In de schaduw van Danny Boffin vormen ze een twee-eenheid op het middenveld van Sint-Truiden. Een dialoog tussen Peter Delorge en Wouter Vrancken.

Ook Sint-Truiden heeft nu een middenveld. Jarenlang was het daar een dorre plek, soms zag je Erwin Coenen passeren in een shirt van kameelharen, zwoegend, roepend in de woestijn, met de blik naar de hemel gericht, want daar vloog de bal. Als de nood alweer hoog was, pompte STVV zich in een verre vlucht vooruit, rechtstreeks van de spoorwegkant naar de Tiensesteenweg.

Voorbij. Zelfs het verdedigende middenveld heeft nu duidelijke gezichten : Peter Delorge & Wouter Vrancken. De ampersand tussen de namen is van belang : je zal al een kernsplitsing moeten uitvoeren om ze van elkaar te halen, daarvan dadelijk een bewijs of zeven. Zelfs aan de belediging dat ze lakeien van Danny Boffin zijn, gaan die twee met een glimlach voorbij.

Wouter Vrancken : Dat we voor hem moeten lopen, is logisch, hij kan het verschil maken. Maar in dienst van hem alleen ? Ik speel evengoed in functie van Bram Vangeel.

Peter Delorge : Ik hoef ook niet elke week in de krant te staan. Danny weet wie voor hem werkt, als hij dat achteraf openlijk zegt, ben ik al tevreden. Bij het einde van het vorige seizoen heeft hij ons in bijna elk interview vernoemd.

Vrancken : Danny is achteraf dikwijls de man van de match. Bijna automatisch denk ik dan dat wij zelf ook goed gespeeld hebben. Wij hebben niet de plaats in de ploeg waar we de laatste voorzet moeten geven of scoren of een beslissende actie maken.

Delorge : Wouter en ik lijken op elkaar. Allebei veel engagement, ervoor gaan, in de wedstrijd en op training. We trainen graag, ja. Op de dinsdagvoormiddag minder misschien, dan is het physical training : snelheid, coördinatie. Iets pittiger dan anders, maar heel erg nodig.

Vrancken : Iedereen zegt dan : het is weer dinsdagmorgen. Maar het steekt niet tegen, hoor.

Delorge : De trainers maken het interessant, het is niet voortdurend lopen, ze zorgen voor baloefeningen tussendoor.

Vrancken : Over het algemeen zijn de trainingen beter ingedeeld dan vroeger. De voorbereiding van het seizoen bijvoorbeeld is zwaarder, maar tegelijk ook juister opgebouwd. Jacky Mathijssen houdt rekening met je fitheid, hij zal je niet over de grens van je krachten heen sturen. De jaren daarvoor kwam ik altijd doodmoe uit het trainingskamp.

Delorge : Als hij merkt dat je vermoeid bent, geeft hij je de tijd om te recupereren. Toen de nationale ploeg laatst twee keer kort na elkaar moest spelen, hebben we het een week lang rustiger aan gedaan. Daarna was het weer even scherp trainen als ervoor.

Vrancken : Peter en ik hebben waarschijnlijk niet dezelfde kwaliteiten, maar dan toch hetzelfde karakter. Honderd procent voor onze kleuren, dat is onze ingesteldheid.

Delorge : Altijd even ernstig op het veld ook. In de kleedkamer minder, je haalt geregeld al eens een grap uit. Iemands kledij wegstoppen, water in zijn schoenen zetten of Reflexspray in zijn slipje verstuiven, dat begint na een tijd aardig te gloeien. Je weet wie je zoiets kan aandoen en wie niet, over het algemeen neemt deze groep die dingen heel goed op.

Vrancken : Wij kennen elkaar goed, ook buiten het voetbal.

Delorge : We zijn meer dan gewoon collega’s van elkaar, zeg maar vrienden. En zijn vriendin kent mijn vriendin goed. We hebben allebei een huis gekocht, daardoor heb je geregeld ook dezelfde gespreksonderwerpen.

Vrancken : Ik kan me niet voorstellen dat we ooit apart zullen spelen. Als de één vertrekt, …

Delorge : … gaat de ander gewoon mee. Daar moet de club die ons aankoopt, maar rekening mee houden. Ook buiten het voetbal hebben we dezelfde belangstelling. Film, tennis. In het tussenseizoen zeggen we wel eens tegen elkaar : wat zullen we doen ? Dat is dan tennis, zo eenvoudig is het.

Vrancken : Verder traint hij de duiveltjes van Mechelen-Bovelingen.

Delorge : En hij de miniemen van Aalst.

Vrancken : Ik help eigenlijk, de vriend van mijn zus is de echte trainer.

Delorge : Je leert ze een fatsoenlijke pas geven en dat ze niet blind naar voor moeten lopen, als ze in balbezit komen. En verder laat je ze zichzelf amuseren.

Vrancken : Plezier in het spel gaat boven alles. Als je ze iets wil bijleren, zijn het technische dingen. Fysiek niet. Een bal stoppen, schijnbewegingen maken, eenvoudige hoor, niet zoals Pereira ( lacht).

Delorge : Wat je vaak meemaakt, is dat ze trappen en tegen de grond gaan. En dan lachen. Je kan er niet kwaad om worden.

Vrancken : En als ze naar een wedstrijd zijn komen kijken, durven ze over een gemiste kans beginnen : wat heb je nu weer gedaan ?

Delorge : Of commentaar geven omdat ik weer een gele kaart heb gekregen.

Vrancken : En hij krijgt er veel. Niet altijd terecht overigens, vind ik. Vorig jaar kon je nog zeggen : Delorge geel, zijn stoppen zijn weer doorgeslagen. Maar dit jaar heeft hij volgens mij nog geen enkele zware fout begaan. En hoeveel heb je er nu al ?

Delorge : Zes.

Vrancken : Alsof ze hem zoeken. Twee daarvan waren terecht, denk ik, de andere niet. Ik begrijp het niet.

Delorge : Ik heb die reputatie zelf opgebouwd, maar je kan er blijkbaar niet zomaar af geraken. En je gooit je eigen karakter moeilijk overboord.

Vrancken : Vroeger had ik dat kaartenprobleem ook, nu een stuk minder. Het hangt ook samen met het feit dat we nu aanvallender spelen.

Delorge : We hebben allebei al op verschillende plaatsten gespeeld, links, rechts, achteraan, op het middenveld.

Vrancken : Toen Jacky Mathijssen kwam, heeft hij gezegd : dit is jouw plaats. In de voorbereiding op het vorige seizoen heeft hij dat al gesteld. Daar ben ik hem nog dankbaar om.

Delorge : Zenuwachtig ? Dat is Wouter nooit, geloof ik.

Vrancken : Bij hem ligt het anders, hij loopt altijd heen en weer, hij kan gewoon niet stil zitten. Te veel energie, denk ik. Toen we bij de nationale beloften speelden, kwam hij de kamer binnen, liep over de bedden naar het toilet, in plaats van rustig eromheen.

Delorge : We kennen elkaar al een hele tijd. Van op school al.

Vrancken : Hij heeft economie-moderne talen gestudeerd.

Delorge : En hij deed sport.

Vrancken : Daarna heb ik nog een jaar regentaat Lichamelijke Opvoeding gedaan, maar dat viel moeilijk te combineren. In de voormiddag volgde ik de cursussen, in de namiddag ging ik trainen, dat was de afspraak. Ik kreeg nog niet zoveel faciliteiten als Bram Vangeel later : in zijn geval hebben ze het uurrooster overlopen en gezocht wat hij niet kon missen en op basis daarvan zijn trainingsaanwezigheid bepaald.

Delorge : In de vijfde middelbare zijn we op skivakantie in Oostenrijk geweest. Met school, dat was St.-Aloysius in Zepperen.

Vrancken : Goeie sfeer, op de boerenbuiten, dus je had geen reden om te spijbelen, want er was niets in de omgeving. Poll Peters was onze leraar lichamelijke opvoeding, veeleisend, hij verschilde eigenlijk niet van de trainer die hij achteraf voor ons geweest is.

Delorge : Hij probeerde de dingen goed over te brengen, we hadden echt niet te klagen. Onder hem ben ik in de eerste ploeg gekomen.

Vrancken : Ik zat er het jaar daarvoor, onder Barry Hulshoff, al in. Onder Peeters deed ik de hele voorbereiding mee, maar toen het seizoen begon, stelde hij mij niet op. Ik heb dat jaar weinig gespeeld.

Delorge :Waar ik ook met veel plezier aan terugdenk, is het voetbal op de speelplaats. Elke middag. Wij speelden tegen de klas van Wouter, die één jaar hoger zat.

Vrancken : Ik zat in een klas die niet zo voetbalgezind was, wel sportief : er zat een goed turner in en een handballer, maar niet zoveel voetballers. En omdat wij laatstejaars waren, moesten we zelf veel organiseren tijdens de speeltijden.

Delorge : Ook bij de nationale beloften hebben we enkele wedstrijden samen gespeeld. Op het EK in Frankrijk stonden we de laatste match allebei op het veld, Wouter raakte geblesseerd en moest naar de kant. Ik herinner me dat ik dacht : waar blijft hij nu ? Na de wedstrijd hoorde ik dat ze hem naar het ziekenhuis afgevoerd hadden. Kuitbeenbreuk. Ik heb zijn ouders verwittigd en hem goed verzorgd.

Vrancken : Op dat punt vind je geen betere dan hij. We waren uitgeschakeld, de dag daarop zouden we vertrekken, dus ging iedereen die avond uit. Ik moest met mijn been omhoog liggen. Hij vroeg : Gaat het, moet ik niet blijven ? Ik zei : Ga maar. Hij weer : Ben je zeker ? Uiteindelijk is hij meegegaan met de anderen. Enkele uren later was Peter met de eerste groep terug.

Delorge : We voelen elkaar aan, ook op het veld. Praten we te weinig ? Was dat de kritiek van Mathijssen toen hij hier begon ?

Vrancken : Dat is verbeterd, denk ik. Je zou het hem moeten vragen. Als ik naar mezelf kijk, doe ik het zoveel mogelijk, niet alleen met Peter, ook met Danny Boffin bijvoorbeeld. Als Danny te veraf zit, moet je hem dat duidelijk maken, hij heeft een vrije rol, maar als we het moeilijk krijgen, moet hij terugvallen. Hij heeft overigens al eens laten horen dat hij die opmerkingen apprecieert.

Vrancken : Na de tactische bespreking gaan we bijna altijd ook praten met de trainer, natrekken of we hem duidelijk begrepen hebben. Meestal zegt hij : jullie spelen lang genoeg met elkaar, weten hoe het in elkaar zit, los het maar onder elkaar op.

Delorge : Op Standard krijgen we Moreira tegen, kleine, vinnige speler. Die is eerder voor mij. Wouter is rijziger en kopbalsterk, hij neemt de grote tegenstanders. Hij is ook beter in het weghalen van lange ballen, daardoor sluit hij iets dichter bij de verdediging aan. Ook daar praten we meer, zelfs Claude Kalisa zegt nu al dingen in het Nederlands : draai, kaats, alléén. Het is anders voetballen nu. Vroeger hadden we een duidelijke opdracht, ieder kreeg zijn tegenstander, nu delen we een zone.

Vrancken : Onder Hulshoff was het man tegen man. Op elke plaats. Je moest ervoor zorgen dat je gewoon beter dan die rechtstreekse tegenstander was. Logisch dat je dan nauwelijks praat met elkaar, er is geen aanleiding toe. Nu spelen we positiespel en moet je overnemen van elkaar.

Delorge : De bal komt eraan, we kijken naar elkaar en we weten het meteen. Hij ziet waar ik loop, met welke bedoeling, en omgekeerd weet ik uit de beweging die hij maakt, wat hij gaat doen. Zoals ik zei : we voelen elkaar aan.

Vrancken : We praten ook wel, hoor. Op Antwerp heb ik zelfs naar hem geschreeuwd. We stonden 1-3 voor, haalt hij opeens de bal op, maakt een één-twee, gaat diep, de hoek in. Na zo’n actie komt hij wel dadelijk terug, maar het is niet nodig dat hij dat doet. Als we op dat ogenblik een tegendoelpunt pakken, kunnen we alsnog in de moeilijkheden raken.

Delorge : Dat neem ik van hem. Omgekeerd zeg ik het hem ook.

Vrancken : Maar meestal is het geen roepen, meestal zeg je het gewoon.

Delorge : Het is niet dat ik op zo’n ogenblik, zoals op Antwerp, de zaak nog wil forceren. Het is gewoon dat je nog energie overhebt. En die wil je kwijt.

Vrancken ( lacht) : Wat heb ik gezegd ?

door Piet Cosemans

‘Danny weet wie voor hem werkt, als hij dat achteraf openlijk zegt, ben ik al tevreden.’ (Peter Delorge)

‘Honderd procent voor onze kleuren, dat is onze ingesteldheid.’ (Wouter Vrancken)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content