Dirk Van Thuyne Freelance journalist

Na een zwak seizoen hoopt Sven Vanthourenhout deze winter opnieuw aansluiting te vinden bij de wereldtop van het veldrijden.

Traditiegetrouw strijden West-Vlamingen en Kempenaars voor de hegemonie op de nationale en tegelijk ook internationale veldritscène. Vooralsnog moeten de bewoners van de kustprovincie het onderspit delven tegen Erwin Vervecken & co., maar Davy Commeyne, Klaas Vantornout en vooral Sven Vanthourenhout doen er alles aan om het tij te keren. Na een minder seizoen – de gewezen wereldkampioen bij de beloften sloot de vorige campagne af op een magere negende plaats in de UCI-ranking – hoopt Sven Vanthourenhout opnieuw aan te knopen met de successen van twee jaar geleden. Toen stond de Rabobankprof telkens op het podium van de drie belangrijke regelmatigheidsklassementen en hij pakte bovendien ook nog eens een bronzen medaille op het WK in Sankt Wendel. Een prestatie die Sven Vanthourenhout graag zou overdoen, zeker nu de regenboogstrijd plaatsvindt in zijn eigen provincie. Zondag staat hij voor een eerste belangrijke confrontatie : in de SP-cross van Ruddervoorde.

Met overwinningen in Dudzele en Eernegem en een resem dichte ereplaatsen ben je de nieuwe campagne heel sterk gestart. Hoe heb je je seizoen ingedeeld ?

Sven Vanthourenhout : “Het veldrijden is de voorbije jaren enorm veranderd. Vroeger kon je de eerste maanden een beetje inrijden en dan pieken naar de kampioenschappen in januari. Maar er zijn intussen zoveel belangrijke wedstrijden en klassementen bijgekomen – de Wereldbeker, de Superprestige en de Trofee Gazet van Antwerpen – dat je nu meteen mee moet zijn. Anders kun je de achterstand nooit meer ophalen. Vorig jaar was ik iets minder in het begin van het seizoen met een zesde plaats in Ruddervoorde en een achtste in Kalmthout en de supporters begonnen al meteen te morren. Ik probeer nu continu op 90 à 95 procent te rijden om dan in januari helemaal top te zijn.”

Snellere omlopen

Tijdens de Wereldbekerwedstrijd in Hooglede-Gits konden jullie eind vorig jaar al eens proeven van het WK-parcours. Het werd een loodzware veldrit uit de oude doos. Wat een contrast met de steeds sneller wordende omlopen.

“Ik zal niet ontkennen dat de omlopen globaal wat sneller geworden zijn, maar je mag ook niet vergeten dat elk jaar opnieuw het niveau van de crossers omhoog gaat. Twee jaar geleden kwam Johan Museeuw ( Museeuw begon zijn wielercarrière als veldrijder, nvdr) eens kijken naar de Jaarmarktcross in Aalter. Hij had al een paar jaar geen veldrit meer gezien. Achteraf belde hij me op om te zeggen dat hij enorm geschrokken was van de snelheid en van de bochtentechniek. De snellere omlopen hebben ook wat te maken met het weer. De laatste jaren hebben we telkens tot half oktober fantastisch weer gehad. Laat het een paar weken regenen en dan krijg je bijvoorbeeld in Ruddervoorde al een heel zware koers, hoor.

“De weersomstandigheden zullen ook de beslissende factor zijn op het WK in Hooglede-Gits. Als het is zoals tijdens de Wereldbekerwedstrijd van eind vorig jaar met koude en ijsregen dan wordt het een loodzware cross en zal de schifting heel rap gebeurd zijn. Maar ook als het keihard vriest, zal het parcours voldoende selectief blijven, want er is wat hoogteverschil en er zijn veel hindernissen.”

Toch kan niemand ontkennen dat er nog nauwelijks moet worden gelopen. Doet een veldrijder nog wel aan looptraining ?

“Dat is afhankelijk van renner tot renner. Ik denk dat Sven Nys, Bart Wellens en ikzelf het meest lopen op het programma hebben staan. Ik doe het niet om er het verschil mee te maken in de cross, maar lopen is gewoon heel goed om een stevige basis te leggen en de conditie verder op te bouwen. Om een vriend te plezieren heb ik deze zomer meegedaan aan de strandloop in Knokke-Heist, waar ik me vrij gemakkelijk in de kop van de wedstrijd kon handhaven. Ik liep de tien kilometer in een tijd van 36’06”, wat zeker niet slecht is voor een niet-loper.”

Je tiende plaats in de Grote Prijs Van Steenbergen bewijst dat je ook op de weg je mannetje kunt staan. Waarom rij je niet meer wegwedstrijden ?

“Als veldrijder moet je fris aan het seizoen kunnen beginnen. Om de conditie op te bouwen heb je wel een rittenkoers nodig, maar die mag zeker niet langer zijn dan tien dagen. Ik heb er dan ook geen probleem mee als de ploegleiding me vraagt om in te springen voor de Ronde van België of de Vierdaagse van Duinkerke. De Ronde van Zwitserland is al helemaal wat anders.”

Jouw collega-veldrijders doen het nochtans niet onaardig in de grote rondes. Tijdens de bergetappes van de Ronde van Italië klom John Gadret zij aan zij met de tenoren. Recentelijker liet ook Enrico Franzoi mooie dingen zien in de Ronde van Spanje.

“Als Belgen kunnen wij ons dat gewoon niet permitteren, want wij worden betaald om van september tot februari te presteren. De mensen willen ons al van de eerste veldrit zien. Met alle respect, maar een Gadret ligt nu misschien voor tien dagen ergens aan een strand. Zo zijn er nog een aantal buitenlanders die bewust nog een paar weken wachten om hun crossfiets van stal te halen. Pas vanaf december schieten zij echt goed in gang. Je mag niet vergeten dat wij 45 tot 50 crossen rijden. Als dat maar de helft is, dan kan een zwaarder wegprogramma natuurlijk wel.

“Bij Quick-Step-Davitamon had ik al een vrij zwaar wegprogramma en door de komst van de Pro Tour zou ik in de zomermaanden nog meer zware wedstrijden moeten rijden en dat wou ik niet. Dat was een van de redenen waarom ik twee jaar geleden ben weggegaan bij Patrick Lefevere. Met spijt, want ik heb daar heel wat toffe mensen leren kennen. Zij hebben van mij de renner gemaakt die ik nu ben. Dirk Nachtergaele en Johan Museeuw hebben mij onder hun hoede genomen en mij de stiel geleerd. Als jeugdrenner had ik al veel bereikt, maar ik moest er niet veel voor doen. Ik trainde wel, maar niet erg fanatiek. Ik verzorgde mij ook niet voor de volle honderd procent. Dirk heeft mij boeken laten lezen over voeding, terwijl Johan mij heel wat heeft bijgebracht op het vlak van trainingsmethodes. Daar heb ik de basis meegekregen.”

Generatiewissel

Een betrouwbaarder sponsor dan Rabobank loopt er wellicht niet rond in het profpeloton. Toch vertrek je op 1 januari naar het gloednieuwe Sunweb-Projob van Jurgen Mettepenningen. Waarom ?

“Toen Jurgen me de eerste keer contacteerde, heb ik hem duidelijk gezegd dat ik geen enkel argument had om van ploeg te veranderen. Rabobank is een goede ploeg, de entourage is dik in orde en alles loopt er op wieltjes. Ik was dan ook van plan om bij te tekenen bij de oranje brigade. Jurgen heeft me toen echter een financieel voorstel gedaan waarmee ik naar ploegmanager Theo De Rooy ben gestapt. Niet dat ik hem daarmee onder druk probeerde te zetten, want ik wist dat hij nooit aan het bod van Jurgen kon tippen. Bij Rabobank zitten er goede renners die minder verdienen en indien hij mij hetzelfde zou bieden als Jurgen, dan zouden de verhoudingen binnen de ploeg niet meer correct zijn. We hebben daar heel weinig over gezegd en zijn uiteindelijk als vrienden uit elkaar gegaan.

“Bij Sunweb-Projob heb ik van in het begin in alles inspraak gekregen. De voorbije zomer belde Jurgen Mettepenningen me minstens drie keer per week om mijn mening te kennen. Zo hebben we samen beslist welke renners er in de ploeg zouden komen. Hij is amper dertig jaar, maar hij heeft zich goed omringd en hij is echt wel professioneel bezig. Jurgen heeft veel kritiek gekregen, maar de mensen zullen nog verbaasd opkijken.”

Sven Nys is 30 jaar, Erwin Vervecken is er al 34. Als ze het over de generatiewissel hebben, spreekt zowat iedereen over de piepjonge Niels Albert en Lars Boom. Vind je niet dat je over het hoofd gezien wordt ?

“Met mijn 25 jaar zit ik er ergens tussenin, maar ik zal er in alle geval alles aan doen om zelf de fakkel over te nemen. Niels Albert en Lars Boom hebben wel bewezen dat het steengoede crossers zijn, maar nog niet dat ze een seizoen lang op niveau kunnen rijden zoals wij. Lars Boom heeft vorige winter misschien tien crossen gereden en dan is het wel gemakkelijker om er een paar uit te pikken. Ze zullen dus nog sterker moeten worden en bewijzen dat ze ook meerdere wedstrijden na elkaar aankunnen.”

Op 12 januari komt dopingzondaar en ex-postbode Ben Berden terug in het veldritpeloton. Hoe zal je reageren ?

“Ik heb Ben al heel lang niet meer gesproken of gezien. We wonen dan ook beiden aan de uitkanten van België. Voor zijn schorsing had ik een goeie band met hem en dat zal nu wel niet anders zijn. Wat hij heeft gedaan, is zeker niet goed te keuren. Maar hij heeft zijn fout toegegeven en zijn straf uitgezeten. Hij verdient een tweede kans. Ik zal hem zeker niet scheef bekijken.

“Ik was wel een beetje verbaasd toen ik het nieuws hoorde. In de periode dat hij werd betrapt, zijn er namelijk veel crossen, waardoor de kans heel groot is dat je dan vroeg of laat uitgeloot wordt. Bovendien zijn er in het veldrijden maar een tiental echte toppers, waardoor je bijna altijd prijs hebt. Op de weg is het anders en sta je met tweehonderd man aan de start, waardoor het risico kleiner is dat je naar de controle moet. Op jaarbasis moet ik toch een twintigtal keer naar de dopingcontrole.”

Supportersclans

Richard Groenendaal, Bart Wellens en recentelijk nog Sven Nys kregen het aan de stok met mensen uit het publiek. Dreigt het veldrijden niet ten onder te gaan aan zijn eigen succes ?

“Als veldrijders moeten we beseffen dat de cross populair is dankzij het feit dat we heel dicht bij het volk staan. Zelfs letterlijk, want we rijden constant tussen twee hagen van mensen. Op snelle omlopen valt het gevaar nog mee, omdat we in het midden kunnen rijden. Maar als er veel modder ligt, gaan we de beste stroken opzoeken en die liggen vaak net naast het lint. Dan scheren we rakelings langs de toeschouwers en dan wordt het pas echt gevaarlijk.

“Veel kunnen we als renner niet doen. We kunnen enkel een oproep doen naar onze eigen supporters. Er is spanning, ja zelfs rivaliteit tussen de verscheidene supportersclans, maar spuwen of met bier kappen, dat zal een echte crossliefhebber nooit doen. Het valt dan ook op dat de meeste incidenten veroorzaakt worden door mensen die eenmalig naar het veldrijden komen kijken. Vaak ook in de periode van de winterstop in het voetbal. Ik heb niks tegen voetbalsupporters, maar ze hebben toch een kwalijke reputatie.

“Een mooie cross is er een met veel volk, met veel vaten bier en met veel sfeer. Wij zijn de clowns van het circus, maar momenteel kan een crosser wel redelijk zijn brood verdienen. Iedereen heeft wel een voorstel om de veiligheid te verhogen, tot zelfs alcoholcontroles toe. Maar we moeten oppassen dat we daardoor onze succesformule niet kapotmaken. Van zodra de mensen beginnen te denken dat ze de cross beter kunnen zien vanuit hun luie stoel, is het feestje gedaan.”

Was je voorbestemd om veldrijder te worden ?

“Mijn vader was veldrijder tot bij de liefhebbers, maar hij is dan gestopt. Toen ik zowat tien jaar was, is hij opnieuw beginnen rijden bij de masters. Ik ging toen vaak mee met hem en ben dus wel in het veldrijden opgegroeid. Langs het kanaal hier in Beernem ligt er een permanent crossparcours waar ik als klein manneke vaak mee reed met de renners die er kwamen trainen. Ik reed meer in de weg dan wat anders. Nu ga ik er nog regelmatig trainen.

“Ik herinner me ook nog de afscheidscross van dorpsgenoot Robert Vermeire met toppers als Roland Liboton aan de start. Ik was toen vier of vijf jaar oud. Nog altijd heb ik goede contacten met Bertje, maar hij komt nu niet meer zo vaak naar de cross. Er gaapt een diepe generatiekloof tussen ons beiden. Hij heeft het er moeilijk mee zoals het er nu aan toegaat in het veldrijden. Hij heeft het niet zo begrepen op die moderne, snelle omlopen van tegenwoordig.”

Er zijn wel meer renners die een eigen webstek hebben, maar jij houdt wel stipt je dagboek bij.

“Ik ben een echte computerfreak. Het eerste wat ik doe als ik thuiskom na een training is mijn gegevens ingeven in de computer. Ik hou alles heel goed bij. Daarna probeer ik een klein verslag te schrijven. Dat is eigenlijk gestart toen ik met mijn schoonbroer, die tevens mijn webmaster is, op stage was in Zwitserland. We hadden daar veel vrije tijd en toen kwam het idee om een soort dagboek bij te houden. Achteraf was ik verbaasd dat ik zoveel stille supporters had. Het is een ideaal middel om de mensen te laten weten wat er gebeurt. Als er eens iets fout loopt, dan kun je dat via de webstek rechtzetten. We zijn nu overigens volop bezig met de lay-out aan te passen. Het Rabobankoranje maakt binnenkort plaats voor het blauw-geel van Sunweb-Projob.”

DIRK VAN THUYNE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content