Hoe een doelman wielrenner werd dankzij de concurrentie : een gesprek tussen Greg Van Avermaet, Belgisch kampioen wielrennen bij de beloften, en Davino Verhulst, doelman bij Beveren.

“Om te gaan keepen moet je een beetje ne speciale zijn, zeker. Bij mij is het heel ‘stom’ begonnen. Ik was een veelscorende spits bij Kallo, maar toen onze doelman zich zwaar blesseerde, zochten ze een slachtoffer. Vijf matchen later stond Beveren aan mijn deur.” Hij keept er nog altijd, Davino Verhulst (eind deze maand 19).

Greg Van Avermaet (21) niet meer. Negen jaar lang stond ook hij onder de lat bij Beveren. “Tot mijn achttiende, tot Davino overstapte naar de Uefa-junioren en op de eerste plaats kwam, verdoeme ( lacht).”

Terecht ?

Greg Van Avermaet : “Ja, dat wel, maar uiteraard vond ik het op dat moment spijtig dat een ‘jonge gast’, toch iemand die twee jaar jonger was dan ik, mijn plaats kwam afpakken. Achteraf gezien draaide het voor mij heel goed uit. Dus : bedankt, Davino. Zonder jouw komst stond ik nu misschien nog te kloten onder die lat.”

( algemeen gelach)

Davino Verhulst : “Maar of het terecht was ? Ik weet het niet. Voor mij was het ergens wel een verrassing dat Theo ( Custers, nvdr) mij erbij haalde, want Greg had talent. Ze zeiden mij vroeger altijd : ‘Als je hem er wil uitspelen, zal je van goeden huize moeten komen. De eerste wedstrijd die ik met de reserven mocht spelen, was tegen Germinal Beerschot. Ik herinner me nog dat jij toen op de bank zat, Greg. En dat we met 5-0 verloren ( lachje), maar gelukkig trof ik weinig schuld en mocht ik blijven staan.”

Voor jou het sein om je op het wielrennen te storten, Greg ?

Van Avermaet : “Eerst probeerde ik het twee maanden met een vakantievergunning bij de juniores met het idee : als het niet lukt, dan blijf ik voetballen. ( lachend tot Verhulst) Herinner je je het nog hoe Custers kwaad de kleedkamer binnenkwam ? Met een krantenartikel in zijn hand ? Ik was later met de trainingen begonnen dan de rest en hij had in de krant ontdekt waarom. ‘Dat moet verdorie gedaan zijn met dat koersen. Je moet kiezen.’ In feite had hij daarin gelijk, hoor. Ik maakte een keuze, maar dan wel voor het wielrennen.”

Maar je hebt dus wel een tijdje de twee gecombineerd zonder dat ze het in Beveren wisten ?

Van Avermaet : ( schoorvoetend) “Eigenlijk wel, ja.”

Verhulst : “Wij, de spelers, wisten het alvast niet.”

Van Avermaet : “En misschien maar best ook, zeker ( lacht).”

Bij jou is het nooit opgekomen om te gaan fietsen, Davino ?

Verhulst : “Wielrennen interesseerde me vroeger totaal niet. Twee, drie jaar geleden begon mijn neefje te koersen en sindsdien ben ik het beginnen te volgen. Hij overhaalde mij zelfs om ook een koersfiets te kopen. Vooral het karakter dat die wielrenners tonen, inspireerde mij : ik wou dat ook hebben. Nu kom ik zelfs af en toe met de koersfiets van Maldegem, waar ik woon, naar de trainingen in Beveren. Ik ben dan wel steendood als ik weer thuiskom. Naar hier komen gaat nog, maar terugkeren … Ik heb al een paar keer iemand moeten bellen om mij onderweg te komen oppikken.”

‘Voetbal is een spel, wielrennen een sport.’ Wat denken jullie van die stelling ?

Verhulst : “( knikt) Dat klopt voor een groot stuk, denk ik. Als voetballer zie je niet alle dagen af, als wielrenner wel. Wat niet wegneemt dat keeperstraining ook zwaar is.”

Van Avermaet : “Absoluut. Je mag dat zeker niet onderschatten. Het is anders : korte, intense inspanningen, terwijl koersen langzaamaan doodgaan is. Je hebt natuurlijk meer uithouding nodig als wielrenner. Als keeper ben je na een wedstrijd dan weer mentaal volledig leeg.”

Verhulst : “Juist. Zelfs na negentig minuten op de bank zitten ben ik moe. Je moet de wedstrijd constant volgen, geconcentreerd blijven, in het oog houden of een speler links of rechts trapt … Als je moet invallen, moet je klaarstaan.”

Van Avermaet : “Het zijn twee verschillende sporten. Nu ik ze allebei ken – keepen en wielrennen – zou ik goed geplaatst moeten zijn om ze te vergelijken, maar ik kom tot de conclusie dat je ze niet kán vergelijken.”

Laten we toch nog even proberen. Hoe zit het met het risico op blessures ?

Van Avermaet : “Ik las in de krant wat die keeper van Chelsea ( Petr Cech, nvdr) meegemaakt heeft. Als keeper loop je dus ook behoorlijk wat risico om iets mee te maken.”

Verhulst : “Een doelman zwiert zich tussen vijftien man, ja maar goed… Hoe snel rijden jullie in een sprint ?”

Van Avermaet : “Dat gaat soms tot zeventig kilometer per uur.”

Verhulst : ” Voilà.”

Van Avermaet : “Daar mag je niet aan denken, hé. Als keeper mag je ook niet twijfelen om door te gaan als die bal in je strafschopgebied terechtkomt.”

Verhulst : “Dat is juist. En zo vaak wordt er bij jullie ook niet gevallen, zeker ?”

Van Avermaet : “Nee, iedereen in het peloton kan wel een beetje met de vélo rijden.”

Als je pas op je achttiende begint te koersen, heb je toch een achterstand in te halen ? Hoe was dat voor jou ?

Van Avermaet : “Aanvankelijk was ik daar wel wat bang voor, vooral omdat ik het niet gewend was om in een peloton te rijden. In mijn eerste koers zat ik constant op de zijkanten te rijden en niet midden in de groep, maar ik besefte snel dat dat niet de beste manier was ( lachje).”

Vaak hoor je kritiek, ook van wielrenners, op wat voetballers verdienen. Hoe zie jij dat ?

Van Avermaet : “Zeker in verhouding met wat ze ervoor moeten doen, verdienen voetballers een pak meer dan wielrenners. Vooral in de lagere klassen, waar ze het voetballen nog kunnen combineren met een voltijdse job, valt dat op. In het wielrennen is het bij de beloften haast onmogelijk om veel geld te verdienen. Je moet al prof zijn en zelfs bij de beteren.”

En toch gebeten door de wielermicrobe. Wat maakt die sport voor jou zo mooi ?

Van Avermaet : “Het winnen. Dat geeft een ongelooflijke kick. Winnen is mooier in het wielrennen.”

Verhulst : “Dat geloof ik ook. In het voetbal win je als ploeg, in het wielrennen – ook al heb je daar evenzeer de steun nodig van ploegmaats – rijd je alléén over die streep. Het gevoel lijkt mij unieker. Als voetballer is er misschien ook wat meer gewenning, je wint sowieso wat vaker dan als wielrenner.”

Van Avermaet : “Ik weet het niet, als je bij Beveren speelt…”

( algemeen gelach)

Wat is het mooiste voor een doelman ?

Verhulst : “De nul houden. Als je 0-0 speelt, heb je als keeper een punt gewonnen. Als doelman is het dan ook fijn om in een eerder behoudend systeem te spelen. Ook wat dat betreft, is het hier aangenamer dan vorig seizoen.”

Oók wat dat betreft ?

Verhulst : “Vorig jaar was ik hier op een bepaald ogenblik de enige Belg. Een voor een vertrokken ze. Lardenoit was de laatste en toen zat ik hier alleen. ( tot Van Avermaet) Ik ben dan ook de enige uit jouw periode die hier nog speelt.”

Van Avermaet : ( knikt)

Verhulst : “Het was wel een verrijkende ervaring om als enige Belg over te blijven, maar te lang mocht het toch niet blijven duren. De trainer sprak Frans, de kinesist sprak Frans, de ploeg sprak Frans… Als je die taal dan zelf niet echt machtig bent, zit je daar mooi tijdens de theorie. Uiteindelijk ben ik zelfs een cursus Frans gaan volgen.”

Greg, het feit dat Davino de enige is die nog bij Beveren speelt uit jouw periode duidt erop dat het in het voetbal erg moeilijk is om vanuit de jeugd door te stoten naar de elite. Hoe ervaar jij dat in het wielrennen ?

Van Avermaet : “In het koersen word je afgerekend op je resultaten. Presteer je, dan zullen ze je een profcontract aanbieden. In een ploegsport is dat moeilijker af te wegen. Davino kan een goede doelman zijn, maar als hij in een slechte ploeg voetbalt, bestaat de kans dat hij nooit aan de oppervlakte komt. Wielrennen is eerlijker op dat vlak. Ik heb in Beveren niet echt de kans gekregen om door te stoten. Het is overal zo in het voetbal, denk ik, dat je een káns moet krijgen.”

Verhulst : “Je moet inderdaad wat geluk hebben in het voetbal. Ik heb dat gekend met de komst van Theo, die in mij vertrouwde. Komt er iemand anders, dan kiest die misschien voor Greg.”

Hoe zwaar vallen voor jullie, jonge mannen, de opofferingen die jullie je moeten getroosten om topsporter te zijn ?

Van Avermaet : “Ik heb daar weinig problemen mee. Ik ben geen uitgaander : elke week op stap gaan zou mij sowieso tegensteken.”

Verhulst : “Voor mij geldt hetzelfde. Af en toe gaan we eens iets eten met de ploeg of wanneer er geen wedstrijd op het programma staat misschien iets drinken, maar ik mis het niet. Ik drink trouwens geen alcohol, dus… Ik vind ook dat het niet kan om veel alcohol te drinken of te roken als profvoetballer. Wie dat doet, kan beter zijn plaats afstaan aan jongens die wel professioneel leven. Voor die mannen heb ik meer appreciatie.”

Van Avermaet : “Tja, in het wielrennen is er van roken uiteraard geen sprake.”

Verhulst : “Alleen epo, hé ( lacht).”

Van Avermaet : “Direct de zwaardere toebak ( lacht).”

Nu we het daarover hebben, doping…

Verhulst : “… Dat bestaat in alle sporten, zeker. Maar een voetballer, die anderhalf uur sport, of een wielrenner, die tot zes uur op de fiets zit : dat is een verschil natuurlijk.”

Van Avermaet : “Hopelijk geraakt het er ooit uit. Het is alvast aan ons, de jonge lichting, om aan te tonen dat het ook zonder kan. In de jeugdcategorieën zijn het volgens mij eerder de jongens die net niet goed genoeg zijn en toch een profcontract uit de brand willen slepen, die er zich aan wagen. Ik wil er in elk geval nooit aan beginnen, zoveel is het mij niet waard. Dan ga ik liever een goeie job zoeken. Ik hoop dat iedereen er zo over denkt.”

Voor die goede job is het vaak aangewezen om een diploma op zak te hebben. Hoe staan jullie er op dat vlak voor ?

Van Avermaet : “Ik heb wel mijn middelbare studies afgemaakt. Het eerste jaar van de hogeschool heb ik ook nog aangevat, Lichamelijke Opvoeding, maar de combinatie bleek te zwaar. Toen heb ik tegen mijn ouders gezegd : ‘Ik ga alles op het wielrennen zetten.’ Een schoon diploma heb ik dus niet.”

Verhulst : “Mijn middelbare studies, houtbewerking, heb ik nog afgerond, maar naar school gaan heb ik nooit graag gedaan. Wanneer je al op je vijftiende met de eerste ploeg komt trainen, denk je niet meer aan school. Ik ben me bewust van de risico’s, maar op een bepaald moment moet je een keuze maken.”

Verhulst : “En zeker in het wielrennen moet je die vroeg genoeg maken. Ben je op je 24ste, 25ste nog belofte, dan kiezen de profteams al sneller voor een jongere renner.”

Laten we het tot slot nog even hebben over jullie toekomstverwachtingen. Davino, hoe is het met jouw ongeduld gesteld ?

Verhulst : “Mijn contract loopt nog tot en met volgend seizoen en de club wil het verlengen. Tekent Copa bij, dan doe ik dat niet. Met hem kan je de concurrentie niet aangaan. Hij heeft alle andere Ivorianen mee, dat is ook een probleem voor de trainer : zet hij Copa op de bank, dan vegen die anderen er ook hun voeten aan. Akkoord, ik ben nog jong – welke keeper van achttien speelt in de eerste klasse ? – maar ik heb er wel nood aan dat ze me vertrouwen geven en dat ze me eerlijk zeggen wat ze in de toekomst met mij van plan zijn. Als ze zeggen : ‘Je bent binnen twee, drie jaar onze vaste eerste doelman’ en ze zetten dat op … Allez, ze beloven dat, dan is de kans groot dat ik hier langer blijf.”

Na een zeer sterk seizoen bij de beloften wacht jou volgend jaar de grote vuurdoop bij de profs, Greg.

Van Avermaet : “Ik denk dat ik wel wat krediet heb opgebouwd, waardoor ze me bij Davitamon-Lotto de kans zullen geven om rustig te groeien. Toch is het mijn bedoeling om zo snel mogelijk te laten zien dat ik mijn plaats bij de elite waard ben.”

ROEL VAN DEN BROECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content