Het ligt niet in ’s mensen aard in de regio van La Louvière om uitbundig te zijn. Het economisch verval liet daar ook weinig reden toe. Maar wat als vanavond in Portugal Benfica voor de bijl gaat ? Op stap in een stad.

Of er stilaan weer leven komt in La Louvière ? De laatste jaren wel, zegt de uitbater van La Cuisine, de opvolger van het restaurant dat Enzo Scifo uitbaatte in het centrum van de stad. Trots toont hij een lovende bespreking in Le Soir, waar hij als enige brasserie figureert tussen een paar dure restaurants en talloze pizzeria’s. Eethuizen uit de middenklasse ontbreken, want er is geen cliënteel voor. Het restaurant ligt pal tussen twee straten die illustreren hoe het La Louvière tegelijk goed en slecht vergaat. In de rue Hamoir, de lange en brede centrale straat, staat één op drie huizen te huur of te koop. Om de hoek, in de autovrije rue Albert I, zeg maar : de Nieuwstraat van La Louvière, is het gezellig druk. Geen leegstand hier, en of meneer nog een warme wafel had gewild ?

Beneden aan de rue Hamoir is het maar een paar honderd meter tot Tivoli, het stadion van La Louvière. De accommodatie ziet er nauwelijks anders uit dan bij de inauguratie in februari 1972. Een profclub onwaardig. Als het regent, staan de bezoekende supporters (maar ook een deel van de thuisaanhang) op de onoverdekte gradins in de regen, want om veiligheidsredenen zijn paraplu’s verboden in het stadion. Het comfort is er met maximaal 2500 zitplaatsen minimaal en de vips zitten opeengepakt in een geïmproviseerde tent. Bestuurders die er een zeldzame keer in slagen hun vrouw mee naar de wedstrijd te krijgen, manen hun eega’s voor het vertrek aan nog even naar het toilet te gaan, want in het stadion is dat niet evident. Veel van de aanhangers zijn oudgedienden die nog de vorige periode van La Louvière in eerste klasse meemaakten. Op de vraag wat de jonge mensen uit de streek dan doen op zaterdagavond, antwoordt een plaatselijk journalist cynisch : “Je auto leeg stelen op de parking.”

Ook de faciliteiten voor de spelers zijn minimaal. Een spelershome is er niet, maar gebukt gaan de meeste spelers niet onder de bescheiden werkomstandigheden. Op een paar jonge Afrikanen na keren de meesten na de training meteen huiswaarts. Dat is : richting Noord-Frankrijk of Vlaanderen, ver weg van de grauwe realiteit van alledag in de Borinage.

De enige uitzondering is Frédéric Tilmant, een kind van de streek. Tilmant woont in Levois, op tien kilometer van La Louvière. Tilmant is er trots op dat hij een symbool is voor de regio. Als hij invalt, weerklinkt er geen beleefd applaus, maar wordt hij stormachtig toegejuicht. Tilmant maakt deel uit van een carnavalsgroep in Binche, waar hij ooit zijn voetbalcarrière begon. Op een kort verblijf in Frankrijk na voetbalt hij sinds 1991 voor La Louvière, waar hij straks zijn actieve loopbaan wil afsluiten.

“Als ik op het terrein kom,” zegt hij, “vertegenwoordig ik de mensen van hier. Ik wil een ambassadeur voor ze zijn, ze laten zien wat je met doorzettingsvermogen kan bereiken. Vroeger had je nog jongeren van hier, maar Jonaitis, Bryssinck en Delière zijn weg. Na een match gaan de meeste spelers naar huis, maar ik blijf altijd een paar uur hangen. Als een supportersclub voor een activiteit om de medewerking van spelers vraagt, vragen ze altijd eerst naar mij. Ik doe alles : verjaardagen, trouwfeesten, noem maar op. Mijn vrouw vraagt me wel eens wanneer ik eens nee ga leren zeggen. Maar dit is niet alleen mijn werk, dit is mijn club en mijn leven.”

Tilmant is La Louvière dankbaar voor de kansen die hij er kreeg. Daar wil hij iets voor terugdoen. “Toen ik in 1991 tekende in derde klasse, stelde ik voor mezelf doelen. Samen met de voorzitter droomde ik eerst van tweede, dan van eerste klasse. Vijf jaar geleden droomde ik van Europees voetbal en een vernieuwd stadion. Het eerste beleven we nu, aan het tweede beginnen ze straks. Daarna kan ik tevreden de schoenen aan de haak hangen. Dan heb ik de jongeren hier bewezen dat je met keihard werken een uitdaging waar kan maken. Ik ben daar een goed voorbeeld van, want het allergrootste voetbaltalent ben ik niet.”

Al in de jaren zeventig woonde Tilmant trouw de thuismatchen van La Louvière bij en vergaapte hij zich aan de exploten van Guy Dardenne en Michel Wintacq. Ook toen was La Louvière hooguit een meeloper, maar toch een symbool voor de streek. Hier supportert men niet voor Charleroi. Charleroi is anders, groter vooral, en ze kijken er neer op de mensen van le Centre, die zich bijgevolg vanzelf een beetje minderwaardig gaan voelen. Toen hij als kind naar Tivoli trok, gebeurde dat nog in een vrolijke stemming. “Werkloosheid bestond niet, iedereen had werk en dus geld om uit te geven. Er was weinig ontspanning buiten het voetbal. Op zaterdagavond spraken de mensen af aan het stadion, Tivoli was meer een sociaal centrum dan een voetbalstadion. Het leven was hier nog goed in de jaren zeventig, al ging het geleidelijk bergaf. De fabrieken sloten de deuren, de mensen hadden geen geld meer en ook de voetbalclub zakte weg. Weet je, het probleem hier is dat men te snel de armen laat zakken. Ik mis het dynamisme om een slechte situatie om te keren.”

In Vlaanderen sijpelden de voorbije dertig jaar alleen negatieve berichten door over la région du Centre, zoals de hele Borinage heet. Tot de jaren vijftig spoorden nog talloze Vlamingen naar hier om er in de steenkoolmijnen en later de metaalfabrieken hun dagelijks brood te verdienen. Tot 150 jaar geleden was La Louvière een gehucht van het veel grotere dorp Sint-Vaast. Pas toen de steenkool ontgonnen werd en de spoorweg en het kanaal Brussel-Charleroi de streek ontsloot, kwam het naar een wolvennest genoemde gehucht tot bloei. In 1869 werd het een zelfstandige gemeente en pas na de Tweede Wereldoorlog (in 1954) kreeg het een eigen wapenschild en stadsrechten. In de elf deelgemeenten samen wonen 76.500 mensen, de kernstad La Louvière zelf telt iets meer dan 20.000 inwoners. Eén op vier mensen in de regio heeft nog altijd de Italiaanse nationaliteit, wat ex-speler Domenico Olivieri, zelf een Italiaan, wel eens de vergelijking met Genk en omgeving deed maken. De oude barakken waar de Italiaanse gastarbeiders na de oorlog tijdelijk werden ondergebracht, zijn nog altijd een bezienswaardigheid.

Tot het eind van de jaren zestig was dit één van de welvarendste regio’s in Europa, verzekert burgemeester Willy Taminiaux, leider van een homogeen PS-kabinet. Op zijn bureau hangt een vaantje van de plaatselijke voetbaltrots. Puur opportunisme is dat niet : al lang voor hij in 2001 de burgemeesterssjerp omgordde frequenteerde Taminiaux het stadion.

Aan het stadhuis op de Place Communale wappert een Portugese vlag, het enige in het stadje wat nog refereert aan de memorabele thuismatch tegen Benfica. Die vond dan wel plaats in het grotere Stade du Pays de Charleroi, maar de ontvangst van de Portugese clubleiders gebeurde in La Louvière. De fiere burgemeester geeft toe dat ze in Benfica nog nooit van La Louvière hadden gehoord. “Op dit moment zijn de voetbalclub en haar prestaties van de laatste maanden ons voornaamste visitekaartje. Want hier mogen dan wel de laatste jaren allerlei positieve zaken gebeuren, buiten de eigen regio weet men dat niet. Als ik Vlamingen op bezoek krijg, moet ik veel vooroordelen wegnemen.”

Het gaat nog altijd niet goed in de regio, geeft Taminiaux toe. “De werkloosheid ligt nog steeds boven 20 procent, maar zo erg als men het in Vlaanderen wel eens voorstelt, is het al lang niet meer. We hebben veel verloren : de mijnen, de metaalverwerkende nijverheid, de textielbedrijven. In dertig jaar tijd verdwenen er in deze regio zestigduizend arbeidsplaatsen.”

Sinds een paar jaar krabbelt de regio weer recht. De vijf nieuwe industriezones zitten vol met nieuwe KMO’s en zijn aan uitbreiding toe. Dat heeft te maken met de gunstige ligging. Net buiten de stad kruist de E19, die Brussel met Parijs verbindt, de E42 (Parijs-Luik-Keulen).

Willy Taminiaux begrijpt dat de voetballiefhebber liever zou zien dat de gemeente investeert in het verouderde stadion, maar dat ligt niet simpel. “Omdat wij maar een kleine stad zijn”, legt hij uit. “We hebben het niet breed : we staan onder financiële curatele en moeten besparen. Dat wil zeggen dat de Waalse overheid er streng op toeziet dat we niet meer uitgeven dan we krijgen.”

Investeren in de vipruimte zodat de club haar commerciële inkomsten kan verhogen, is volgens de burgemeester geen taak voor de stad. Maar hij wil het koste wat het kost de club binnen de stadsgrenzen houden en daar de prijs voor betalen. “Op de gemeenteraad is een akkoord bereikt over de aanpassing van het stadion. Samen met het Waalse Gewest zullen wij dat betalen, ieder de helft. Anders krijgt de club straks haar licentie niet.”

Tot 2002 konden steden in Wallonië aanvragen voor nieuwe infrastructuur indienen. Terwijl Bergen dat deed voor drie sportaccommodaties (waaronder een nieuw stadion), concentreerde La Louvière zich in de eerste plaats op een nieuw zwembad dat twee verouderde installaties moet vervangen. Omdat het project vertraging oploopt wegens grondvervuiling, mag men het vrijgemaakte geld nu aanwenden voor de verbouwing van Tivoli. Concreet betekent dit dat de staanplaatsen worden overdekt en het aantal overdekte zitplaatsen wordt verdubbeld tot 5000.

“In Genk worden jonge mensen naar het stadion gezogen”, zegt Frédéric Tilmant. “Er gebeurt daar van alles, het is er gezellig. Hier ontbreekt dat. Men durft niet ambitieus te zijn. Ze vinden het fantastisch dat we tegen Benfica spelen, maar geven het maar schroomvallig toe. Niemand durft er zelfs maar van te dromen dat we hen zouden uitschakelen. Ook voor de bekerfinale was er niets voorzien in de stad.”

Burgemeester Taminiaux geeft toe dat er pas laat op de avond van de bekerfinale een feestje werd geïmproviseerd op het stadhuis. “Maar de volgende dag hebben we het overgedaan. Weet u : wij kunnen best vieren en heel uitbundig zijn. De hoogtepunten in La Louvière dit jaar zullen voetbalhoogtepunten zijn.”

“Wij brengen de mensen weer aan het dromen”, vat Tilmant het samen. “Alleen daarom al mogen we niet falen tegen Benfica.”

door Geert Foutré

‘Dit is niet alleen mijn werk, dit is mijn club en mijn leven.’ (Frédéric Tilmant)’De hoogtepunten in La Louvière dit jaar zullen voetbalhoogtepunten zijn.’

(De burgemeester)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content