling toen hij stopte met voetballen. Nu, hij gaat hier wel weg, maar we proberen met hem een akkoord te vinden, zodat hij vanuit Zweden, waar hij na het seizoen opnieuw gaat wonen, voort kan blijven prospecteren voor ons in Scandinavië.”

U kunt het weten, want u was nauwelijks terug uit Japan of u vertrok al opnieuw naar Zuid-Amerika …

“Ik zou eens moeten nakijken hoe het dit jaar zit met mijn airmiles maar in 2006 heb ik 220.000 kilometer afgelegd in een vliegtuig. Daar mag je niet tegen opzien. Soms is het dat echt waard. Zo heb ik uiteraard absoluut geen spijt van mijn trips naar Argentinië, want zo ontdekte ik Nicolás Frutos, Lucas Biglia en Nicolás Pareja, die alle drie volwaardige titularissen zijn. Maar soms is een lange trip ook een maat voor niets, zoals onlangs toen ik de Zuid-Koreaan Cho Jae-jin ging bekijken, al moet ik zeggen dat het dossier nog niet definitief geklasseerd is. Nadat ik de eisen van de speler had gehoord, heb ik een tegenvoorstel geformuleerd.”

Een spits en een smeerlapje

Binnen de cel scouting gaat iedereen er prat op zijn steentje te hebben bijgedragen tot de ontdekking en de transfer van Frutos. Maar over wie verantwoordelijk was voor de komst van Triguinho hebben we nog nooit iets gehoord …

“Ik neem die verantwoordelijkheid op mij. Nog goed trouwens dat ik de schuldige ben, want anders zou ik me voortdurend hebben zitten afvragen welke onnozelaar ons de Braziliaan in de maag wist te splitsen ( lacht). Mea culpa. Ik heb met hem nochtans geen enorm groot risico genomen, want we konden hem naar hier halen op huurbasis. Maar bij een analyse achteraf moet ik toegeven dat ik me compleet heb vergist. Die jongen heeft zeker kwaliteiten, want anders zou een club als Botafogo, waarbij hij in januari aan de slag gaat, hem niet weer komen halen. Maar ik had beter moeten beseffen dat andere dan louter sportieve factoren zijn integratie konden bemoeilijken. Hij is een beetje een naïeve goedzak en hij is ook zeer introvert. En dat is kennelijk een eigenschap die een doorbraak in de weg staat. Dat had ik moeten weten want ook andere beloftevolle spelers in onze rangen hebben uiteindelijk daardoor niet de carrière gemaakt die op basis van hun voetbaltalent mogelijk was geweest. Ik denk meer bepaald aan een aantal jonge spelers uit de vroegere Sovjet-Unie, zoals Raphael Zanginov, YewhenLuchenko, Stanislas Lebedentsev, Max Bodrenko en Anatoli Gerk. Uiteindelijk hebben we hen allemaal moeten terugsturen.”

Over Cyril Théréau kan Sporting ook niet tevreden zijn?

Raymond Mommens, die dit dossier afrondde toen hij voor ons kwam werken, heeft er waarschijnlijk niet genoeg afstand van kunnen nemen. Ik ben ervan overtuigd dat hij zou hebben ingezien dat het vereiste niveau bij Anderlecht toch flink wat hoger ligt dan bij Charleroi, als hij hier wat langer had gewerkt.”

Waar liggen de prioriteiten van Sporting tijdens de komende transferperiode?

“We moeten absoluut een goalgetter vinden die Mémé Tchité kan vervangen. De Afrikaan heeft een lacune gelaten, die we dit seizoen nog niet hebben kunnen opvullen. En we hebben eigenlijk ook nood aan iemand die echt zijn voet durft zetten. Het ontbreekt de ploeg aan agressiviteit. Een smeerlapje is welkom ( lacht).”

Voor de positie in de spits deden al verschillende namen de ronde, waaronder nu ook die van Bertin Tomou, de topscorer van Moeskroen. Moet men echt 220.000 kilometer per jaar afleggen als men de spelers die men nodig heeft ook dicht bij huis kan vinden?

“Ik moet u daarin deels gelijk geven. We hebben bijvoorbeeld enorm veel inspanningen gedaan in Afrika, terwijl de beste Ivorianen bij Beveren op 50 kilometer van onze deur speelden. Als ik nu zie hoe Yaya Touré en Emmanuel Eboué bij Barcelona en Arsenal het goede weer helpen maken, heb ik toch een beetje hartzeer. En dan heb ik het nog niet over jongens als Arthur Boka, Marco Né of Kolo Touré. Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat we die allemaal hebben gemist.”

‘Sporting is mijn maîtresse’

Kunt u begrijpen dat u en uw schoonzoon Jacques Lichtenstein, die actief is als spelersmakelaar, soms over de tongen gaan omdat men vindt dat het voor u makkelijk is om aan het komen en gaan van spelers flink wat geld te verdienen?

“Dat zal sommige mensen storen, maar op het ogenblik dat Jacques gestart is als spelersagent, waren er al andere makelaars aan de slag bij Sporting. Nooit heeft hij een jong talent van iemand anders overgenomen en vrije spelers zijn nooit aangemoedigd geweest om hun belangen bij hem onder te brengen onder het voorwendsel dat dit beter zou zijn voor hun toekomst. Op dit niveau is het niet de spelersmakelaar die het verschil maakt, maar het zuivere talent. Vincent Kompany en Anthony Vanden Borre, die hun belangen aan Jacques hadden toevertrouwd, zijn naar een grote buitenlandse club kunnen gaan, maar er zijn ook mindere goden die dankzij hem elders aan de bak zijn kunnen komen.”

Een andere roddel die de ronde doet: er is onenigheid binnen Sporting omdat de clan van Roger Vanden Stock, met naast Roger ook zijn dochters en zijn schoonzoons, er financieel iets minder goed voor staat dan u en uw schoonzoon …

“Dat is belachelijk. In de eerste plaats moet ik zeggen dat ik bij Sporting niet op de loonlijst sta. Ik steek er 90 procent van mijn tijd en een groot gedeelte van mijn geld in. Maar dat is de prijs die ik betaal voor mijn passie. Eigenlijk zie ik de club een beetje als mijn maîtresse. En wat men er ook over beweert, mijn relatie met Roger en met zijn familie is optimaal. Hij en ik zijn twee handen op één buik en we vullen elkaar bijzonder goed aan. Hij is een diplomaat en ik ben van nature uit meer impulsief. Als ik een metafoor mag gebruiken, zou ik zeggen dat er om een kudde schapen goed te hoeden een herder nodig is, maar ook een hond. Wel, Roger is de brave herder, terwijl ik mezelf meer zie als de herdershond die soms luid moet blaffen en kwaad moet worden om het schaap dat uit de kudde dreigt te verdwijnen weer terug te brengen. Maar dat is een rol waar ik me perfect in kan vinden.” S

door bruno govers – foto: michel gouverneur

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content