Een jaar geleden keerde Jelle Van Damme terug naar België om er bij Anderlecht te voetballen. Geen slechte keuze, vindt hij nog steeds.

Een jaar geleden pakte Jelle Van Damme (23) zijn koffers uit en tekende hij voor vier jaar bij paarswit. Dat deed hij naar eigen zeggen niet met de bedoeling om na één of twee jaar weer te verkassen. Ook al wordt er geregeld met hem geschoven en haalde Anderlecht voor de positie waarop hij goed bezig was Jan Polak binnen, toch is Jelle Van Damme nog altijd graag bij de landskampioen.

Jelle Van Damme : “Als je me vraagt of ik ooit nog naar het buitenland wil, dan zeg ik : misschien, maar niet meteen. Ik voel me goed bij Anderlecht en ik wil die vier jaar ook uitdoen. Voor mij was het belangrijkste dat ik terug naar België kon, omdat ik het nodig had om in een vertrouwde omgeving te zijn, bij mensen die ik kende.

“De eerste maanden verliepen met ups en downs, maar nadien ging het steeds in stijgende lijn. Nu moet ik dat vasthouden. Dat betekent : nog harder trainen, nog meer mijn best doen om geconcentreerd te zijn en om beter te worden. Tenslotte ben ik nog maar 23 en heb ik nog een groeimarge. Voor de rest denk ik niet te ver vooruit, want in voetbal kan het snel gaan. Zowel positief als negatief. Ik weet dat ik als voetballer een mooi leven heb en ik doe alles om dat te behouden. Elke match waarin ik een kans krijg, probeer ik alles te geven.”

Waarom kijk je niet verder vooruit ?

“Omdat ik geleerd heb dat er een paar factoren meespelen die je zelf niet in de hand hebt. Je kunt bijvoorbeeld geblesseerd raken zoals ik in Bremen mocht ervaren. Na een zware blessure denk je wel eens : waar stond ik nu zonder die tegenslag ? Ik moest drie keer kort na elkaar een operatie ondergaan. Samen kostte me dat toch anderhalf jaar.

“In Engeland maakte ik dan weer de fout om na mijn enkelblessure veel te snel te herbeginnen, in het belang van de club. Ondertussen ken ik mijn lichaam beter. De vervelendste maanden waren die laatste in Bremen. Toen verzorgde ik me minder goed, bijvoorbeeld op het vlak van voeding, en zat ik meer in België dan in Duitsland. Telkens ik een dag vrij had, kwam ik naar Lokeren. Zulke lange autoritten zijn nefast voor je lichaam. Nu zou ik dat niet meer doen, ik heb geleerd hoe je rust moet nemen. Destijds had ik de behoefte in België te zijn, om weer op mijn positieven te komen.”

Kritisch publiek

Je had nauwelijks in België gespeeld. Hoe was het om de stadions in eigen land te ontdekken ?

“Dat was wel raar, de eerste keer naar Westerlo of Sint-Truiden. Op veel plaatsen was ik nog nooit geweest.”

Wat waren de leukste plekken om te spelen ?

“Op Standard. Als je daar komt, voel je toch dat het een grote club is. Over het algemeen zijn de stadions hier een pak kleiner dan in Duitsland en Engeland, maar dat is niet altijd negatief. Bij onze aankomst vond ik KV Mechelen zo klein dat ik me afvroeg : speelt hier een eersteklasser ? Vervolgens zit daar 12.000 man, maar bij momenten dacht ik dat het er 30.000 waren. Zo’n fantastische sfeer ! Ik speel graag in volle stadions, ook als de meerderheid van de mensen voor de tegenstander supportert.”

Zoals Stijn Vreven, die het een hele eer vond om door 50.000 Ajaxfans in de Arena uitgefloten te worden ?

“Ik zou het wel kunnen, maar voorlopig lijkt het me nog fijner dat er 20.000 voor mij supporteren dan dat ze me uitfluiten. Wanneer er sfeer is in een stadion, kun je als speler zoveel meer. Sfeer trekt je mee, geeft je extra energie. Als je eigen supporters je plots gaan dragen, veroorzaakt dat een extra boost.”

En als ze gaan fluiten wanneer wat je doet hen niet bevalt ?

“Het klopt dat het paars-witte publiek kritisch is. Ze investeren hier ook veel geld om goeie spelers te halen, daar mag je iets voor terug verwachten. De supporters van Anderlecht moeten zich een duur abonnement aanschaffen, waardoor ze veeleisender worden.”

Raakt het je als ze fluiten ?

“Het hoort erbij. Ik kan dat snel van me afzetten omdat ik weet dat het even vlug kan keren. Op het einde van het seizoen gingen mijn prestaties in stijgende lijn. Toen zagen de supporters ook wat ik kan.”

Heb je dat in Nederland geleerd ?

“Je moet daarmee leren leven. Als Boussoufa een slechte match speelt, gaan ze ook fluiten. In het begin is dat moeilijk. In de Amsterdam Arena zit 50.000 man. Die zijn nog kritischer, het zijn namelijk Amsterdammers. Geef je drie goeie passes dan hoor je hen niet, maar na drie slechte wél. Daar mocht je nog zo’n goede voetballer zijn, dat maakte niet uit. Daarin waren de Ajaxfans zeker rechtvaardig : iedereen werd uitgefloten als hij slecht speelde, vedette of niet.”

Polak

Je hebt hier al op drie verschillende posities gespeeld : als linksachter, centraal achterin en als linkermiddenvelder. Hoe vond je jezelf bijvoorbeeld als linksachter ?

“Verdedigend niet slecht, opbouwend kon het beter. Soms was ik heel goed, maar ik kende ook een paar mindere momenten. Mijn probleem was dat ik voordien niet veel gespeeld had. Dat ik vorig jaar alles samen zo’n dertig matchen speelde, heeft me geholpen. Op het einde ging het in stijgende lijn. Ik voel nu ook dat ik aan het groeien ben. Iedere training, elke match leer ik nog bij. Dat is fijn.”

Van wie is de uitspraak : ‘Centraal achterin zou wel eens mijn positie kunnen worden’ ?

“Van mij zeker ? Wie zegt dat dat later niet mijn plaats wordt ? Centraal achterin vond ik mijn verdedigend werk goed. Mijn positiespel kon beter, maar daaraan kan je op elke plaats blijven werken. Ik stel mezelf trouwens na elke match de vraag wat beter kon.”

Bijvoorbeeld ?

“De openingswedstrijd op Mechelen : mijn eerste voorzet is fantastisch. Meteen daarna krijg ik weer de kans om voor te zetten. In volle euforie omdat de eerste goed was, wil ik die bal in één keer gooien, zonder hem te controleren. Hij gaat vér over. Teruglopend naar mijn positie besef ik dat ik die bal eerst had moeten controleren.”

Tegenwoordig speel je op het middenveld, waar je eind vorig seizoen Goor verving.

“Ik had vooraf gehoopt dat de trainer me daar eens zou uitspelen, omdat ik aanvoelde dat het me wel ligt : storen, ballen afpakken, de tegenstander onder druk zetten en de andere spelers meeslepen, er af en toe eens uitkomen. Als ik veel en constant in beweging kan zijn, ben ik op mijn best.”

Wat kan op je huidige positie nog beter ?

“Ik moet nog beter mijn momenten kiezen om mee naar voren te gaan. Nu zie ik dat al scherper dan vorig jaar. Die tweede goal in de Supercup tegen Club bijvoorbeeld, toen wist ik : nu gaan !”

Welke van de drie posities ligt je het best ?

“Op dit moment mijn huidige positie, in het middenveld.”

Kenners zeggen : daar heeft Van Damme ook het profiel voor. Alleen heb je de laatste jaren zo weinig matchen gespeeld dat je onvoldoende ‘fond’ hebt om dat aan te kunnen, twee keer per week negentig minuten lang. Je motor is nog te snel leeg.

“Misschien. Zelf vind ik niet dat ik dat geen negentig minuten aankan.”

Terwijl jij je goed ontwikkelt, koopt Anderlecht net voor die positie Polak. Bezorgt dat je een dreun ?

“Neen. Ze waren al langer bezig om iemand voor die plaats aan te trekken. Wie het dan wordt, maakt niet uit. Zo gaat dat nu eenmaal in een topclub. Daar moet je met druk kunnen omgaan. Pas op, het laat me niet koud. Ik moet gewoon zo goed mogelijk trainen en spelen wanneer ik de kans krijg. De rest heb ik zelf niet in de hand.”

Veeleisende trainer

Krijg je achteraf van de trainer feedback over wat goed en fout ging ?

“Ja, maar ik vind het fijn om voor mezelf al uitgemaakt te hebben wat niet goed was, voor zij het me zeggen. Ik doe voldoende aan zelfkritiek.”

Hoeveel van de 30 matchen van vorig seizoen waren volgens jouw normen goed ?

“Een match of vijftien, twintig misschien. Een paar waren heel goed, zoals op Standard. Andere waren helemaal niet goed.”

Bijvoorbeeld ?

“De eerste match op Sint-Truiden toen ik rood pakte terwijl ik redelijk aan het voetballen was. Op Westerlo was het ook niet goed. Tegen Genk was het niet echt slecht, maar ik speelde wel een paar ballen na elkaar verkeerd in.”

Ben je beschikbaar ?

“Hoe bedoel je ?”

Dat vraagt Vercauteren toch van zijn spelers. Weet je wat hij daarmee bedoelt ?

“De dingen doen die gevraagd worden, op en naast het veld.”

Is hij een veeleisende trainer ?

“Ja. Hij vraagt steeds meer, net als Ronald Koeman bij Ajax. Dat mag wel. Dit is toch een topclub ? Die heeft bovenaan een veeleisend iemand nodig om de jongens alert te houden. Elke ploeg die tegen Anderlecht speelt, wil stunten. Om daartegen opgewassen te zijn moeten wij constant scherp staan.”

Je had vooraf een gesprek met Vercauteren. Dat heeft je mee over de streep getrokken, zeg je. Terwijl dat bij Sterchele juist twijfels opriep.

“Daarvoor had ik al een goed gevoel om naar Anderlecht te komen. Dat gesprek heeft dat gevoel versterkt.”

Praat hij veel met jou ?

“Ik heb dat niet nodig.”

Op de persconferentie voor het seizoen kondigde hij aan de lat hoger te zullen leggen. Gebeurt dat ?

“Ja. Je merkt dat aan kleine dingen. De voorbereiding was een stuk zwaarder dan vorig jaar. Er moet nog scherper getraind worden, hij zit meer achter ons aan. Iedere pass op training moet goed zijn.”

Dat is toch vermoeiend ?

“Ik heb mijn ogen opengetrokken bij Ajax. Daar ben ik mentaal sterk geworden. Tegen Club was er wat ophef omdat we ’s morgens nog getraind hadden. Bij Ajax was dat de normaalste zaak. Als we ’s avonds een match hadden voor de Champions League, trainden we ’s ochtends nog. Dat was niet zo zwaar, gewoon een uurtje bezig zijn. Bij Werder Bremen gebeurde dat ook.”

Gewone mensen

Een paar weken geleden toonde men op Studio 1 beelden van jou uit je Ajaxtijd, tussen Zlatan Ibrahimovic en Wesley Sonck. Zlatan is nu een absolute topper, over Sonck praat niemand nog. In hoeverre heb je als speler zelf greep op je lot ?

“Je hebt dat voor een deel in de hand, onder meer door de keuzes die je op het veld maakt. Andere factoren kun je niet controleren : blessures en mensen in bepalende posities die het niet voor je hebben. Wesleys probleem was een combinatie van die twee : hij was net out toen de nieuwe trainer kwam.”

Misschien moet je hem naar hier halen.

“Dat zou fijn zijn, maar volgens mij is Wesley er nog niet aan toe om terug naar België te komen. Ik wel. Terugkeren naar België was een goeie beslissing.”

Ook al stelt het niveau hier niet zo veel voor in vergelijking met Nederland, Engeland en Duitsland ?

“Ik vind het nog meevallen. Een verschil met het buitenland is wel de ingesteldheid van de tegenstanders. Weinig ploegen komen tegen Anderlecht meevoetballen. De meeste beogen hooguit een punt. In Bremen merkte ik dat de andere ploegen ook gewoon het spel meespeelden. Dan krijg je de mooiste matchen.”

In hoeverre bepaalt de sfeer tussen de spelers het resultaat ?

“Die is belangrijk, vooral wanneer het minder gaat. Dat je dan weet : die jongen naast mij is er ook voor mij als het straks nodig is.”

Ben jij een sfeermaker ?

“Zet mij in een kamer met tien onbekende gasten en ik zal mijn plan wel trekken. Als je naast de ploeg valt, is dat niet gemakkelijk. Bij Ajax trok ik vaak op met Zlatan, best een gezellige gast. Het is mooi wanneer je als prof beseft dat je niet meer bent dan een gewone mens. Wij, profvoetballers, zijn niets speciaals. Wij moeten ook af en toe naar het toilet.” S

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content