Anthony Vanden Borre is graag jong in Brussel en (nog even) bij Anderlecht. ‘Ik heb nooit de behoefte gehad om met boefjes op te trekken.’

De afspraak is om halftwaalf op de club. Reken er minstens een halfuur bij, waarschuwt de persverantwoordelijke wanneer het geplande uur voorbijgaat zonder dat de verwachte gast opdaagt. “Maar hij komt zeker !” Precies om halfdrie stapt een ontspannen Vanden Borre het Clubhouse binnen. Hij is, zoals aangekondigd, supervriendelijk en heeft alle tijd. Het is te zeggen : hij moet over een halfuur wel in de kleedkamer zijn, voor de training. Misschien morgen dan ? “Geen probleem.” Is er dan tijd voor een fotosessie in de buurt waar hij opgroeide en woonde ? “Geen enkel probleem. Mogen mijn vrienden mee op de foto ?” Dat mag.

Toch maar op tijd vertrekken voor de afspraak van ’s anderendaags. Je weet maar nooit. Een goed idee, blijkt gauw. Een paar minuten na het afgesproken uur arriveert Vanden Borre, vlot gekleed en voorzien van een nieuw kapsel. Hij is de avond tevoren nog eens in de Congolese Matongewijk in Elsene naar de kapper geweest. Links, rechts en achter in zijn haar zijn de initialen van zijn naam uitgesneden. De eerste reacties, grijnst hij, zijn voorzichtig positief. De grapjes komen na het interview wel, wanneer zijn ploegmaats op training zien wat hij nu weer heeft bedacht. “Ze zijn het gewend dat ik om de maand eens iets nieuws uitprobeer.”

Vanden Borre is alleen komen opdagen. En zijn vrienden ? “Ze waren er niet.” Had hij dan niet afgesproken ? “Wij spreken nooit concreet af. Ik weet waar ik hen kan vinden en zij weten dat ook van mij. Soms treffen we mekaar daar, soms niet. Als een van mijn vrienden me zegt dat hij ergens over tien minuten zal zijn, weet ik dat hij ongeveer een uur later arriveert. Dat is zo’n beetje de norm.”

Sinds meer dan een maand wordt gepraat over een nieuw contract voor Vanden Borre. Deze week, haalt hij voorzichtig aan, moet alles rond zijn. “Op een schaal van één tot tien zitten we vandaag aan zeven.”

Waarom duurde het zo lang ? Raakte je er niet uit ?

Anthony Vanden Borre : “Het is niet makkelijk met dat drukke programma. We hebben al een paar keer gepraat, maar er komt altijd iets tussen : de ene keer moeten we weg voor de Champions League, dan zit de manager weer in Zuid-Amerika. Herman Van Holsbeeck is een druk bezet man, het is niet gemakkelijk om hem te pakken te krijgen (lacht). Deze week (na Chelsea, nvdr) moeten de zaken afgerond zijn, vorige week waren we er al voor zeventig procent uit.”

Wist je voor jezelf wat je wilde ?

“Jawel, maar je moet ook nog een beetje onderhandelen, hé. Ik wilde graag een contract voor drie jaar, de club één voor vijf jaar.”

Wie onderhandelde voor jou ? Jacques Lichtenstein of Didier Frenay ?

“Ik heb op dit moment geen vaste overeenkomst met één manager. Je krijgt van overal aanbiedingen, de één is beter thuis op deze markt, de ander elders. Iedereen die me aanklampt, verwijs ik naar mijn familie. Ik wil dat er altijd iemand van mijn familie bij de besprekingen is, mijn ouders of een van mijn broers. Heel de familie is erbij betrokken, het gaat niet om één broer. Maar ik heb het laatste woord.”

Welke andere concrete aanbiedingen had je, naast het voorstel van Ander- lecht ?

“Twee buitenlandse clubs waren heel concreet : Tottenham en Hamburg. Er was ook even Udinese, dat klopt. Maar dat van Inter, dat klopt niet. C’était du blabla. Waarom zou een topclub uit de Champions League een achttienjarige uit een kleine competitie als de Belgische halen en in de basis droppen ? Ik weet ook niet of ik er zelf al klaar voor ben, of ik er aan spelen toe zou komen. Maar dat kreeg ik aan niemand uitgelegd. Iedereen die naar Inter vroeg, legde ik uit dat er niets van waar was. Niemand geloofde het, er blijft altijd iets van hangen. Dat frustreert me soms, dat je zulke zaken niet kan weerleggen. Ook daarom zal ik opgelucht zijn als alles afgerond is. Eindelijk rust. Het heeft lang genoeg geduurd.”

Praat je tijdens de onderhandelingen ook over waar je het liefst speelt ?

“Mijn beste plaats is degene die ik tegen Charleroi had (rechtsmidden, nvdr), misschien nog iets meer centraal. Bij de jeugd speelde ik één jaar op twee samen met Vincent Kompany. Hij als centrale verdediger, ik als verdedigende middenvelder, waarbij we constant wisselden.”

Wat betekent Anderlecht voor jou ?

“Alles. Omdat ik alles aan deze club te danken heb. Wie weet wat er van mij geworden was zonder Anderlecht en het voetbal. Ik ben hier groot geworden. Daarom blijft het altijd mijn club. Vaak noemt men Anderlecht de club van de dikkenekken, maar ik heb dat nooit zo ervaren. Je wordt hier correct behandeld, ik vind de dagdagelijkse mentaliteit oké, iedereen is aardig tegen mij.”

Je blijft hier dus tot het einde van je loopbaan.

“Er is ook de palmares waar je als speler van droomt. Anderlecht speelt in een middelmatige competitie, het niveau ligt hier niet zo heel hoog. Maar in eerste instantie kan ik hier nog veel leren. Mijn opleiding is nog niet af. Ik ga niet zweven.”

Waaraan merk je dat België achterop hinkt ?

“Alleen al aan de infrastructuur. Als kind viel me dat al op wanneer we een buitenlands toernooi speelden. Alles was daar mooier, zelfs bij kleine clubs die, omgerekend naar Belgische normen, in provinciale spelen. Maar dat maakt een speler niet. Wat telt, is dat je stevig op je benen staat, je niet laat doen. Je moet karakter tonen. Het klopt dat wij een verwende generatie zijn. Veel jongeren denken dat alles vanzelf gaat en vinden dat het zo hoort. Ze hebben niet meer geleerd om ergens voor te vechten, om zich in te spannen. Ik heb dat wel moeten doen, bij de jeugd van Anderlecht. Ik moest altijd tonen dat ik beter was dan een ander. Bij de minvijftienjarigen zat er van alles : zes zwarten, twee halfbloeden, één Arabier.”

Werkte dat, op het veld en in de kleedkamer ?

“Absoluut. We hadden een fantastische ploeg en een prima sfeer.”

Jij weet als geen ander wat het betekent om op te groeien in een multiculturele samenleving. Je vader is Belg, je moeder Congolese.

“Voor mij is dat allemaal vanzelfsprekend. Soms trek ik met zwarten op, soms met Belgen. De hele tijd proberen beide zijden me naar zich toe te trekken. De zwarten zeggen dat ik bij hen hoor, de blanken ook. Het omgekeerde gebeurt ook, dat een van beide groepen me duidelijk maakt dat ik niet bij hen hoor. Ik ben ook niet zwart en niet blank. Ik ben halfbloed. Dat zijn nog de mooiste, hé (grijnst) ? Ik weet niet wat ik voor iemand geworden was als mijn beide ouders blanke Belgen waren geweest.”

Vanuit je eigen leefwereld word je met verschillen geconfronteerd. Je moeder is protestants en je haalde al eens aan dat je graag voor de kerk wilde trouwen. Maar je vriendin, een moslim, mag volgens de traditie niet met een niet-moslim trouwen.

“Ik weet het, maar ik wil daar niet te diep op ingaan. Ik ken haar ouders, maar we zien wel hoe de zaken gaan. Zij moet meer rekening houden met tradities dan ik en dat respecteer ik.”

Je wilde graag je vrienden mee op de foto. Wat doen zij in het leven ?

“Ze gaan nog naar school. Eén bokst, een andere voetbalde vroeger met mij bij Anderlecht. We trekken met zijn vijven op, de anderen zijn blacks, ook van Congolese oorsprong. We leerden mekaar kennen op school, maar ook zij zijn geen echte studiebeesten, er werd al eens iemand van school weggestuurd. On aime la fête. We luisteren vaak samen naar muziek. Zij zitten in hun laatste jaar middelbaar, daarna zullen ze de job nemen die ze aangeboden krijgen. Makkelijk wordt dat niet : het zijn geen jongens die na hun middelbaar nog verder studeren.”

Jij zit goed, met het voetbal. Kan jij hen helpen ?

“Ik zou niet weten hoe.”

Denk je dat we hier ooit riskeren mee te maken wat een paar weken geleden in Parijs gebeurde ?

“Nooit. In België hebben de vreemdelingen het goed. Ik heb familie in Frankrijk, in de banlieues rond Parijs, ik weet waarover ik praat. Ginder heb je echte getto’s, hier leef je in deftige omstandigheden. Natuurlijk heb je hier ook mensen met problemen, maar niet op zo’n grote schaal als ginder. Ga daar maar eens een appartement huren en vergelijk het met wat je hier betaalt en daarvoor in de plaats krijgt. Dan weet je het snel. Veel liever hier, hoor.”

Snap je wat er ginder is gebeurd ?

“Als je de uitlatingen van minster Sarkozy bovenop de ellende en de frustraties die ginder leven giet, is het normaal dat het daar ontploft. In Brussel loopt het zo’n vaart niet. In Brussel vertellen de jongeren veel blabla, er is nog een verschil tussen praten en handelen. Ik zie niet in waarom men hier iets zou doen.”

Ben je bang geweest dat je je wagen uitgebrand zou aantreffen ’s ochtends ?

“Neen. Trouwens : het is de mijne niet, maar die van de club (grijnst). Ik woon ook in een rustige buurt.”

Wat kunnen jij en Vincent voor de jonge Brusselaars betekenen ? Zijn jullie een voorbeeld van hoe het moet of wekken jullie vooral jaloezie op ?

“Beide. De jongeren bewonderen ons, maar bij de leeftijdsgenoten is er veel jaloezie. Er wordt veel geroddeld hier in Brussel. C’est une petite mentalité. “

Je hebt nooit op het punt gestaan je te laten meesleuren door slechte vrienden ?

“Ik ken niet zoveel boefjes. Twee of drie, misschien. Ik laat hen voor wat ze zijn, ik heb nooit de behoefte gehad met hen op te trekken. Ik had ook nooit problemen met hen.”

Wiens verdienste is dat ? Die van je vader ?

“Neen. Als ik had gewild, had ik dingen gedaan waar hij niet van op de hoogte was. Wat je op straat uitspookt, bespreek je niet met je vader. Ik heb zelf beslist om te doen wat ik doe en andere dingen te laten. Ik speelde voetbal, dus moest ik niet de hele tijd uitgaan en overal rondhangen. Ook als ik vrij was, speelde ik voetbal, zoals mijn oudere broers.”

Maar je bent nooit verbitterd geraakt door, pakweg, de racistische praat die je bij de jeugd naar je hoofd kreeg.

“Dat hield niet op, inderdaad. Maar dat heb je niet alleen in het voetbal. Il y a des imbéciles partout. Ik begreep dat sommige spelers het op een gegeven moment beu werden en reageerden. Ik heb dat ook wel eens gedaan. Nu niet meer. Waarom zou ik reageren op des imbéciles comme ça ? Ik snap dat sommigen daar niet mee om kunnen. Iedereen wil gerespecteerd worden om wie en wat hij is, ongeacht zijn afkomst.”

Op het veld neem je nu revanche.

“Absoluut. Vooral tegenover al die ouders die de hele tijd van die stomme opmerkingen maken, die vaak in de oren van de jongeren blijven hangen.”

Hoe reageerde je vader toen hij dat allemaal hoorde ?

“Het interesseerde hem niet. Hij ging altijd apart staan, ergens achter de goal, hij wilde niets te maken hebben met die trosjes ouders die altijd samen stonden. Hij corrigeerde me nooit, mijn broers deden dat. Zij waren geïnteresseerd in voetbal. Mijn vader deed aan atletiek.”

Kan je zelf koken ?

“Deegwaren, rijst, dat soort dingen wel. Geen topkeuken, maar het is eetbaar. Waarom wil je dat weten ?”

Als je naar het buitenland vertrekt, moet minstens één van je ouders mee, zei je.

“Maar niet om praktische redenen. Wel omdat dat zo gaat bij ons, wij leven samen. Als ik morgen naar het buitenland vertrek, gaat er zeker iemand mee. Mijn ouders zijn bijna met pensioen. Zij passen zich wel aan. Als ik nu nog niet naar het buitenland ga, is dat niet omdat zij niet mee willen.”

Je woont nog thuis. Niet op een appartement.

“Ik zou dat wel kunnen, hoor. Als het moet, morgen al.”

Als je ooit naar het buitenland gaat, keer je daarna naar Brussel terug ?

“Altijd. Eventueel een randgemeente, maar zo dat ik snel naar de stad kan. Zoals nu. Ik kan te voet naar het stadion, het zou niets voor mij zijn om een uur in de auto te zitten en aan te schuiven in de file. Veel te veel druk is dat. Ik snap dat niet, als ik sommige ploegmaats zie. Ik begrijp niet waarom ze niet in of om Brussel komen wonen.”

Het komt je ook goed uit, op een paar honderd meter van het stadion wonen. Zo kom je niet té veel te laat.

“Dat is een nonchalant trekje van me, dat weet ik. Als iemand tien minuten op me heeft zitten wachten, mag die van geluk spreken. Daarom probeer ik afspraken met journalisten voor de training te leggen. Zo zien ze me toch nog opdagen. Want naar de training moet ik toch.”

Praat jij al wat Nederlands ?

“Een beetje. Ik begrijp het, mijn vader is tweetalig, zelfs meertalig. Met mij praatte hij nooit Nederlands. In Congo praatten we Frans en Swahili, maar ik ken ook een beetje Lingala. Zodra we in België arriveerden, praatten we alleen nog Frans. De eerste taal van de meeste van mijn vrienden is Lingala. Mijn eigenlijke moedertaal is Swahili, ik ben dat nu vergeten, maar ik wil het later weer oppikken.”

Om met je familie te kunnen praten.

“Dat kan ook in het Frans, we telefoneren vaak. Mijn moeder was een jaar of twee geleden nog in Congo, ik was er na ons vertrek nooit meer, maar ik wil wel eens terug. Niet na mijn carrière, maar een van de komende jaren. Zodra ik tijd heb, ga ik erheen.”

Je bent nu al een tijdje van school af. Je was geen goeie leerling, het interesseerde je ook niet en je haalde je diploma van middelbaar onderwijs niet. Mis je nu soms de school of zou je het anders aanpakken als het te herdoen was ?

“Neen, ik miste de school nog geen minuut. Ik wilde alleen maar voetballen en dat doe ik nu.”

Heb je dan niets geleerd op school ?

“Niet veel. Ik vond de meeste leraars erg gestresst, te druk bezig. Niet cool genoeg, hoewel er een paar uitzonderingen waren. Ik weet niet hoe vaak men me heeft gevraagd wat ik met mijn leven zou aanvangen. Want voetbal was niet alles, dat soort dingen. Dat bleef maar doorgaan tot ik er hoofdpijn van kreeg. Ik kreeg de vraag voor het eerst toen ik nog erg jong was, en ze bleef maar komen. Op de duur hoor je dat niet meer. Mijn geluk was dat ik bij Anderlecht op een paar goede trainers stootte die me op de goeie manier benaderden.”

Leer je nog trucjes op training of op tv ?

“Te weinig. Van Wilhelmsson zie ik nog eens iets, die probeert altijd van alles. Maar hij had met Ibrahimovic een goede leermeester. Misschien leert hij me nog eens iets.”l

GEERT FOUTRé

‘ALS IK MORGEN NAAR HET BUITENLAND VERTREK, GAAT ER ZEKER IEMAND VAN MIJN FAMILIE MEE.’

‘IK PROBEER MET JOURNALISTEN VOOR DE TRAINING AF TE SPREKEN. ZO ZIEN ZE ME TOCH NOG OPDAGEN.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content