In België kennen we Ernst Happel vooral als legendarische trainer van Club Brugge, maar de Oostenrijker was zo veel meer dan dat. Een wandeling door Wenen levert een uniek portret van ‘der Rotzjunge’ op.

Op 14 november 1992, precies twintig jaar geleden, overleed Ernst Happel (°1925), de uit Wenen stammende Weltmeister. Als speler veroverde hij het internationale podium met Rapid Wien en Oostenrijk. Van 1960 af tot aan zijn dood pokerde hij in het trainersvak. Hij verbond zijn risicovolle, offensieve stijl – gebaseerd op de Weense school van de jaren vijftig en dertig – aan een menselijke no-nonsenseaanpak: geen gelul. Privé was Happel een kettingrokende whiskyliefhebber die eenzaam in het leven stond en overleed aan de gevolgen van kanker. Twintig jaar na zijn dood publiceerde de Duitse uitgeverij Die Werkstatt de eerste afstandelijke biografie van auteur Klaus Dermutz, onder de titel Ernst Happel, Genie und Grantler. Vrij te vertalen als Ernst Happel, genie en sombere mopperaar. Een tocht door Wenen, de metropool van de melancholie, reikt onbekende elementen van zijn persoonlijkheid aan.

Wenen, Stephansdom, Mozartmuseum

“Zijn dood heeft mij sterk aangegrepen. In de reusachtige Stephansdom drumden duizenden mensen samen. Met enkele oude bekenden van hem maakten we een tocht van 1400 kilometer van Brugge naar het winterse Wenen. In een minibusje. Club Brugge stuurde zelfs geen krans. Ik was dus de enige blauw-zwarte vertegenwoordiger op de begrafenis van Happel.” Vanuit het Mozartmuseum geniet men van de gotische kathedraal, het historische hart van de stad, met haar geglazuurde dakpannen in groen, geel en zwart. Bij een Wiener Kapuziner, zwarte koffie met opgeklopte melk, dacht ik aan de woorden van Birger Jensen. De legendarische Clubkeeper had een haat-liefdeverhouding met zijn coach. Over Jensen zei men dat hij de enige was die Happel durfde tegen te spreken. Die liet begaan omdat hij alleen maar kon aanvallen dankzij de betrouwbaarheid van zijn meevoetballende doelman.

Franz Beckenbauer roemde hem tijdens de uitvaart als de beste trainer van de wereld. “Ik, een trainer? Helemaal niet! Dan spring ik liever in de Donau .” Deze quote had de jonge lefgozer nochtans met veel rumoer verkondigd. Op weg naar het afscheid betuigde de oude man zijn liefde voor de kunst van het pressievoetbal. Het schone spel draaide bij hem om de balwisseling op het middenveld. Hij hield van aanvallend voetbal met drie basislijnen: conditionele opbouw met de bal; tactisch vermogen om de wedstrijdwendingen te begrijpen; technische zelfbeheersing en bekwaamheid. Voetbal geschiedde volgens hem voor tachtig procent in het brein en voor twintig procent in de benen. Hij geloofde in het benutten van de ruimte tussen de linies. Voor hem was het trainerschap een beroep waarin men alleen staat. Om zich af te reageren stapte hij het casino binnen. Dat deed hij gedurende meer dan veertig jaar, soms tot twee keer per week. Hij noemde de roulette een kansspel waartegen men geen enkele… kans maakt.

Biograaf en landgenoot Klaus Dermutz voerde met hem een uniek ‘laatste gesprek’, een jaar voor zijn dood. Corresponderend met de auteur komt men tot de conclusie dat de in zichzelf gekeerde Happel haast nooit openhartig praatte over zijn ziekte. Klaus Dermutz: “Hij hield geen rekening met kanker en babbelde over zijn regelmatige bloeddruk en zijn zware maagoperaties. Hij filosofeerde over de nietigheid van de mens in het universum. Hij droeg de overtuiging uit om bij ongeneeslijke kanker morfine te weigeren en naar de injectienaald te vragen. Mocht zijn gezondheid hem in de steek laten, dan hoefde het voor hem niet meer. Hij had alle appetijt verloren, proefde de smaak van de wijn niet meer maar roken deed hij nog wel. Dus mankeerde hij eigenlijk niets, dacht hij. Zo vocht hij tegen de slepende ziekte. Later stelde hij zijn mening bij en besloot hij om niet aan te dringen op levensbeëindiging.” Dermutz verbaast met zijn mededeling dat de toch misantropische Happel veel mededogen voelde voor de andere patiënten die hij ontmoette tijdens zijn chemotherapie: “Hij werd geraakt door hun ziektebeeld en wierp vragen op over de zin van het leven. Hij geloofde niet in het hiernamaals maar reflecteerde wel over wedergeboorte. Het lijden bracht Happel tot een opmerkelijke openheid in deze kwesties van diepmenselijke aard.” Hij bleef tot veertien dagen voor zijn dood de stoïcijnse bondscoach van Oostenrijk. Hij stierf dus als het ware op het voetbalveld. Vier dagen na zijn overlijden stond de interland Duitsland-Oostenrijk in het teken van de herinnering aan Happel.

Wenen, Ernst Happelstadion, Praterriesenrad

Die Stadt Wien widmet dieses Stadion dem erfolgreichen Fussballinternationalen und Trainer Ernst Happel. Ik lees deze tekst op de gedenkplaat van het nationale voetbalstadion in het beroemde Praterpark. Aan het Riesenrad smaakt de Kaisermelange, zwarte koffie met eigeel en brandewijn, naar meer. In het naoorlogse Wenen hing een beklemmende sfeer. Die naargeestige stemming veranderde gaandeweg dankzij het voetbal, de talloze derby’s en de als een filmster gevierde… Happel. Bladeren in 100 Jahre Rapid Wien. Geschichte einer Legende levert een merkwaardige story op. Auteur Wolfgang Weisgram reconstrueert het feest van de 50e verjaardag: 15 november 1950, Rapid – Atlético Mineiro, voor 61.000 jubelende fans. Libero Ernst Happel verdeelde het spel en regelde de buitenspelval. De Weense pers beschreef das brasilianische Wunder, doelend op het nieuwe systeem van… Rapid.

In de zomer van 1949 reisde het groen-witte gezelschap af naar Brazilië. Trainer Pesser brak zich het hoofd over Ernst Happel: “Een goddelijke voetballer maar ook een onverbeterlijke individualist.” Tijdens de lange overtocht was de immer in het brandpunt staande vedette – hij werd overal bejubeld – het gespreksthema bij uitstek: men wist niet meer wat met hem aan te vangen. In Brazilië ontdekte men de defensie nieuwe stijl: vier verdedigers op één lijn, met een centrale opbouwer die het spel dirigeert, het intellect bezit om de buitenspelval te openen en weinig looparbeid verricht. Pesser zag het licht en plaatste meteen Happel op die positie: beweeglijk én in staat tot de creatie van de manmeersituatie op het middenveld. De ‘opbouwende libero’ was geboren, van het stroeve 3-2-5 naar het flexibele 4-2-4.

Happel schreef met brio dit nieuwe verhaal: in zeventig wedstrijden van de jaargang 1950/51 – waaronder veel prestigieuze internationale oefenduels – leed men slechts één nederlaag. Drie kampioenschapsschalen in vier seizoenen en telkens een honderdklapper aan doelpunten. Rapid verwierf faam als beste continentale clubelftal, won in 1951 de Zentropacup en veegde in 1953 de Engelse kampioen Arsenal met 6-1 van het veld in Brugge.

“Wenen is een stad van toneelspelers”, registreert Klaus Dermutz. “De fans vergeleken voetbal met een theaterstuk, waarbij de speler een rol opvoert.” Men noemde Happel Wödmasta, Weense tongval voor Weltmeister. De beste libero van Europa leed echter aan lichtzinnigheid: hij trapte treiterig terug op de eigen keeper; stopte de bal met zijn achterwerk; provoceerde lachend het publiek en tartte de scheidsrechter. Het Oostenrijkse tweede Wunderteam trok als topfavoriet naar de halve finale van de Wereldbeker 1954, maar het sluwe West-Duitsland strafte de overbodige risico’s van de ongedisciplineerde Happel ongenadig af. Happel ontvluchtte het ontevreden volk en ruilde Wenen voor Parijs. Bij RC Paris knoopte hij contacten aan met de Franse filmscène en flirtte zelfs even met de Italiaanse diva Gina Lollobrigida. In de zomer van 1956 koos hij opnieuw voor het chique groen-witte shirt van Rapid. Voor opnieuw 61.000 uit de bol gaande Rapidler stuntte Happel met een échte hattrick: twee vrije trappen en een penalty. Rapid denderde in de Europacup over het machtige Real Madrid heen – met Alfredo Di Stéfano – maar de 3-1 volstond net niet voor de kwalificatie. Het was Happels fraaiste fantasie, hij eindigde het seizoen met een zesde landstitel op twaalf en had als artistieke laatste man het voetbal gemoderniseerd.

Wenen, Ringstrasse, Kaffeehaus

De Ringstrasse is de bloedlijn van Wenen. Traditie en moderniteit ontmoeten elkaar in de vele koffiehuizen tussen de geschiedkundige gebouwen. Op het marmeren tafelblad staat het glaasje water naast de Pharisäer: een zwarte koffie met slagroom en likeur.

In das Kaffeehaus werd pittig geredetwist over politiek, muziek én voetbal. Dat inzicht geeft het naslagwerk Mehr als ein Spiel. Fussball und populäre Kulturen im Wien der Moderne (1997) van Roman Horak. Voetbal was een culturele levensader van het oude Wenen. Geen enkele stad ter wereld telde twaalf topclubs. Tussen 1926 en 1938 ontspon zich de krachtmeting om de Mitropa Cup, de voorloper van de Champions League. In acht van de twaalf afleveringen drong een vereniging uit de Weense metropool tot de finale door en vier keer juichten soms tot 80.000 toeschouwers om het goud. Tegen deze achtergrond rijpte Ernst Happel. Op zoek naar de bal als vervangmiddel voor het gebrek aan ouderliefde.

Ernst Franz Hermann Happel is het kind geweest van Karoline Nechiba en een onbekende vader. Ze trouwde met ene Franz Happel, van wie hij de naam erfde. Het was een huwelijk zonder hartstocht en het strandde op dronkenschap. Klaus Dermutz klinkt formeel: “Een harmonieus gezinnetje heeft hij niet gekend. Hij zag zichzelf als een slachtoffer en was ook bijzonder boos en diep ontgoocheld in zijn ouders. Zijn grootmoeder – van Tsjechische afkomst – nam hem als vierjarige jongen onder haar hoede. Ze werkte als marktkramer in de regio van de stad waar arbeidersclub Rapid rekruteerde. Hij ontdekte het voetbal op straat, het haalde hem uit zijn isolement. Hij heeft dus een Tsjechische kiem in zich. Het voetbal van de Wiener Schule was ook een sport van migranten, die hen de kans gaf tot erkenning en integratie.”

De Tweede Wereldoorlog liet sporen na in Wenen. De Anschluss van 1938 veranderde de Weense samenleving. Oostenrijk werd opgeslorpt door het nationaal-socialistische Duitsland. Dermutz pleegde grondig onderzoek naar de kwajongensjaren van Ernst: “Wie bij Rapid wilde blijven voetballen, werd automatisch lid van de Hitler Jugend. Happel sprak duidelijke taal tegen mij. ‘ Ich war nicht für das Regime.‘ Hij trachtte de nazi’s op de zenuwen te werken. Bij zangstonden van de Hitler Jugend weigerde hij mee te zingen en hij hield dit vol tot men hem aan de deur zette. Daardoor kreeg hij niet de noodzakelijke teamstempels om te voetballen: dem Ernst wurde der Stempel nach diesen Zwischenfall verweigert.” In zijn zonderlinge taaltje verklapte hij aan zijn latere biograaf: ” Ich war ein Rotzjunge wie man sagt.” Hij wilde niet in de pas lopen. In 1943 belandde hij noodgedwongen aan het Oostfront. Hoewel hij nooit heeft gevochten, werd hij in 1945 gearresteerd door de Amerikanen. Hij ontsnapte met een trein vanuit München, net als in de film: instappen aan de ene kant, uitstappen via de andere deur. Hij deed maanden over zijn terugtocht naar Wenen en hij smokkelde zich met een smoes langs de Russische zone: ” Ich habe schon von weiten gesehen dass das Haus noch steht und ich hab’bei Rapid wieder angefangen zu spielen.”

Happel kon de Weense atmosfeer niet missen. Hij hield van het kaartspel in zijn favoriete koffiehuis. Hij maalde er niet om tien uur in de wagen te moeten doorbrengen vanuit Hamburg, Brugge of Rotterdam, in het vooruitzicht met zijn vrienden naar oude, schuine caféliederen te luisteren. Voor de kosmopoliet Happel bleef de hang naar de heimat heilig. Ik dacht opnieuw aan een anekdote van Birger Jensen. Hij herinnert zich de finale tegen Liverpool (1-0) op Wembley in 1978, waar hij alles stopte behalve die ene bal: “In de kleedkamer leek het op een begrafenis. Happel gaf me een vriendelijk tikje tegen het hoofd. Ik wist dan dat hij tevreden was over mij maar de nederlaag zat hem dwars. Hij gromde maar wat. We hadden samen onvergetelijke ogenblikken beleefd. Ik stak een sigaret op. Daar deed hij niet flauw over. Hij hoestte zelf de hele kleedkamer bij elkaar. Toch een raar mannetje hé?”

Klaus Dermutz attendeerde nog even op de slotindruk die ‘dat rare mannetje’ bij hem naliet. Hij citeerde hem op een markante wijze: “Ik wil mijn eigen baas zijn. Van niemand afhankelijk. Wanneer ik niet meer vrij zou zijn, dan heb ik geen leven meer.” De eenzaamheid van de einzelgänger: dat was het droeve lot van de Weense Weltmeister, het sombere voetbalgenie.

DOOR RAF WILLEMS

“Wie bij Rapid wilde blijven voetballen, werd automatisch lid van de Hitler Jugend.” Klaus Dermutz

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content