Op een veeleisend parcours, dat mee uitgestippeld werd door zijn broer Christian, is Philippe Gilbert topfavoriet om zondag in Aywaille de nationale driekleur te veroveren.

Afgelopen winter trad Philippe Gilbert toe tot het uitgelezen gezelschap topsporters dat zich een optrekje in Monaco kan permitteren. Het hart van de Ardennees klopt echter nog altijd warm voor zijn geboortegrond, de landelijke streek rond Aywaille, aan de oevers van de Amblève. Daar, op zijn vertrouwde trainingsparcours, is Gilbert zondag de eerste kandidaat om zijn ploegmaat Jürgen Roelandts op te volgen als nationale kampioen. Gilberts meest geciteerde opponent, Stijn Devolder, heeft het zo gesteld.

Phil kent daar iedereen, elk hoekje, elke weg”, zegt Dirk De Wolf, sportdirecteur bij Silence-Lotto. De guitige Pajot, die op de wegen van Luik-Bastenaken-Luik als renner zijn opperste triomf behaalde, is al van in de jeugdrangen Gilberts mentor. In de beeldrijke taal van De Wolf: “Het is zoals met een buurmeisje dat je kent van in je jonge jaren, met wie je dan later verkeert en trouwt. Haar ken je veel beter dan een vreemde van honderd kilometer verder.”

Gilbert: ‘Als ik fiets zoals ik fiets, dank ik dat aan Dirk De Wolf.’ (januari 2009)

Dirk De Wolf: “Ik heb hem van bij de jeugd geleerd dat hij moet aanvallen en mee de wedstrijd moet maken, ook al zitten er vijf renners van een andere ploeg in de kopgroep. ‘Probeer geen profiteur te zijn,’ gaf ik hem mee, ‘leer een finale te koersen.’ Soms botst hij dan tegen een muur, maar soms lukt het ook. Zoals bij zijn ritzege vorige maand in de Ronde van Italië. Toen sprong hij weg op 1,6 km van de finish. Het leek onmogelijk, maar je moet het plan uitvoeren dat je in je hoofd hebt.

“Zeker ook voor een kampioenschap moet je tactisch onderlegd zijn. Het komt eropaan om 200 kilometer op reserve te rijden en dan pas uit je schulp te kruipen. Je moet durven te gokken. Van bij de jeugd heeft Philippe bewezen een kampioenschapscoureur te zijn. Kijk naar de jongste drie jaar. In Antwerpen werd hij tweede na Eeckhout, in Ronse derde na Devolder en Boonen en verleden jaar in Knokke-Heist plaatste hij nog een demarrage in de slotkilometers. Hij zal zich ook nu wel laten zien, maar hij is niet alleen. Ik noem voor de vuist weg Devolder, Serge Pauwels en Kevin Seeldraeyers, die op de omloop van Aywaille ook uit de voeten kunnen.”

Gilbert: ‘Het parcours in Aywaille kan voor een vreemd koersverloop zorgen.’

(januari 2009)

“Het doet me terugdenken aan Halanzy ( waar Alain Van Den Bossche in 1993 kampioen werd, nvdr). Met dat verschil dat de ronde toen kleiner was. In Ay-waille is het een mooie omloop waar veel op kan gebeuren vanaf het begin van de wedstrijd. Het zal zeker een slopend parcours blijken. De helling – lastige aanloop, lastig middenstuk, lastige uitloop – heeft alles om er het verschil te maken. De wind kan een grote rol spelen als we in de richting van het kasteel rijden. Ik denk dat het een vrij eerlijke wedstrijd wordt. Hele sterke beren kunnen er de laatste twee ronden een solotocht van maken. Vraag is alleen of dat nodig is.

“Maar Philippe bedoelt dat het ook veel bergaf is en dat er daardoor een groepje van een tien- of vijftiental renners vroeg en ver kan wegrijden. Dan is een achtste of negende deel van het peloton gaan vliegen. Als daar een paar outsiders tussen zitten zoals Ben Hermans en Jan Bakelants, dan kunnen die, als ze verstandig koersen en hun krachten sparen, voor een verrassing zorgen. Gilbert kan immers ook niet het gewicht van de wedstrijd vanaf de start dragen. Als er van onze ploeg mannen als Jelle Vanendert of Johan Vansummeren mee schuiven in de vlucht, dan kan Gilbert in een dienende rol ook een uitstekende wedstrijd rijden.”

Gilbert: ‘Tekenen voor Silence-Lotto voelt een beetje als thuiskomen.’ (juni 2008)

“Verleden jaar in april ben ik gevraagd om ploegleider te worden. Toen was er nog geen sprake van dat Philippe bij ons ging rijden. Voor alle duidelijkheid: ik heb dus niet José De Cauwer uit de ploeg gespeeld. Wij hebben al die jaren altijd goed kunnen samenwerken.

“Het is niet zo dat ik mijn lot verbonden heb aan Philippe Gilbert. Ik heb hem op een gegeven moment wel gezegd: ‘Als je niet naar Silence-Lotto komt, dan begeleid ik je niet meer.’ Ik kan het niet maken om als sportdirecteur met een renner van een ander team te werken.

“Als zondag de wedstrijdontwikkeling zich ertoe leent en als Philippe zich super voelt, dan hoeven we maar één kaart te trekken. We hebben in de ploeg geen tien renners die op het parcours van Aywaille kampioen kunnen worden. Behalve Philippe is alleen Greg Van Avermaet een afwerker. Voor Roelandts is het iets te lastig. Jongens als De Greef en Van den Broeck kunnen meegaan in een ontsnapping, maar om te winnen, moeten ze er iedereen af rijden. En dat is niet simpel.

“Zo’n kampioenschap is voor ons als ploegleiders een van de moeilijkste wedstrijden om de renners te briefen. We starten niet met zes of acht renners, maar met bijna twintig. Dat is een voordeel, maar ook een nadeel. Het zal aan ons team zijn om het kampioenschap te controleren, samen met Quick-Step en Topsport Vlaanderen. Eenlingen zoals Serge Pauwels en Jurgen Van Goolen kunnen de wedstrijd ondergaan. We mogen hen niet veel ruimte geven, want zij zijn capabel om op de laatste klim nog te demarreren.”

Gilbert: ‘Ik ben iemand die heel snel in vorm raakt.’

(februari 2009)

“Philippe heeft klasse en is een harde werker. Hij is ook geen klager. Wij werken nog op onze manier. Voor Philippe ben ik veel, echt véél harder dan voor de meeste jongens in de ploeg. Hij accepteert niet om met veel computerkes en uurwerken te trainen. Wij trainen volgens de oude methode, meer op het gevoel. Veel lange duurtrainingen, die andere trainers misschien niet meer voorschrijven. Herstellen wanneer hij moet herstellen. Geen trainingsschema’s op papier, maar dagelijks contact via internet en BlackBerry. Na zijn opgave in Parijs-Nice heeft hij tien dagen een Spartaans trainingsschema gevolgd. Ik zag hem met de dag verbeteren.

“Sommige jongens van de ploeg hebben onvoldoende gebracht dit voorjaar. Dat knaagt ook bij een werker als Gilbert. Dat zegt hij ook als kopman. Die mannen moeten eens voor de spiegel staan en overwegen om onze aanpak te hanteren. Ja, ze zijn te veel met de cijfertjes bezig geweest. Het is makkelijk om te zeggen: ik mag volgens mijn papier maar vier uurtjes trainen vandaag. Maar als je je die dag goed voelt, moet je zeven uur fietsen, zeg ik. Ik ben met Hoste voor de Ronde van Vlaanderen gaan trainen: 270 km achter de wagen. Hij raakte net op tijd in vorm voor zijn afspraken, maar ik heb hem gezegd: ‘ Polle, begin de volgende keer zeven weken eerder met dit soort arbeid.’

“We hebben ook aan Gilberts trapfrequentie gewerkt. Ik vond dat Philippe altijd een te grote versnelling duwde. Hij fietst nu met een kleinere versnelling in het begin van de wedstrijd zodat hij meer reserves overhoudt in de finale. Als je op het Belgisch kampioenschap de helling twee tanden kleiner kunt nemen dan de rest en je laat je tien ronden lang telkens met opzet bergop door het peloton zakken, dan kan je de elfde keer versnellen waar anderen moeten passen. Twee derde van de wedstrijd mag je niet trappen. Dankzij zijn souplesse kon Philippe naar ritwinst snellen in de Ronde van Italië. Hij moet blijven werken om die trapfrequentie te verhogen. Dan is hij de volgende keer wel mee met Devolder in de Ronde van Vlaanderen en Andy Schleck in Luik-Bastenaken-Luik.”

Gilbert: ‘Ik zal niet snel meer de Tour rijden.’ (december 2008)

“Waarom zou hij ook? Een Tour telt gewoonlijk negen vlakke ritten, zes bergritten en drie of vier tijdritten. Voor renners die het van een ontsnapping moeten hebben, zoals Gilbert, blijven dan nog één of twee kansen over. En dan moet hij nog mee zitten in de juiste vlucht. Het is logischer onze ploeg te bouwen rond Evans. Zelfs al wordt Phil Belgisch kampioen, dan nog gooien we ons programma niet om. Van een kampioen van België wordt verwacht dat hij de driekleur draagt, maar hij is het niet aan zijn stand verplicht om aan de Tour deel te nemen. Bovendien, wie nog uit de verf wil komen tijdens het wereldkampioenschap, blijft beter weg uit de Tour.”

Gilbert: ‘Het wereldkampioenschap in Mendrisio spreekt me aan.’ (december 2008)

“Bij het begin van het seizoen hebben we onze doelstellingen uitgesproken. We wilden goede resultaten in de voorjaarsklassiekers en een rit winnen in de Giro. Dat is allemaal gelukt. Het is geen obsessie om kampioen van België te worden. Maar Philippe zal de titel niet laten liggen. Je moet het ijzer smeden als het heet is. Maar zijn belangrijkste doel volgt pas op het einde van het jaar: het wereldkampioenschap. Daar treft hij een parcours op zijn maat. Na het Belgisch kampioenschap lassen we een competitieonderbreking in. Daarna bouwen we via de Vuelta weer op.

“Philippe weet wat hij wil. Hij zal van zijn doelen niet afwijken. Ik heb begrepen dat ook Devolder en Boonen hun zinnen op dat WK hebben gezet. Dat mag, want als het God belieft, kunnen we misschien zoals de Italianen en Spanjaarden eens met drie renners in de spits de laatste ronde ingaan. Maar Stijn rijdt eerst nog de Tour en de Tour kraakt bij iedereen een stukje de grote ambities voor een WK. Tom verklaart dat hij de omloop aankan, maar ik zeg dat het parcours iets te lastig is. Het is te hopen voor hem dat ik mis ben.”

Gilbert: ‘Hoe is het mogelijk?’

(over Boonens positieve cocaïnetest,

mei 2009)

“Ik steek voor niemand mijn hand in het vuur, maar Philippe die cocaïne zou gebruiken? Dat kan ik mij niet voorstellen. Philippe is geen uitgaanstype. Tom daarentegen is een god voor meisjes van twaalf tot veertig en voor alle jongens in de koers. Hij heeft geen doping genomen om beter te koersen, hij heeft zich bezondigd aan praktijken om zich een keer te amuseren.

“Gilbert is iemand die heel makkelijk de weelde kan dragen. Hij behoort tot dat Ardens volkje, hé. Dat zijn eenvoudige mensen daar. Hij is van gewone afkomst, heeft het heel ver gebracht, maar hij zal nooit naast zijn schoenen lopen. Zelfs al wordt hij betaald als Ronaldo of Kaká. Hij kan niet te veel betaald worden. Ik heb mij vroeger ook altijd afgevraagd waarom een miljonair als Senna nog in een racewagen stapte. Om nog een miljoen meer te hebben? Nee, kampioenen kicken erop om alsmaar hun prestaties te verbeteren.”

door benedict vanclooster

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content