Na zijn carrière als profvoetballer ruilde Jean-Marie Houben het voetbalveld voor een leven tussen de landbouwtuigen.

Van de drie spelers die Sporting Anderlecht in 1990 bij Club Luik weghaalde – Jean-Marie Houben, Jean-François de Sart en Danny Boffin -, was eerstgenoemde allicht de minst bekende. Door een kraakbeenblessure in de knie kwam hij er ook amper aan spelen toe. “Er was”, zegt Houben, “uiteraard ook zware concurrentie. Op links Danny Boffin en op rechts Bertrand Crasson. Crasson was wel meer rechtsachter, maar onder Aad de Mos speelden we in een systeem met vijf verdedigers en vijf aanvallers.”

Het was het derde jaar van De Mos bij Anderlecht, moment waarop hij al niet meer de man was die conflicten uitlokte om zijn spelers scherp te houden. “De jongens die niet meer gewenst waren, hadden de club dan al de rug toegekeerd”, weet Houben.

Van Club Luik naar Anderlecht, van de ‘cité ardente’ naar de hoofdstad, van de kille wielerbaan van Rocourt naar de sfeervolle tribunes van het Astridpark : het was een wereld van verschil. “Toch was mijn overgang geen verrassing”, vertelt Houben. “Het jaar voordien was Anderlecht ook al geïnteresseerd, maar toen liet Club Luik me niet gaan. Dat deed het wel toen het water de club nog wat meer aan de lippen kwam te staan. De zwanenzang van Luik begon met de lichtmasten die niet langer veilig waren, waarna de hele, armtierige toestand van de club bloot kwam te liggen. Hoewel het er een enorme puinhoop was, had niemand het echt voelen aankomen.

“Ik was uiteraard blij dat ik naar Anderlecht kon. Maar na meer dan tien jaar Club Luik deed het afscheid toch pijn. Club Luik was altijd een gematigde club. Niet zoals bij Standard, waar ze na twee overwinningen roepen dat ze kampioen gaan worden en waar er een begrafenisstemming heerst als ze twee keer na elkaar verliezen. Onze supporters waren milder en realistischer. Maar ook minder vurig. De harde kern van vier à vijfduizend man was er wel altijd, maar je hoorde ze pas als we 2-0 of 3-0 voor stonden.

“Het stadion was zo groot dat er pas echt sfeer was, als er twintigduizend man zat. En dat gebeurde enkel bij de komst van Anderlecht of ter gelegenheid van grote Europese matchen tegen Benfica of Juventus. Tegen Standard kwam er nog meer volk, maar de rivaliteit tussen beide clubs was dan ook enorm. Dat begon al bij de jeugd. Ik kwam ooit als jeugdspeler voor de training op het veld met rood-witte kousen. Ik moest ze van de trainer meteen weer gaan uitdoen. Hij kon geen rood en wit voor zijn ogen verdragen. Die kleurencombinatie was taboe op Rocourt.”

Zijn ogen glinsteren als hij het heeft over de tijd van toen en de vriendschap tussen de spelers. “Als we nu nog samenkomen, zoals voor het zaalvoetbaltoernooi dat Benoît Thans organiseert voor Edhem Sljivo, is de sfeer van vroeger er onmiddellijk weer. Ook bij Anderlecht kwam ik in een goede groep terecht. Van een kille en afstandelijke sfeer of van kliekjesvorming heb ik toen weinig gemerkt. We werden er ongelofelijk in de watten gelegd.”

Na zijn carrière als profvoetballer daalde Jean-Marie Houben meteen af naar de onderste regionen van het nationale voetbal. Hij kwam terecht bij Wezet, in bevordering. “Daar vonden ze mij in het begin een ambetanterik omdat ik de mentaliteit van eerste klasse meebracht. Ik wilde nog altijd winnen, maar niet iedereen had daar toen evenveel voor over. Gaandeweg klikte het beter, met resultaat : we werden twee jaar na elkaar kampioen en klommen naar tweede klasse.”

Ondertussen had hij in Soumagne, tussen Luik en Aken, ook werk gevonden in een bedrijf voor landbouwwerktuigen. “Via enkele mensen uit mijn dorp Hombourg, op het drielandenpunt met België, Duitsland en Nederland, kwam ik in contact met dat bedrijf. Ik begon als boekhouder, maar ben ondertussen verantwoordelijk voor de logistiek. Dat betekent dat ik ervoor moet zorgen dat alle bestellingen tijdig op hun bestemming raken. En zoals je kan zien, staat er hier wat bij elkaar : pikdorsers, tractoren, maalmachines… Dit is ook de drukste periode van het jaar, want tussen januari en april komen de landbouwers hun materiaal aankopen. Elke dag rijden er zeven vrachtwagens voor ons rond. Er werken hier ongeveer honderd vijftig mensen en het bedrijf heeft ook nog vestigingen in Frankrijk en Polen.”

In het voetbal is Jean Marie Houben ook nog actief. Zelf spelen doet hij niet meer. “Eén keer per week, op maandagavond, geef ik training in de privé-school Foot 2000 van Benoit Thans. Enkel trainingen op techniek. Er zijn vier leraren, die zich elk over vijf of zes spelers ontfermen. Ik had me ook al ingeschreven voor de Pro License, de cursus voor proftrainers, maar wegens een gebrek aan inschrijvingen bij de Franstaligen (slechts acht in plaats van de vereiste twintig, nvdr) ging dat niet door. En ook bij de Nederlandstaligen was er onvoldoende belangstelling. Het zal dus voor een andere keer zijn.”

door Stefan Van Loock

‘Bij Club Luik was de kleurencombinatie rood-wit taboe.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content