Op de Olympische Spelen in Athene had België geen zwemmers, straks in Peking zijn het er zeven. Maar het beste moet nog komen, zegt bondscoach Stefaan Obreno.

Zondag duiken Elise Matthysen en Glenn Surgeloose als eerste Belgen het olympische water in. Later volgen nog vijf landgenoten. Toen Stefaan Obreno (48) in september 2005 als Vlaams zwemcoach startte, was het opzet drie zwemmers meekrijgen naar China. “Hoewel: in mijn contract met de Vlaamse zwemfederatie staat: één of meer. Minister Anciaux heeft op de persvoorstelling gezegd: het moeten er drie zijn.”

Toen hij aan de slag ging, wist Obreno dat hij voor een moeilijke opgave stond. Na de gouden medaille van Frederik Deburghgraeve op de Spelen in Atlanta en het afscheid van Brigitte Becue viel België in het topzwemmen in een zwart gat. In de olympische selectie voor Athene zaten geen zwemmers. Obreno: “Ik vind: alleen onderontwikkelde sportlanden hebben geen zwemmer op de Spelen. Het debacle van 2004 mocht zich niet meer herhalen. Uiteindelijk is het doel dat tien Vlaamse zwemmers de Spelen van 2012 halen en dat onze zwemmers daar in de buurt van de finales komen.”

In Peking starten de twee Belgische bondscoaches in het zwemmen, Stefaan Obreno en Philippe Midrez, met een piepjong maar getalenteerd team. Voor hij aan de slag ging, was Bruggeling Obreno al eens Belgisch bondscoach op de OS in Atlanta in 1996. Van 1998 tot 2002 was hij zelfs Nederlands bondscoach. Met Nederland haalde hij in Sydney acht medailles. “Toch durf ik zeggen dat we qua structuur al een stap verder staan dan Nederland. Zij aarzelden lang om voor het systeem van topsportscholen te gaan, omdat ze vonden dat men kinderen langer in hun vertrouwde milieu moest laten, maar ik zie dat ze nu toch ook gaan starten met een topsportschool. Het verschil is dat zij supertalenten hebben. Stel dat de grenzen van België twintig kilometer hoger liggen, dan is Pieter van den Hoogenband uit Eindhoven een Belgisch toptalent. Hij is niet het resultaat van een systeem, hij heeft zichzelf gemaakt.”

Wat is dan wél het verschil?

Stefaan Obreno: “Nederland is een sportland. Belgen zijn tevreden als ze zich geplaatst hebben voor de Spelen, de Nederlander zegt na zijn kwalificatie: ‘Nu begint het.’ Uiteindelijk ligt het aan de begeleiders om die mentaliteit bij te schaven, minder snel tevreden te zijn. In Peking moet top zestien, dus halve finales, voor iedere zwemmer haalbaar zijn. Wie geen halve finales haalt, mag niet tevreden zijn. In 2012 gaan we niet meer mikken op halve finales, maar op finales. Daarom was ik ook tegen het delibereren van atleten die net de limiet niet haalden. Ik vind de normen van het BOIC rechtvaardig: wie in het zwemmen enkel de IOC-normen haalt, komt met moeite in de top 30. Het BOIC mikt op halve finales: daarom is het ook logisch dat de limiettijden van het BOIC op de wereldranglijst tussen plaats twaalf en veertien liggen. Wie wil gaan, moet dat aankunnen. Tevoren gaan roepen dat je jonge mensen moet meenemen, vond ik niet kunnen. Daarvoor heb je EK’s en WK’s. Ik denk niet dat iemand harder gaat zwemmen omdat je hem of haar naar de Spelen laat gaan.”

Twee jaar geleden zei je nog dat het al een mirakel zou zijn als drie of vier zwemmers Peking haalden. Het zijn er nu zeven, waaronder vijf Vlamingen. Heb je je miskeken op het aanwezige talent?

“Nee. De meeste Vlaamse zwemmers die zich plaatsten, komen uit de kernploeg waarmee we gestart zijn in 2005. Ze hebben me verrast in hun ontwikkeling, maar buiten Elise Matthysen zijn er geen nieuwe namen bijgekomen. Elise is van een jongere lichting, net als Glenn Surgeloose . Het WK in Melbourne was de ommekeer: daar zagen we dat de sporters die we toen volgden een stap hoger stonden dan we dachten. Mathieu Fonteyn zwom er een halve finale, Tom Vangeneugden haalde top zestien, Brian Ryckeman werd verrassend vijfde in het openwaterzwemmen. De laatste twaalf maanden, tussen het WK 2007 in maart in Melbourne en het EK in Eindhoven in april, gingen ze nog vooruit.

“De eerste die zich plaatste, was Elise Matthysen in januari, de anderen volgden op het EK in april in Eindhoven. We wisten dat het een race tegen de klok zou worden. Glenn Surgeloose haalde de limiet pas in juni, net voor de deadline.”

Wie had je nog in de selectie verwacht?

Kimberly Buys heeft de limiet niet gehaald. Ze kwam op het EK negen honderdste seconde te kort. Dan verwacht je dat ze die minimale progressie de volgende drie maanden maakt, maar dat is niet gelukt. In Nederland was het uitgangspunt: al wat in het zwemmen minder dan een tiende seconde te kort komt, nemen we mee. Maar ik klaag niet. Ik snap wel dat je ergens een lijn moet trekken. Ook Stef Verachten had ik verwacht, op de 200 meter vrije slag. Tot de Mare Nostrum ( zwemmeeting, nvdr) in Barcelona lag die nek aan nek met Glenn Surgeloose. Uiteindelijk plaatste de snelste zich.”

Schrijver-schilder

Wie had je niet in de olympische selectie verwacht?

“De Waalse zwemmer François Heersbrandt. Geen flauw idee wat we straks van hem mogen verwachten. Al wat ik in het verleden geleerd en gelezen heb hoe je het moet doen, doet hij niet. Het is een totaal andere aanpak, zoiets had ik nog nooit gezien. Zijn trainer is een schrijver-schilder. Een week voor het EK loopt die met een potlood achter zijn oor, zit een portret te tekenen terwijl de atleet zwemt, en plots roept de trainer iets, een technische tip. In een week tijd heb ik die man nooit met een chrono in de hand gezien. Voor het EK dacht ik dat het niets zou worden, maar Heersbrandt zwom daar wel de pannen van het dak en haalde zijn olympische limiet. François is een natuurtalent, hij traint een pak minder dan de doorsnee-atleet. Dat toont aan dat verschillende wegen naar succes leiden. Zijn aanwezigheid is voor mij en de hele Belgische delegatie een verrassing. Met zijn tijden moet die ook een halve finale kunnen halen.”

Yoris Grandjean, de andere Waalse atleet, is geen verrassing?

“Yoris is de meest getalenteerde van de jongens. Samen met Elise Matthijssen moet hij in 2012 in de buurt van een medaille kunnen komen. Zijn probleem nu is dat hij uitkomt op de sprintnummers, tussen sterke, ervaren beren. In feite is hij nog te jong voor dat nummer. Pluspunt is dat hij in Antibes traint met een topper als Alain Bernard. In Crisnée had hij wel een goeie trainer, maar daar zat hij toch maar alleen. Als je beter wilt worden en je wilt meten met de beste sprinters train je ook beter samen. Dat hij in een sportfamilie opgroeide, als zoon van een handbalinternational en kleinzoon van een eersteklassevoetballer, was een pluspunt. Yoris is ook een vechter, iemand die niet kan verliezen, ook niet in een spelletje kaarten.”

Wat is Mathieu Fonteyn waard?

“Mathieu was al finalist op het EK 2005. Op 2006 na heeft hij elk jaar een stap hoger gezet. Nu staat hij vijfde op de Europese ranglijst. Als ik de deelnemerslijst voor de Spelen zie, zit hij tussen de twaalfde en veertiende plaats. Een halve finale zit er zeker in. Je moet weten: 70 tot 80 procent haalt zijn beste niveau niet op de Spelen, door de druk. Als je je atleten zo kan pu-shen dat ze bij die 30 procent zijn die dan hun beste dag ooit hebben, kan je een eind opschieten in de ranking. Een voorbeeld: qua inschrijvingstijd was Glenn Surgeloose op de Mare Nostrum 30ste, maar hij eindigde wél vierde. We moeten van onze sporters verlangen dat ze, als ze naar het beste toernooi in het jaar gaan, daar hun beste prestatie ooit neerzetten. Welke plaats dat oplevert, is dan minder belangrijk. In 2000 wordt Van den Hoogenband tegen Ian Thorpe olympisch kampioen, maar ik ben zeker dat, als hij twintig keer tegen Thorpe zwemt, hij negentien keer verliest. Maar om die ene keer is het te doen.”

Waarom lukte het hem daar dan wel?

“Mentaliteit, goeie voorbereiding, de beste tactiek. Op het niveau van onze zwemmers telt dat nog niet, wij moeten het nog hebben van onze beste prestatie ooit. Op het EK konden we onze zwemmers nu al zeggen: in de reeksen nog niet voluit gaan. Maar in de halve finales moeten we wél vol gas geven.”

Waarom haalde Glenn Surgeloose het van Verachten?

“Hij is het afgelopen jaar enorm gegroeid, als zwemmer volwassen geworden. Vroeger zei men: die kan alleen goed zwemmen in Antwerpen en Wachtebeke. Zodra hij niet meer rond de kerktoren zwom, was het al een stuk minder. Omdat we moeilijk de Spelen naar Antwerpen kunnen halen, moesten we daar iets aan doen. Op de Mare Nostrum in Barcelona, waar zijn persoonlijke trainer niet was, toonde hij dat hij een resultaat kan neerzetten buiten zijn vertrouwde omgeving. Als Glenn een halve finale haalt, mag hij tevreden zijn. In feite is hij iemand voor 2012. De eerste Spelen kijk je wat er gebeurt, scoren doe je op de volgende Spelen.”

Wat doet Tom Vangeneugden straks?

“Elk toernooi zwemt die wat van hem verwacht wordt: Tom stelt nooit teleur. Hij traint nu in Eindhoven bij PSV. Op dit moment konden we hem niets anders aanbieden: hij studeert aan de VUB, zijn trainer was gestopt. Omdat hij daar in groep kan trainen, heeft hij een enorme sprong gemaakt. Ik denk niet dat hij, als hij in België gebleven was, even hard had gezwommen als nu. Soms is het goed om andere lucht op te snuiven. Dat doet men ook in voetbal en wielrennen. In het zwemmen gebeurt dat nog te weinig. Hij moet goed zijn voor een Belgisch record, misschien een plaats in de top twaalf.”

Brian Ryckeman kende je al langer.

“Het laatste jaar voor ik naar Nederland trok, kwam Brian over van Oostende naar Brugge. Zijn oorspronkelijke afstand was 1500 meter, waar hij in tweestrijd zat met Tom Vangeneugden. Uiteindelijk voelde Brian dat hij aan zijn limiet zat, terwijl Tom nog kon doorgroeien. Brian zou wel eens de grootste verrassing kunnen worden, omdat hij op de wereldbekers getoond heeft dat hij kan meedoen voor de ereplaatsen. De zwemmers tussen plaats drie en plaats vijftien zijn elkaar immers waard. Om zich te plaatsen moest Brian de top twaalf halen op het WK 2007 in Melbourne. Uiteindelijk werd hij zesde, maar nummer drie lag amper drie meter voor hem. Op tien kilometer is dat niets. Wij mikken in Peking op een plaats bij de eerste zestien: hij kan zestiende worden, maar ook dicht bij een medaille komen. Daar moeten we een tactiek voor uitdokteren: hoe moeten we hem de laatste kilometer sturen, want hij heeft niet de eindjump van een Tom Boonen. Brian mikt dus iets hoger dan een halve finale, maar hij gaat dat zelf niet zeggen: het is een West-Vlaming, hé.”

In deze selectie zit maar één meisje: Elise Matthysen.

“In de aankomende groep zitten meer meisjes. Elise is een van de grootste talenten die eraankomt. Ze is technisch goed, sterk, heeft met Ronald Gaastra een goeie trainer. Zij is niet echt een grote verrassing, maar ze is jong en zal straks nog een stuk harder kunnen. Ze moet top zijn in 2012. Nu moet ze de halve finales halen. Een finale is nog te hoog gegrepen.”

Tien Vlaamse zwemmers

De grote resultaten verwacht je in 2012.

“Daar moeten we tien Vlaamse zwemmers op de Spelen hebben, én een paar finaleplaatsen. Op voorwaarde dat we nog verder investeren in de opleiding van topcoaches die ook voltijds met de zwemmers bezig kunnen zijn. Dat is ook het probleem in Wallonië, waar je twee goeie trainers hebt en verder niets: goeie trainers detecteren talent en doen er iets mee. Heb je geen trainers, dan gaat veel talent verloren. Het heeft ook met middelen te maken. In Vlaanderen wordt drie keer zoveel geld in het zwemmen gestopt als in Wallonië.”

Is de spectaculaire ommekeer in Vlaanderen jouw verdienste?

“Dat er nu al vijf Vlaamse zwemmers gaan, is grotendeels de verdienste van topsportcoördinator Lode Grossen, die in 2004 aan de slag ging. Toen hij begon, was het beleidsplan zwemmen twee pagina’s. Er was geen structuur, het zwemmen moest het hebben van witte raven, talent dat spontaan kwam bovendrijven en dat het geluk had bij een goeie trainer te belanden. Nu is het beleidsplan een heel boek. Lode heeft een visie uitgeschreven en bij de overheid centen bedongen. De mazen van het net zijn gedicht, zodat er weinig talent verloren gaat. Onlangs zei Vlaams topsportmanager Ivo Van Aken nog dat de zwemliga in vier jaar deed waar de gymnastiek- en de tennisfederatie tien tot twaalf jaar voor nodig hadden.”

Wat heb je eigenlijk in Nederland geleerd?

“In team werken en als een team functioneren. Als bondscoach werkte ik samen met vijf trainers die betaald werden door de zwembond, en een kader van 30 tot 35 goeie zwemmers. Je leerde er van elkaar: om de twee weken gooide iedereen zijn trainingsschema’s op tafel en mocht iedereen daarop schieten. Trainers waren geen concurrenten van elkaar. In Sydney waren we met Nederland het derde zwemland qua medailles, na de VS en Australië.”

Jouw contract loopt af in december.

“Ik wil graag doorgaan, omdat ik voel dat ik nog niet klaar ben. Vergeet niet dat wij met het zwemmen pas in 2004 begonnen met onze topsportscholen. Meer dan 80 procent van de jeugdzwemmers die medailles behalen op nationale kampioenschappen, zitten bij ons op school. Geef ons wat tijd. Ik bedoel: in 2000 had België geen zwemmers, nu zijn er zeven. In 2012 gaan we op ons beste niveau ooit zijn.”

door geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content