Voor het eerst promoveert het verrassende Tubeke naar de eerste klasse. Het moet opletten dat het geen feest wordt met een kater, waarschuwt trainer Philippe Saint-Jean.

Tubeke heeft nog een lange weg te gaan voor het zich in alle geledingen kan presenteren als eersteklasseclub. Gevraagd waar de persparking zich bevindt, krabben politiemensen en stewards bij de ingang van het stadion zich in het haar. “De persparking? Bonne question! Probeer eens de volgende straat omhoog?”

Het vernieuwde Stade Leburton oogt mooi, maar kampt met groeipijnen. Als de lift in de hoofdtribune niet meteen vertrekt, probeert de plaatselijke suppoost de inzittenden gerust te stellen: “Hij is pas een uur geleden gerepareerd na een defect. Hij zou nu toch moeten werken.”

In de perszaal valt de internetverbinding uit. De verantwoordelijke verontschuldigt zich uitgebreid. Gelukkig zijn er nog twee vaste telefoonlijnen en kan de moderne journalist zichzelf behelpen.

Broodjes en drank worden in de perszaal gebracht door de vriendin van een speler. Zij organiseert ook de persconferentie na de match. Straks niet meer, want haar vriend verhuist van ploeg. Hij is niet de enige.

Tegen United liepen de tribunes voor het eerst helemaal vol. Om wat sfeer te scheppen, kondigt de enthousiaste speaker aan, heeft Tubeke nu ook al twee pom pom girls.

Nu nog een ploeg voor de eerste klasse!

Het fantastische avontuur van AFC Tubeke, club pal op de taalgrens, is een sprookje met doornen. Dat is te horen tijdens het gesprek met trainer Philippe Saint-Jean (58). De telefoon rinkelt onophoudelijk. Misschien kandidaat-werkgevers, aangezien Saint-Jean aangeeft dat hij nog niet weet wat hij volgend seizoen gaat doen. Wanneer de telefoon op het einde nog eens een paar keer overgaat, is het tijd om een ballonnetje op te laten.

Moet u niet opnemen? Misschien is het Johan Vermeersch?

Philippe Saint-Jean: “Met twee wedstrijden per week heb ik mijn handen vol. Ik zie straks wel wat de mogelijkheden zijn. Op dit moment stop ik alle energie in Tubeke. Over wat ik straks ga doen, heb ik nog niets beslist. Trouwens: wie zegt dat Vermeersch me zou laten werken zoals ik dat wil?”

Toch opmerkelijk dat een trainer van een ploeg die promoveert, aarzelt om te blijven.

“Ik heb de voorzitter mijn project voorgelegd. Liefst word ik technisch directeur in een goeie structuur, met een hoofdtrainer die ik begeleid en een technisch secretariaat. De voorzitter gaat akkoord met mijn project, maar wil dat ik nog één jaar depanneer als hoofdtrainer. Ik weet niet of ik dat nog eens kan opbrengen. Ik heb dat hier namelijk al een paar keer gedaan. Dat kost veel energie: je bouwt zonder middelen een ploeg op en voor je het weet, is iedereen weg en moet je weer van nul af aan beginnen. Mijn ambitie is een ploeg uitbouwen à la Lyon, waar men zelf spelers opleidt. Lyon is zes keer kampioen geworden met acht of negen dezelfde spelers. Toen ik merkte dat men niet meer met aanvoerder David Vandenbroeck praatte over een nieuw contract, heb ik gewaarschuwd: als je zo doorgaat, moet je straks naar een nieuwe trainer uitkijken. Dat was in december. Eerst zou men Vandenbroeck al in januari naar Charleroi laten vertrekken. De voorzitter is toen tussenbeide gekomen. Later gaf ik minstens tien namen van spelers door van wie ik weet dat ze graag met mij bij Tubeke wilden werken. Eén na één zie ik ze tekenen bij andere ploegen, terwijl ze hier wilden komen voetballen tegen lagere voorwaarden dan degene die ze bij hun nieuwe club krijgen.”

Kevin Vandenbergh

Wie gaat allemaal weg bij Tubeke?

“Voor zover ik weet de meeste basisspelers, op de links- en rechtsback en de verdedigende middenvelder na.”

Toch promoveren jullie. Waren jullie de beste ploeg?

“Wij zijn verre van de beste ploeg, maar alleen al voor de moed en het doorzettingsvermogen van mijn twaalf, dertien kernspelers en de toewijding van de sportieve begeleiders verdienen we een prijs. Onze technische bagage is niet beter dan die van de andere tweedeklassers. We zijn niet alleen geklopt door de ploegen die gezakt zijn naar derde, ze domineerden ons op het technische vlak. Wat United tegen ons aan voetbalniveau toont, hebben wij niet. Wel kan niemand tegen ons zeer gemakkelijk winnen. Met onze organisatie, onze kracht op stilstaande fasen en onze samenhorigheid op het terrein kunnen we iedereen aan.”

Wilde Tubeke niet pas in 2009 naar eerste stijgen?

“Dat heeft de voorzitter bij zijn aantreden gezegd: binnen tien jaar wil ik in de eerste klasse staan. De eerste jaren dat ik er werkte, had Tubeke sportief altijd iets meer dan de tegenstander, plus een ervaren as. Toen die routiniers te oud waren en aan vervanging toe, was er geen geld om nieuwe ervaren spelers uit de eerste klasse te halen. Dus moesten ze vervangen worden door jongeren en elders afgeschreven spelers. Christophe Lepoint wilde men zelfs bij ons niet houden, omdat hij te weinig scoorde, terwijl ik erg tevreden over hem was. Het is geen gemakkelijke jongen, maar wél een fantastische voetballer met veel inzet en speldoorzicht. Bij de nationale jeugdploegen speelden we hem in de spits uit naast Kevin Vandenbergh, die volop van zijn werkkracht profiteerde. Lepoint kan de eerste klasse aan op voorwaarde dat hij in een goed gestructureerde club terechtkan waar hij goed begeleid wordt (Lepoint speelt straks voor Moeskroen, nvdr).”

Zijn jullie aan het seizoen gestart met de ambitie om te stijgen?

Pas du tout! Het bestuur zegde dat ze ambitie hadden. Om hun een plezier te doen hebben wij gezegd dat we zouden proberen de eindronde te halen. Maar om eerlijk te zijn: ik dacht vooraf niet dat we met deze ploeg een kans zouden maken op promotie. Mijn doel was: ons zo snel mogelijk redden, door zo veel mogelijk elke wedstrijd voor drie punten te gaan. We hebben de beste verdediging, maar we brengen geen betonvoetbal. Achterin hebben we vier verdedigers, waaronder onze rechtsachter die vorig jaar nog met de jeugdploegen speelde en die goed is voor zeven assists en drie goals. Daarvoor staan in de eindronde twee verdedigende middenvelders. In competitie was dat er één. De anderen mogen zich aanvallend uitleven.”

Profiteerden jullie van het feit dat andere ploegen onder hun niveau presteerden?

“Nee. Er zijn gewoon heel veel goeie ploegen in tweede. Voor de eindronde kwamen tien, zelfs twaalf ploegen in aanmerking. Het niveau in tweede stijgt elk jaar. De komst van teams als Beveren, Mechelen, Lierse en Antwerp verplicht de andere ploegen om een tandje bij te steken. Virton koopt alleen nog goeie Franse spelers. De topploegen verloren veel punten in de onderlinge confrontaties, precies omdat ze mekaar waard zijn. Van de vier ploegen in de eindronde zijn wij ongetwijfeld de minst goede. Als je het potentieel ziet van Lierse, met Cavens en Janssens, plus uitzonderlijk goeie jonge spelers als Yoni Buyens … Ons pluspunt is dat we heel het seizoen met twaalf, dertien spelers konden afwerken. Onze eerste blessure kregen we pas in de eindronde. Nu houdt het niet meer op. Tegen United blesseerde Vandenbroeck zich, maar ik heb hem aan de rust gezegd: je moet doorbijten, ik heb geen vervanger voor jou.”

Mentale kracht

Wat maakt Tubeke sterk?

“De motivatie en de mentale kracht. Als je niet de beste spelers kan halen om met je voetballend vermogen het verschil te maken, moet je andere wapens zoeken. Ik vind: boven techniek, fysiek en tactiek staat het mentale aspect. Wie niet goed zit in zijn hoofd, komt in een duel niet als eerste bij de bal, ook al is hij sneller.”

Jullie hebben amper profspelers.

“Een stuk of vijf, zes. Daarom trainen we enkel ’s avonds, behalve op woensdagnamiddag. Dan kan op twee spelers na iedereen zich vrijmaken. Iemand als Lambot bijvoorbeeld heeft heel het jaar vakantiedagen op zijn werk opgenomen om zich elke woensdagmiddag te kunnen vrijmaken. Ons doel is om hier een semiprofclub uit te bouwen, met spelers die tot ’s middags werken en in de namiddag trainen. In dat geval zag ik het met deze kern, mits behoud van de betere spelers en versterking van vier ervaren voetballers, wel zitten in de eerste klasse.”

Tubeke kon ook niet teren op de automatismen van vorig jaar. U moest een half elftal vervangen.

“Daarom zijn we ook drie weken eerder beginnen te trainen dan de anderen, op 13 juni. Op KV Mechelen na hadden we de beste verdediging. De verdedigende spelers profiteerden daarvan om allemaal te vertrekken naar ploegen die meer middelen hadden dan wij: Dender, Antwerp, Olympic. Van het verdedigende compartiment bleef alleen Vandenbroeck over. Vervolgens pasten we nieuwe spelers één na één in. Telkens vroegen we aan de andere spelers hun mening over de mentaliteit van de nieuwkomers, én gingen we bij de nieuwe spelers na of ze hier wel wilden voetballen. Onze trainingsomstandigheden zijn namelijk erg slecht. Dat krijg je bij een club die nog niet zo heel lang geleden in tweede provinciale voetbalde. Men vindt een trainingsveld niet zo belangrijk. ‘Kijk maar eens hoe mooi ons eerste veld ligt’, is de repliek. Omdat ik daarover blijf zeuren, vindt men mij hier maar een zeurpiet.”

Opvallend toch, dat spelers die vertrekken, er allemaal nog zo voor gaan.

“Mentaal staan we sterk (toont een papier met achttien kernzinnen). Ik maak videomontages om mijn spelers te stimuleren en te corrigeren. Ik zet dat op muziek. Bij ons lopen alle spelers veel, de één heeft veel over voor de ander. Overal doe ik hetzelfde: spelers leren dat ze mekaar nodig hebben. In de VS doet men dat al 30 jaar in het bedrijfsleven.

“Ik probeer hen dag na dag beter te maken. Ik ben fier dat Lepoint, die afgeschreven was, op de rand van de doorbraak in de eerste klasse staat, dat Neels, die uit derde provinciale komt, van de eerste klasse kan ruiken. Met wie niet meer wil bijleren, kan ik niet werken. Daar maak ik ruzie mee.”

Niet voor het geld

Veel eersteklasseclubs klagen dat ze naar het buitenland moeten om betaalbaar en onmiddellijk inzetbaar talent te vinden.

“Om succesvol te zijn in de Belgische eerste klasse, moet je recepties afschuimen, niet werken op het veld. In Frankrijk werken dezelfde mensen jaren in de opleiding. Hier wordt na drie slechte resultaten de hele structuur omgegooid. Dan komt er een nieuwe trainer, met een andere methode. Beter worden de spelers daar niet van. Ze leren dat er maar één ding telt: geld verdienen. Pas wanneer Belgische spelers naar het buitenland trekken, veranderen ze die mentaliteit. Onze betere jongeren gaan op hun achttiende achteruit omdat ze voor school moeten kiezen terwijl ze concurrentie krijgen van leeftijdsgenoten uit andere delen van de wereld die alles op het voetbal zetten om met dat geld hun familie te helpen. Omdat de hoofdtrainers alleen bezig moeten zijn met resultaten, hebben die geen tijd om jonge talenten op te leiden. Toen Sonck in Nederland voetbalde, zei hij dat men hem daar voor de eerste keer leerde met zijn minst goeie voet de bal te controleren om er vervolgens met zijn betere voet iets mee te doen. Tiens, dacht ik, dat was bij ons in de derde klasse de tweede training: controle met je mindere voet om de actie te versnellen.”

Er is dus nog werk in de eerste klasse.

“Maar men kan of wil daar geen geld voor vrijmaken. Liever 26 profs betalen in plaats van een trainer-opleider die zichzelf toch terugbetaalt. Mijn drijfveren zijn andere dan geld. Ik verdien nu driekwart van wat ik twaalf jaar geleden in mijn job verdiende.”

U was al eens een half seizoen hoofdtrainer in eerste, bij Moeskroen. Waar is dat op afgebroken?

“Op drie anciens die het niet meer zagen zitten met mij. Dat is de voorzitter me thuis komen zeggen. Het begon toen we naar La Louvière gingen met als inzet de eerste plaats. Daar dook Francky Vandendriessche over een bal op een manier die ik niet kon accepteren. Dus heb ik dat op video getoond. Hij vond dat dat niet kon, op die manier, in aanwezigheid van alle spelers. Ik had de keus, zei de voorzitter: een stap terugzetten of doorgaan, waardoor hij ze alle drie moest ontslaan. Ik heb gezegd: ik zet wel een stap terug.

“Op mijn 33e kreeg ik al eens de kans om een eersteklasseclub te trainen: Racing Jet, dat dat jaar naar de tweede klasse zou zakken. Ik weigerde, omdat ik mijn mensen bij Braine niet in de steek wilde laten.”

Elke trainer droomt toch van een carrière in de eerste klasse?

“Als het is om zonder diepgang te werken en te doen zoals alle anderen, interesseert het me niet. Wat is dat tegenwoordig, eersteklassetrainer zijn? Contact nemen met een paar managers, op die manier de nodige spelers halen, met één vaste tactiek proberen succes te halen en als dat lukt, van club veranderen. Dat is trainer zijn in de eerste klasse. Opleider zijn, is wat anders. Dat is vaststellen: ik heb Geert Foutré in mijn ploeg: hoe kan ik die beter maken? Dat interesseert me meer.”

Bedankt. Ik voel me al een stuk beter. S

door geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content