Elke eerste Tourweek is het een hot topic: de talloze valpartijen. Vaak focust men dan op de blessures en oorzaken, maar minder op de langetermijngevolgen: renners die gekweld worden door een valfobie. Sportpsycholoog Jef Brouwers over dit onderschat probleem.

Een paar tientallen heeft Jef Brouwers, psycholoog bij Omega Pharma – Quick-Step, er naar eigen zeggen al over de vloer gehad: renners bij wie het angstzweet met beekjes over de rug loopt tijdens een hectische finale of de afdaling van een col. Hun aantal is de laatste jaren alleen maar toegenomen, want de uitdaging om rechtop te blijven wordt alsmaar moeilijker. Door het steeds groter wordende belang van een zege – zéker in de Tour – en de risico’s die renners daarvoor bereid zijn te nemen, door de hogere snelheden, lichtere carbonfietsen, krankzinnige parcoursen, het toenemend aantal verkeersremmers… “Veel factoren”, zegt Brouwers, “die je niet in de hand hebt. En hoe meer een renner de indruk heeft dat hij de controle kwijt is, hoe banger hij wordt.”

Volgens de Antwerpse sportpsycholoog heeft onder meer het dodelijk ongeval van Wouter Weylandt het aantal waaghalzen doen dalen en het percentage coureurs met een valfobie doen stijgen. “Op tv en tijdens mijn gesprekken met renners merk ik dat velen meer oog hebben voor de risico’s en banger geworden zijn. Het gevaar waar sommigen vroeger nooit aan dachten, werd door Wouters dood opeens heel reëel. Ze beseffen dat ze het zelf hadden kunnen zijn. Al zal ook dat weer slijten. Zoals met geflitst worden: de maanden erna duw je ook minder hard op het gaspedaal, maar na een tijd vergeet je dat weer.”

Sowieso, zegt Brouwers, is valangst niet het favoriete gespreksonderwerp van renners. “Niet in sessies met mij, en zeker niet in het gezelschap van ploegmaats of collega’s. Omdat ze dan zouden bekennen dat ze bevreesd zijn voor iets – in een peloton of naar beneden rijden – wat voor een coureur existentieel is en wat velen als doodnormaal beschouwen. Alsof een brandweerman vuur eng zou vinden. Er durven over te praten, én er mee naar een psycholoog stappen, is – zoals bij veel problemen – een heel moeilijke stap. Vaak wil een renner het niet eens aan zichzelf toegeven, waardoor de angst en de daarmee gepaarde spanning onderhuids steeds groter wordt en hij op een bepaald moment volledig blokkeert.

“Eén valpartij, waarbij hij niet eens zelf betrokken hoeft te zijn, kan die angst helemaal doen bovendrijven. Of ertoe leiden dat een renner die ervoor niet bevreesd was dat plots wél wordt en in de greep van dat ene incident raakt. Bij velen wel niet onmiddellijk, want zelfs de meest verhakkelde coureurs krabbelen, gedreven door de adrenaline en taxerend waar het pijn doet, toch weer recht. Een ingebakken weigering om op te geven, in de hoop dat ze op de fiets nog iets waard zijn. Meestal volgt pas later de fysieke dreun – als blijkt dat ze toch een been gebroken hebben – maar vooral ook de mentale klap. Zoals mensen die na een auto-ongeval lichamelijk niets mankeren, maar thuis in shock gaan omdat ze opeens beseffen waaraan ze ontsnapt zijn.”

Details

Uit getuigenissen van renners blijkt hoe, op gevaarlijke momenten tijdens een koers of ook in nachtmerries, het beeld of zelfs het krakende geluid van hun crash, telkens weer opdoemt. “Het is verbazingwekkend”, zegt Brouwers, “hoe sommigen met een fotografisch geheugen zich alle details voor de geest kunnen halen: van hoe ze schijnbaar eindeloos lang door de lucht vlogen en het asfalt op zich zagen afkomen tot de verwrongen gezichten van de renners naast zich. Anderen zijn dan weer het meeste kwijt, maar de impact blijft dezelfde: een mogelijk trauma dat voor een carrière nefast of zelfs fataal kan zijn.

“Sommige renners durven niet meer te starten in een grote ronde uit vrees voor de afdalingen. Ik heb zelfs veelbelovende talenten gesproken die na een val nooit meer hun vroegere niveau gehaald hebben omdat ze tijdens cruciale fases of bij de minste duw zich meteen inhielden en assertievere concurrenten voorlieten. Eén renner kon na een paar praatsessies eens een koers winnen, maar de angst tijdens de raid naar die zege bleek zo groot dat hij daarna die risico’s nooit meer heeft durven nemen. In plaats van een kantelpunt betekende die overwinning het definitieve einde van zijn loopbaan.”

Ook familieleden hebben volgens Brouwers vaak – weliswaar ongewild – een negatieve invloed. “Een bange echtgenote die voor elke koers haar man tot voorzichtigheid aanmaant en voortdurend hamert op alle gevaren, zal hem nog meer onzeker maken. Zo belandt hij nog vlugger in een neerwaartse spiraal. Want: hoe meer gespannen je fietst, hoe vlugger je tegen het asfalt belandt – kijk naar Bradley Wiggins in de Giro – en hoe groter ook de blessures. Vallen is een kunst, maar rechtop blijven wanneer er zich plots iets voordoet, is dat nog meer. Let je niet op, of ben je gestrest en schiet je direct in paniek, dan reageer je verkeerd, want dan kijk je alleen in de richting waar je niet heen wil. En dan gá je er ook effectief naartoe, met een crash tot gevolg.

“Natuurlijk zijn sommige valpartijen onvermijdbaar, maar als je relaxed én geconcentreerd bent, dan kun je in een fractie van een seconde je hele systeem rebooten, en direct bepalen hoe je een obstakel zult ontwijken. Het mooiste voorbeeld is het veldritmanoeuvre van Lance Armstrong na de val van Joseba Beloki in de Tour van 2003. Hij wist meteen, zonder te panikeren: dáár moet ik heen, door het veld. En dat voerde hij perfect uit. Die gecontroleerde reflex is cruciaal om je angst te overwinnen. Daarom laat ik renners vaak oefenen op hoe ze – zoals de beste motorrijders – net voor een bocht een punt moeten visualiseren. ‘Fixeer je niet op steentjes of op een natte plek, of op de gedachte dat je zult vallen, want dan ga je tegen de grond. Neen: kies bewust je doel uit, en stuur in díé richting.'”

Geen knopje

Volgens Brouwers bestaan er twee soorten valangsten. “Die om in een peloton te rijden en te wringen in aanloop naar een helling of een sprint – wat vooral te maken heeft met een plaats innemen. Twee: de vrees voor afdalingen, vooral gefixeerd op bochtenwerk en de immense snelheid. Dat laatste komt, in meer of mindere mate, vaker voor – logisch dat veel renners de billen toeknijpen als ze met tachtig kilometer per uur naar beneden knallen – maar ‘pelotonvrees’ is voor een renner een groter probleem. De kunst om in een groep te rijden is immers een essentieel onderdeel van de sport. Voor die coureurs is de gedachte om niet weg te kunnen ondraaglijk, zoals wanneer je een scan in een ziekenhuis laat nemen. Daar kun je echter op een knopje drukken als je uit de buis wil, of kun je je ogen sluiten. In een peloton lukt dat niet en dus zullen die renners helemaal achterin postvatten. Ze verspelen er wel meer krachten, maar ze kunnen er tenminste zelf hun positie bepalen en vooral: vlugger uitwijken…”

Van faalangst kun je echter niet spreken, benadrukt de psycholoog. “Omdat dat niet reëel is, je beeldt je in dat je iets niet kunt. Renners met een valfobie botsen in een wedstrijd effectief op gevaarlijke situaties. Vooral dan slaat de schrik toe: voor de onmiddellijke pijn van een afgeschaafd lijf of een breuk, maar vooral voor de ‘postpijn’. Welke negatieve invloed zal dat mogelijke letsel op mijn carrière of zelfs mijn hele leven hebben? Een inactiviteit van een paar maanden kan je als kleine coureur immers een nieuw contract kosten, hé. En zelfs voor de toppers is een lange revalidatie een vreselijke gedachte – zeker als je het al eens meegemaakt hebt.

“Tijdens zo’n moeilijke periode zou men, naast de behandeling van de blessure, veel meer oog moeten hebben voor het psychische herstel. Een beenbreuk is op een paar maanden weer op te lappen, maar valangst kan iemand langer kwellen. Helaas worden veel renners op mentaal vlak aan hun lot overgelaten, zoals veel mensen na een traumatische ervaring, ziekte of zware operatie.”

Oplossing

Verlost raken van een valfobie is volgens Brouwers niet simpel. “Wanneer je helemaal in de greep raakt, is het heel moeilijk om dat beeld te bannen en weer vertrouwen in jezelf te krijgen. Bovendien bestaat er geen algemene wonderremedie. Waarom de ene een val als een fait divers beschouwt en zijn geheugen kan resetten, maar waarom de andere er een trauma aan overhoudt, hangt immers af van veel factoren: gedrag, intelligentie, inspiratiebronnen, interesses, karakter/persoonlijkheid, kijk op de wereld, eerdere ervaringen, familiale situatie…

“Daarom laat ik een renner eerst psychologische tests afleggen om te doorgronden waarom hij wat doet en waarom hij een incident niet kan verwerken. Op basis van die specifieke, individuele analyse probeer ik het zelfbeeld weer op te bouwen. Vooral door het gedrag weg te nemen dat belet dat een renner zijn angst kwijtraakt en waardoor hij zichzelf op die manier, veelal onbewust, de grond inboort.”

Dat Thomas De Gendt zo geobsedeerd is door valpartijen dat hij dikwijls naar filmpjes van spectaculaire crashes kijkt, verwondert Brouwers niet. “Vergelijk het met een kind dat bang is voor een horrorscène, de handen voor de ogen houdt, maar tussen zijn vingers toch naar de tv loert. Met zo’n dwangmatig gedrag – bijna een ritueel – zou hij absoluut moeten stoppen, want dat sorteert alleen een angstversterkend, zelfdestructief effect.

“Daarom laat ik een renner ook nooit beelden van zijn val zien, maar ook geen filmpje van een superdaler als Fabian Cancellara. Iemand oppeppen door te vergelijken – ‘Zo moet het’ – helpt ook niet. Angst is iets heel persoonlijks, dus moet je focussen op wat iemand kan en hoe hij zijn eigen potentieel maximaal kan benutten. Ik werk daarom vaak met schriftjes, waarin de renner alleen positieve ervaringen moet opschrijven: tijdens die training ging die afdaling goed, in die koers kon ik me in dat gaatje wringen, daar ging ik wel mee in de kop van het peloton… Alleen zo verdwijnen alle negatieve gedachten en raak je uit die neerwaartse spiraal.”

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Een beenbreuk is snel weer op te lappen, maar valangst kan iemand langer kwellen.”

“Ik laat een renner nooit beelden van zijn val zien, maar ook geen filmpje van een superdaler als Fabian Cancellara.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content