‘De zelfcorrectie en het rotatiesysteem dat Anderlecht vorig seizoen doorvoerde, geeft de club een voorsprong. Maar als wij in de eerste ronde de schade beperken, doen we mee. Ik verwacht een zeer sterke tweede ronde van Club Brugge. ‘ Jacky Mathijssen is strijdvaardig bij de start van het nieuwe seizoen.

Iets vroeger dan normaal beëindigt Club Brugge dinsdagochtend de training. Niet dat er nu met de competitiestart in zicht plots minder lang wordt geoefend, er werd alleen iets vroeger begonnen. Aanleiding : de dag voordien kwam één speler te laat. Liever dan bemiddelde voetballers met een weg te lachen boete van een paar tientallen euro te straffen, past de coach een ander correctiemiddeltje toe. ’s Anderendaags een halfuur vroeger aan de slag. Bij recidivisme komt daar telkens een halfuur bovenop. Zijn record, zegt hij, ligt op een start om zeven uur ’s ochtends. Hij alleen beslist wanneer opnieuw van ‘nul’ af aan wordt begonnen, afhankelijk van de signalen die de groep op training geeft.

Als een mens wordt beïnvloed door de omgeving waarin hij opgroeit, wat hebt u dan meegekregen van opgroeien aan de Maaskant ?

Jacky Mathijssen : “Ik schijn de typische kenmerken van een Maaskanter te hebben. Wij zijn mensen die proberen de dingen die gedaan moeten worden, goed en gedisciplineerd te doen, maar ook mensen die alles van zich af kunnen zetten en genieten. En als het even kan, zullen we ook amusement brengen in die discipline. Maaskanters jennen ook graag, steuken noemen wij dat. Alert zijn, mensen prikkelen. Als je mensen wil meekrijgen, moet je altijd opmerkzaam zijn. Dat vat ons karakter wel samen.

“De omgeving bepaalt je ook, denk ik. Wij hebben leren leven met de dreiging van water en overstromingen. Ik heb dagen gekend dat we in de verte keken en zeiden : nu hebben we nog drie uur voor het water hier aan de deur staat, we moeten beginnen opruimen. Zonder paniek. Dat gaat natuurlijk wel om een verwachte tegenslag, wat de mensen hier in West-Vlaanderen vorige week overkwam, na een onweer, dat is onverwachte tegenslag. Ik heb leren anticiperen. Voorzien, gevoelens opnemen, weten wat er leeft binnen een groep, dat zijn dingen die in mijn koffertje uit de Maaskant blijven zitten. (grijnst) Ook al weet ik lang niet alles, als ze maar denken dat ik het weet.”

Uw vader verrichtte nachtwerk in de mijn en hielp ook nog eens uw moeder met ijs verkopen. Een zekere werkethiek is u dus niet vreemd. Drie uur lang trainen op stage, daar schrokken ze van.

“Dat was destijds een bewuste keuze van mijn vader, die zich altijd engageerde om mijn zus en mij een beter leven te geven. Die man werkte heel graag. Hij trok de mijn in op zijn zestiende en ging met pensioen op 41. Ik herinner me dat hij weende toen hij stopte.”

Uw vader en moeder komen beiden uit een relatief grote familie. U hebt zelf een diploma pedagogie. Helpt ook dat in het ‘sturen’ van een groep ?

“Wat ik leerde van mijn vader, is dat in een grote familie altijd mensen dichter bij mekaar liggen dan anderen, simpelweg omdat ze mekaar liever hebben. Dat sommige mensen meer geluk hebben dan anderen. Dat er spanningen zijn. Uiteindelijk tref je diezelfde verhoudingen ook aan in een ploeg. Mijn vader was iemand die nergens grote problemen had en binnen de familie eerder gold als een consensusfiguur. Ik probeer dat ook te zijn hier, ik wil hier voor niemand meer of minder een vriend zijn. Ook binnen mijn familie liet ik nooit voorkeuren blijken, eigenlijk heb ik zelfs altijd wat buiten de familie geleefd.”

Supergeluk gehad

In welke zin heeft uw passage als trainer van STVV u gevormd ?

“Ik vind dat ik daar de perfecte leerschool doorliep om deze stap te zetten. Bij Sint-Truiden werkte ik met jongens die niet alleen allemaal dezelfde taal spraken, maar ook dezelfde achtergrond hadden. ClaudeKalisa en DésiréMbonabucya waren wel Afrikanen, maar negentig procent kwam uit dezelfde streek. Ze kenden mekaar van bij de jeugd. Met Danny Boffin kwam er bovendien iemand bij die wat extra’s bracht. De nieuwe, onervaren trainer die ik was, kon zich uitleven in het sportieve. De rest was al in orde : een kleedkamer, een dominante kapitein, autoriteit, een hulptrainer, een sportieve baas die de lijnen uitzette op langere termijn.

“Na een aantal weken stelde ik een 4-3-3 voor, dat was nog nooit gebeurd in Sint-Truiden. Daar gold jaren 4-4-2 als de norm, lange bal naar voren, veroveren, rennende mensen … Ze lieten me doen en het eerste jaar pakten we 53 punten, een clubrecord. Het tweede jaar 60, met een bekerfinale erbovenop.”

Bij Charleroi maakte u dan weer van een heterogeen gezelschap een stevig geheel, een stabiele subtopper.

“Ze stonden onderin toen ik voor hen tekende. Ik hoor het de voorzitter, Abbas Bayat, nog zo zeggen : ‘We zijn dood, doe maar.’ Na lang aandringen en een gesprek met Robert Waseige heb ik geaccepteerd. Gelukkig hebben we de situatie kunnen rechttrekken. Een supergeluk voor mezelf ook, want wie weet wat er mij in de tweede klasse was overkomen. Die reeks ken ik totaal niet, ik kan me niet voorstellen dat ik daar een even goeie coach kan zijn. Wat kan ik daar van mensen vragen ? Hoe ver kunnen die gaan ? Tegen wie speel je ?”

Meent u dat nu ? Hangt het goed of slecht kunnen coachen af van de afdeling ?

“Ik denk niet dat ik een trainer voor tweede ben. Ik heb een zeer goeie kijk op wat ploegen als Sint-Truiden of Charleroi nodig hebben in de eerste klasse om niet in de problemen te komen. Als speler heb ik ook altijd in dit soort van teams gevoetbald. Je moet voorin dit hebben, achterin dat, een paar lopers, bepaalde dingen op de flank …”

Zegt u nu dat er een sjabloon bestaat om het in de eerste klasse te redden ?

“Dat denk ik wel, ja. Op een bepaald moment ging het er vorig jaar in Charleroi heel speciaal aan toe. Het leek of ze aan de uitverkoop waren begonnen, er werden immense bedragen op de hoofden van de spelers gezet en ze leken de hele ploeg te kunnen verkopen. In een opwelling heb ik toen gezegd : ‘Als het zo zit, maak dan iedereen duidelijk wat de bedoeling is en verkoop ze allemaal. Ik haal wel anderen binnen en we worden vijftiende.’ Ik maak me sterk dat je een ploeg op zo’n manier kan opstellen dat je geen drie keer op rij verliest en regelmatig een wedstrijd wint. Misschien niet direct van in het begin, maar wel gaandeweg.”

Zoals het hoort

U hebt er langzaam omgeschakeld van een defensief Charleroi naar een aantrekkelijk voetballende ploeg. Dat tekent uw flexibiliteit als trainer.

“Vanuit een 4-3-3 terug naar een 4-4-2. En ik moet zeggen dat ik daar leerde hoe belangrijk scouting, profielen en contacten zijn. Wie de informatie haalde, Mogi Bayat of Raymond Mommens, maakte niet uit. Maar als wij voelden dat we nood hadden aan een bepaald type en die informatie doorspeelden, dan hadden we enkele weken later al iemand. Zeker in twee op de drie gevallen was het raak. En daardoor gingen andere mensen op hun beurt beter spelen.

“Ik geef toe dat wij in het eerste jaar vooral een defensieve, ambetante ploeg waren. Dat werd enigszins geaccepteerd omdat het rendeerde. Toen dat rendement in het tweede seizoen verminderde, kreeg ik de rekening gepresenteerd. Echt druk heb ik me daar nooit om gemaakt, omdat je jezelf toch moeilijk kan verdedigen. Je kan het proces van een verandering alleen uitleggen aan iemand die een club op de voet volgt. In Vlaanderen zagen ze Charleroi alleen aan het werk tegen een topclub en daar is het voor onze ploeg sowieso moeilijker. We hebben bijgestuurd, volhard en vorig jaar konden we tonen dat we gelijk hadden.”

Heeft Abbas Bayat gelijk als hij nu zegt dat de ploeg onder u een prijs had moeten pakken en dat Charleroi in de toekomst kampioen kan worden ?

“Ik denk dat hij vergeet dat hij heel goeie spelers laat werken in amateuristische omstandigheden. Dat je nood hebt aan meer dan vijftien mensen als je prijzen wil pakken. Ik kan zijn redenering begrijpen en hij mag ze uitroepen, maar hij mag niet verwachten dat de trainer ze herhaalt. Dat heb ik bewust nooit gedaan, omdat ik er op afgerekend zou worden en ik vond dat het onmogelijk was om verder te kijken dan de vijfde of de vierde plaats. Ik legde intern al zo veel druk dat nog wat meer te veel was geweest. Daarom vrees ik dat Charleroi per definitie een mislukt seizoen tegemoet gaat.”

Je kan een lat zo hoog leggen dat je er grandioos onder springt.

“Dat verdienen die jongens niet. Ze moeten gefeliciteerd worden met een prestatie, niet verweten dat ze maar tot hier of daar zijn geraakt.”

Hier kreeg u bij het begin van de trainingen zowat al uw spelers ter beschikking, op François Sterchele na. Een droom ?

“Dat is iets wat in het voetbal haast niet meer bestaat. Eigenlijk werkt Brugge zoals het een topclub betaamt. Eerst binnenhalen en dan zien. Niemand moet nog weg, velen mogen. Zo raak je vooruit, anders loop je de feiten achterna, maakt de tijdsdruk je gek en beginnen allerlei mensen zich te moeien.”

De transferperiode loopt ook nog even. Mag er nog iets bij ?

“Ik vind dat deze club al knap werk leverde, maar wel nog op zoek moet naar een linksvoetige aanvaller die linksbuiten kan spelen, om me de kans te geven een 4-3-3 te spelen. Die is nu niet voorhanden, of je moet Jonathan Blondel daar posteren en dat lijkt me eerder een noodoplossing.”

Keuzes maken

U kent François Sterchele van vroeger, noemde hem in interviews al een heel intelligente speler die u weinig moet leren. Vond u het intelligent om in een Rolls naar contractbesprekingen te komen ?

“Neen. Maar dat idee kan niet van hemzelf zijn. Ik had in zijn plaats de kracht gehad om er niet in te stappen, ik begrijp eigenlijk niet goed waarom hij het toch deed. Het lijkt me niet iemand die je iets tegen zijn zin kan laten doen. Maar goed, je kan door omstandigheden in een situatie terechtkomen waarin je niet de juiste beslissing neemt. Dat gebeurt op het veld ook. Daar heeft hij – en in dat idee word ik gesteund door alle mensen die met hem werkten – net iets meer feeling om oplossingen te zoeken, denkt hij aan dingen die verdedigers ontgaan of vindt hij ruimtes die anderen niet zien.”

Bent u het eens met de vaststelling dat er meer scorend vermogen is ?

“Ik dacht van wel, want alleen Manasseh Ishiaku is vertrokken. Ik vond hem een zeer interessante speler, zeer sterk, maar ik werd intern snel duidelijk gemaakt dat het moeilijk zou zijn om zijn contract te verlengen.”

Er is ook meer scorend vermogen nodig vanuit de tweede lijn, want dat bleef vorig seizoen wat achterwege.

“Dat denk ik ook, maar wil het eerst nog zien. We zitten nog volop in de groeifase. Er spelen wat mensen in een andere rol dan ze gewend waren, anderen komen uit een jaar dat niet hun beste was. Overal, maar zeker op het middenveld moet het nog veel beter.”

Mist u daar niet wat snelheid ?

“Waar bedoel je ?”

“Ik wil op die posities voetballend vermogen en infiltraties als het kan. Snelheid heb je buitenom en binnendoor nodig. Wat ik veranderd wil zien op het middenveld, is dit : veel meer balvastheid, veel meer vooruit spelen, veel meer juiste passes en een beetje minder alibipasses in de breedte. Als je hoger de bal wil recupereren, moet je daar ook beter gebruik van maken. De tweede bal moet een bal vooruit zijn.”

U hebt een heel grote kern, dat wordt ‘beheersen’.

“Keuzes maken, ja. Uit winnen bij Lokeren of Anderlecht is anders dan thuis winnen van Sint-Truiden of Bergen. Ik hoop dat de groep dat kan accepteren. Tegenstander, vorm en het plan van de trainer zullen maken dat de ene keer dit type speelt en de andere keer een ander type. Je moet geen vast elftal tussen de lijnen brengen, maar wel een vaste gedachte. Spelers moeten weten : ‘Oei, nu is de tegenstander dat soort van ploeg, wellicht is het dan aan mij.’ Dat soort van omstandigheden hoort niet alleen bij Anderlecht, maar ook bij deze club, want anders schieten we weer tekort als de omstandigheden wat veranderen. Hier hangen foto’s van tien, vijftien jaar geleden. Daar stond inderdaad maar veertien man op. Wil je terug naar die periode ? Wie andere ambities heeft, kan die zonder problemen aan mij kwijt.”

Doorbijten

Antolin Alcaraz maakte in de voorbereiding wat foutjes die goals kostten. Moet dat uit zijn spel ?

“Absoluut. Ik zal hem laten weten dat wij een zo offensieve, dominante gedachte in ons team willen krijgen dat een aantal mensen puur defensief moet denken. De twee stoppers én de verdedigende middenvelder zijn drie defensieve sleutelposities die altijd gestoffeerd zullen worden met mensen die verdedigen als hoofdtaak meekrijgen. Dan kan de rest zich verdienstelijk maken met het voetbal dat we willen zien. Dat wordt oppikken voor hem, dit is Brugge en niet Beira Mar. Voetballend vermogen is mooi als je wordt gedwongen om het te gebruiken. Maar het dient niet om het te showen in die positie.”

Welke dingen hebt u nog niet gevraagd ? Er is bijvoorbeeld geen hoge pressing.

“Vraag ik wel, maar het komt er nog niet uit zoals ik het wil. Wat ik ook nog niet zie, is scherpte om duels te winnen. We komen nog niet aan vijftig-vijftig, terwijl ik in duels naar zeventig-dertig wil evolueren. Dat komt omdat het nog maar voorbereiding is en omdat ze nog aan de manier van trainen moeten wennen. Langer, zwaarder, moeilijker, op het randje van het toelaatbare. Als je beter wil worden, hoort karakter en doorbijten erbij. Het is voor mij ook nog wat zoeken hoever ik kan gaan. Ik heb wat randgevallen aan de hand, lichte blessures, ook door de hoge belasting. Ik ben redelijk ver gegaan, dat geef ik toe. Maar dat hoort er nu eenmaal bij. Waarom zou deze club minder puur fysiek vermogen moeten hebben ? Omdat er meer voetbalkwaliteit is ? Ik voel dat niet. Laten we eerlijk zijn : is een van de redenen voor de terugval van het Belgische voetbal niet dat men in het buitenland fysiek sterker is ? Zeven, acht jaar geleden kon je hen nog met techniek aan de kant zetten, nu lukt dat niet meer, zeker Europees niet. Laat mij de stap in die richting zetten, laat mij techniek koppelen aan fysieke paraatheid, inzet en overgave.”

De kleedkamer is rot, klonk het vorig jaar. Hebt u al veel gepraat ?

“Nog niet, net vanwege die verhalen wilde ik in het begin zeker geen fouten maken. Ik heb heel veel contacten maar voel nog steeds dat ik het in drie, vier zinnen op het veld kan zeggen. Of indirect. (lacht) Misschien zeg ik wel bewust iets tegen speler A opdat speler B, die het kan horen, het oppikt. Soms werkt toevallig iets oppikken nog beter dan het rechtstreeks moeten horen.”

U hebt uw kapitein laat gekozen. Waarom ?

“Ik heb hem niet gekozen, de groep deed dat. Ik heb mezelf wel de tijd gegeven om de spelers te observeren. Ik heb tien voetballers gevraagd wat ze van mekaar dachten, waarom ze zelf aanvoerder moesten zijn en waarom ze vonden dat ze het niet moesten worden. Toen hebben ze zelf een aanvoerder aangeduid. Zij kozen een, twee en drie, ik heb zelf een nummer vier achter de hand.”

Vermant, Clement en Stijnen zijn hun keuze. Wie is de uwe ?

“Dat houd ik voor mezelf.”

Uitwaaieren

U was einde contract. Als Club Brugge niet was gekomen, had u een tijdje afstand genomen, zei u. Toch niet opgebrand, op uw 44ste ?

“Ik wilde een paar dingen doen. Mijn manier van werken na zes jaar ordenen, samenvatten in pakweg vijftien bladzijden en de rest weggooien. Ik wilde ook graag eens in het buitenland rondkijken. Bij AZ, Benfica. Grondig vergelijken, niet gedurende een paar uur of een middag, maar een week of tien dagen lang.”

Moeten clubs hun trainers niet sowieso die kans bieden, zelfs als ze werk hebben ?

“Moet Club Brugge dat vragen of moet dat uit mezelf komen ? Ik vind dat wij het zelf moeten doen, maar voorlopig is het not done. Al is de tijd dat we er alleen voor stonden, wel voorbij.”

Op Sollied en een enkele Fransman na draaiden steeds Belgische trainers rond in het wereldje. Is dat ook geen verklaring voor onze stagnatie ? Te lang inteelt ?

“Dat is zo. Daarom wil ik echt wel uitwaaieren. Waarom trainen ze in Engeland zus of zo en krijg je toch zo’n beleving ? Nu goed, Brugge kwam en ik schuif alles nu weer wat voor me uit, want ik heb niet het gevoel dat ik iets mis of te kort kom om deze taak aan te kunnen. Maar ik denk dat je als trainer enkel beter wordt door er om de x aantal jaar een paar maanden uit te stappen om je te herbronnen.”

Wie wordt kampioen ?

“Dat zien we in mei. Een ploeg met deze mogelijkheden en traditie moet niet verlegen zijn om te zeggen dat ze meedoen. Wij gáán meedoen. Misschien komen we te kort en dan zoeken we wel uit waarom. Ik ga ervan uit dat het roteren en de zelfcorrectie die Anderlecht vorig seizoen deed, de club een voorsprong geven, maar als wij in de eerste ronde de schade beperken, doen we mee. Ik verwacht een zeer sterke tweede ronde van Club Brugge.” S

Door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content