Net als België mist Denemarken het WK. Dat is, vindt de in België wonende bondscoach Morten Olsen, geen reden om zijn aanpak te veranderen.

Vreemd hoe nieuws soms vanuit het niets ontstaat. Een voorbeeld. Twee dagen na de nederlaag van de Rode Duivels tegen Spanje belt VTM-journalist Wilfried Mostinckx bondsvoorzitter Jan Peeters op. Of de bond bij de keuze voor een bondscoach vasthoudt aan het uitgetekende profiel : Belg, tweetalig en in het bezit van de Pro License ? En of bijvoorbeeld iemand als Morten Olsen in aanmerking komt indien de Deense bond hem vrijgeeft ? Daar had Peeters nog niet aan gedacht, maar waarom niet ? Tenslotte is Olsen meer dan een halve Belg. ’s Middags informeert Mostinckx bij een Franstalige journalist of Olsen Frans praat. Het antwoord is negatief.

Verbaast hoort Mostinckx’ dat die Franstalige collega in de dinsdagkrant de naam Olsen liet vallen. Wanneer het bericht twee dagen later in de Vlaamse pers opgepikt wordt, snapt mevrouw Olsen waarom in Beersel de hele dag de telefoon rinkelt. Olsen zelf slaapt door de telefoons heen : hij is net terug van de vermoeiende acht uur durende reis van Kazachstan, waar Denemarken wel met 1-2 won, maar zich niet plaatste voor het WK.

Een week later rinkelt de telefoon van Morten Olsen (56) nog. Olsen laat die avond het bezoek van Liverpool bij Anderlecht – waar hij zelf van 1980 tot 1986 voetbalde en waar hij als trainer “twee of drie keer” gevraagd werd, “maar ik leg telkens nog onder contract” – aan zich voorbijgaan. “Geen tijd, ik moet andere wedstrijden volgen, wedstrijden waarbij Denen betrokken zijn.”

Vorig jaar werd de Royal League opgestart, met de beste teams uit Denemarken, Noorwegen en Zweden.

Morten Olsen : “Die Royal League wordt gespeeld van november tot februari, om de ploegen in de winterstop bezig te houden. Sommige wedstrijden hebben plaats in de sneeuw, op kunstgras of indoor. Het is een middel om de drie maanden durende winterstop te overbruggen. In feite is het een surrogaat voor oefenwedstrijden.”

Je woont als bondscoach van Denemarken in België. Kan dat ?

“Natuurlijk. Ten eerste hadden we altijd een nationale ploeg met vooral buitenlanders. Ten tweede is de tijd en afstand naar de spelers vanuit Brussel sneller overbrugd dan vanuit Kopenhagen. In één uur tien minuten sta ik van Zaventem in Kopenhagen. Vanuit mijn huis in Denemarken doe ik er ook een uur over met de auto. Eigenlijk pak ik gewoon de bus van Zaventem naar Kopenhagen (lacht). Voor de Deense bond was het geen probleem, van mijn kant was het een voorwaarde om de baan aan te nemen.”

Waarom België en Beersel ?

“Mijn vrouw komt uit deze streek. Als voetballer en trainer ben je een nomade. Na mijn ontslag bij Ajax wilde ik een vaste stek, ik vond dat mijn vrouw lang genoeg weg was van haar familie. Sinds ik in 1972 als prof bij Cercle Brugge arriveerde, woonde ik maar drie en een half jaar in Denemarken, toen ik trainer was bij FC Brøndby. Later zat ik nog een paar jaar in Amsterdam. Ik woonde lang in Brugge, ook toen ik bij RWDM en Anderlecht voetbalde. Bij FC Köln woonden we in Raeren, in de Oostkantons. Sinds vijf jaar is het Beersel. Misschien verhuizen we straks weer, als ik een nieuwe job aanneem. In het andere geval blijven we gewoon hier.”

Heeft de Belgische voetbalbond je gecontacteerd voor de functie van bondscoach ?

“Nee.”

Zie je jezelf aanblijven als bondscoach van Denemarken ?

“Op voorwaarde dat ik mijn filosofie kan blijven uitwerken. We hebben een jonge, getalenteerde groep. Ik zie het zeker zitten om door te gaan, als de spelers met mij door willen.”

Waren ze niet bezig met een petitie om jou te houden ?

“Dat toont dat de samenwerking goed loopt, ondanks de uitschakeling. Eigenlijk moet een trainer met profs proberen om dezelfde amateuristische sfeer te creëren die je bij veel provinciale ploegen vindt, maar dan met betere voetballers. Dat lukt beter als bondscoach dan bij een topploeg.”

Waarom ?

“Bij Ajax werkte ik met tien verschillende culturen. Daar zijn veel spelers bij die van tevoren weten dat ze maar één, hooguit twee jaar bij die club voetballen. Zo is het moeilijk een teamspirit te creëren. Als Deens bondscoach vraag ik me af : wat is dat, Deens voetbal ? Wat zijn onze roots ? Alle jongens die ik selecteer, zijn Denen, opgeleid in Denemarken. Als we het voetbal kunnen brengen waar ze zich in herkennen, is dat de grootste motivatie om voor die nationale ploeg uit te komen. Ook al krijgen ze in hun club een heel andere opdracht.”

Vanuit die redenering kan een nationale ploeg alleen getraind worden door iemand met dezelfde nationaliteit. En kan jij geen Belgisch bondscoach worden.

“Dat hangt ervan af wat men wil. Soms heeft men invloed nodig van buitenaf. Wij hadden indertijd succes met een Duitse bondscoach. Het talent was er, maar de mentaliteit en discipline bracht Sepp Piontek mee uit Duitsland. Het bleek een winnende combinatie.”

Wat zijn volgens jou eigenschappen van het Deense voetbal ?

“Creatief voetbal, vooruit voetballen, combinatievoetbal, proberen dominant te zijn. Een aantal jaren waren we in Denemarken, zoals op veel andere plaatsen, verkeerd bezig. Toen maakten we organisatie en structuur wanneer de tegenstander aan de bal was veel te belangrijk in de opleiding. Misschien hoort dat bij Noors of Zweeds voetbal, maar Deens voetbal stoelde altijd op improvisatie en een individuele actie. Let op : ik ben niet naïef. Je moet eerst winnen, maar eens dat lukt, kan je teruggrijpen naar voorbeelden van mooi voetbal.”

Winnen alleen volstaat niet ?

“In Duitsland lopen de stadions vol. Omdat het WK eraan komt en de mensen genieten van die nieuwe tempels. De vraag is : komen ze ook volgend jaar, als de hele WK-heisa voorbij is, nog zo massaal kijken ? Alleen als ze iets te zien krijgen. In Engeland en Italië gaan de cijfers achteruit. Als het alleen om winnen en realisme gaat, zijn we verkeerd bezig.”

Chelsea is nu de nieuwe norm. Met een minimum aan inspanningen en een uitstekende organisatie een maximaal resultaat halen.

“Wie veel geld en goede spelers heeft, moet trachten daar iets van te maken. Ook al kan er voor mij niet genoeg voetbal op tv zijn, ik pik het niet als het saai is. Dat is niet de bedoeling van het spel. Het gaat om winnen, maar ook om de manier waarop. Wat telt als iemand een beker wint, is dat je als kijker op de stoel gaat staan en bewonderend in de handen klapt.”

Naar welke ploegen blijf je kijken ?

“Barcelona, Real. Maar het gaat me meer om de opleiding. Daar moet men ook spelers durven gebruiken die niet de fysieke capaciteiten hebben die in het moderne voetbal belangrijk zijn. Ik las net een artikel over Paul Scholes. Met zo’n klein ventje kan je niet winnen tegen Bury of Preston North End. Krijgt die niet zijn opleiding bij Manchester United, is hij waarschijnlijk verloren voor topvoetbal. Maar hij heeft wel 70 interlands. In België was Marc Degryse ook klein en tenger. Ik snap wel dat Anderlecht soms wat realisme inbouwt om in de Champions League overeind te blijven, om drie of vier wedstrijden later tien meter hoger te gaan voetballen, als ze eenmaal het vertrouwen hebben. Ik versta niet dat Liverpool of Chelsea met hun mogelijkheden tegen sommige ploegen hetzelfde doen. Dan maak je het voetbal kapot.”

Je filosofie is mooi, maar niet Denemarken, wel Oekraïne gaat naar het WK.

“Maar ondanks de enorme teleurstelling vraagt niemand zich af of Denemarken wel verder moet met deze ploeg en deze trainer. Dat vind ik een enorme overwinning voor de manier waarop we voetballen. Denemarken en Turkije waren de twee best voetballende ploegen, maar Oekraïne was ongelofelijk efficiënt. Het is wel een destructieve ploeg. Die reageren alleen, voetballen zelf niet.

“Kijk hoe moeilijk een voetballend land als Frankrijk het heeft tegen kleine landen. Die hebben zich vooral defensief verbeterd. Dat is ook het makkelijkst te leren. Als je daarvan wil winnen, moet je in balbezit heel sterk zijn. Dat kan je niet met wat ik voetbalambtenaren noem, daarvoor heb je technisch begaafde, creatieve voetballers nodig, die zo’n muur kunnen openbreken. De toekomst in het voetbal is aan spelers met een individuele actie. Elke ploeg is erg goed georganiseerd, meestal in verdediging, sommigen – de toppers – ook in balbezit. Maar omdat het zo moeilijk is door zo’n verdediging te snijden, moet je voetballers opleiden die sterk zijn man tegen man. Die creatieve spelers moet je kweken bij de jeugd, door bijvoorbeeld voor 75 procent op balbezit te trainen. Als je dat niet kan, wordt voetbal saai.”

Heb je altijd op jouw manier kunnen voetballen ?

“Altijd, zowel thuis als uit. Spelers willen ook voetballen zoals ik het vraag. Ook degenen die in Italië voetballen. In de nationale ploeg kunnen ze pas echt voetballen zoals ze het leerden, tonen wat ze kunnen. Ik speel niet met Argentijnen, alleen met Denen.

“In 1993 ging ik als trainer aan de slag bij FC Köln, dat in degradatiegevaar stond. Met nog vijf wedstrijden te gaan besliste ik dat we ons niet zouden ingraven, maar hoge pressing spelen. De spelers vroegen of ik gek was. Maar we redden ons wel. Ik ben zeker dat we met een verdedigende aanpak gedegradeerd waren. Door het accent te verleggen, nam ik de faalangst bij de spelers weg. Had ik me moeten ingraven om na 85 minuten op een individuele fout een tegengoal te slikken ?”

Otto Rehhagel werd met Griekenland met een stevige organisatie wel Europees kampioen.

“Daarom was het ook een catastrofe dat Griekenland Europees kampioen werd. Positief daarbij was het signaal dat kleintjes ook kunnen winnen. Denemarken deed dat ook in 1992 op net dezelfde manier, allemaal achteraan en snelle tegenaanvallen. Het probleem is dat iedereen zich morgen spiegelt aan de winnaar van vandaag. Dat is slecht voor het voetbal. Beter is als Ajax of Barcelona wint. Als wij morgen voetballen tegen Griekenland en ik trek me ook terug als zij acht man achterin houden, zie je niets. Dan is de verliezer het publiek.”

Dat wil je niet.

“Soms kan het eenmalig door omstandigheden. In Kazachstan was het veld slecht, de thuisspelers vlogen erin als wilden. Dat mag, op voorwaarde dat de scheidsrechter ingrijpt. Toen hij dat niet deed, veranderde ik bij de rust onze aanpak. Ik stuurde onze stopper naar voren, een grote jongen, en vroeg om enkel nog met lange ballen te werken. Resultaat ? Wij scoren twee keer. Na afloop riep iedereen : ‘Zo moeten we voortaan voetballen.’ Toen heb ik gezegd : ‘Als het zo moet, stop ik meteen.'”

Waarom ?

“Had ik met een behoudende aanpak wel de garantie dat we ons zouden plaatsen ? Je moet je spelers iets voorhouden waar je in gelooft opdat zij er ook in geloven. En aan die aanpak vasthouden, ook als je eens verliest. Als de publieke opinie of de bond dat niet pikt, moeten ze maar iemand anders nemen.

“Kijk : de grootste vijand van de bondscoach is tijd. We zien de spelers nauwelijks, hebben geen tijd om dingen in te studeren. Bij gebrek aan tijd heb je een filosofie nodig, opdat de spelers weten waar ze aan toe zijn. Daarna wordt alles op de weegschaal gezet. In die vijf en een half jaar als bondscoach verloren we 9 van de 65 wedstrijden. Had ik met een stevige organisatie nog betere resultaten gehaald ? Ik denk van niet. Ik maak het mezelf niet gemakkelijk : ik wil winnen, maar ook de manier waarop telt. Dat geeft veel meer voldoening. De eindstreep is : winnen op een mooie manier. Daar voelen de spelers zich ook beter bij.”

Kan je je nog voorstellen dat je nog clubtrainer wordt ?

“Dat kan. Op voorwaarde dat er mogelijkheden zijn om goed te voetballen zoals ik het graag wil. Ik zie me niet bij een ploeg die degradatievoetbal speelt.”

Wat ben je het liefst : bondscoach of clubtrainer ?

“Een nationale coach blijft vaak achter met veel frustraties. Als de interland gedaan is, zijn de spelers weg. Om spelers beter te maken, heb je niet veel tijd. Dat kan je makkelijker bij een club. In een topclub ben je wel 24 uur bezig met voetbal. Dat mis ik soms.”

Ook al gaf je tien jaar geleden aan dat je jezelf op je 55ste niet meer als trainer op het veld zag staan.

“Dat zijn van die uitspraken die je doet als het einde nog veraf ligt. Als speler riep ik ook dat ik op mijn 30ste zou stoppen. Terwijl ik tot mijn 40ste voetbalde. Voetbal is verslavend. Ik ben enorm geprivilegieerd omdat ik al die jaren van mijn hobby kon leven. Je grootste motivatie in deze job is je interesse in de sport, of je nu speler dan wel trainer bent. Zolang je ook levenskwaliteit hebt, wil je daarmee doorgaan.”

Dat weegt op tegen de stress ?

“Stress hoort bij een verantwoordelijke job. Anderzijds houdt voetbal je jong. Zolang je als trainer kan luisteren naar de muziek van je spelers, kan je in dit vak doorgaan.”

Welke cd zit er momenteel in je auto ?

“(Lacht.) Je moet weten wat er omgaat bij je spelers, maar ongeacht de heersende mode ook af en toe zeggen waar het op staat in het voetbal. Dat bepaalt de trainer, dat moeten de spelers accepteren. Daarnaast moet je ermee leven dat de maatschappij anders is dan twintig jaar geleden. Ik heb trainers met een mooie palmares meegemaakt die op een gegeven moment alles wilden terugdraaien. Dan moet je stoppen, voor jezelf toegeven dat je er niet meer bij hoort.”

Waar heb je het als oudere trainer het moeilijkst mee ?

“Met degenen die denken dat ze sterren zijn maar het nooit zullen worden omdat ze de menselijke en voetbalkwaliteiten missen die ze wel denken te bezitten. De meeste echte toppers zijn makkelijke jongens. Vroeger had je minder pseudo-vedetten.”

Bij Anderlecht leggen de spelers de drie kilometer van het stadion naar het oefenterrein en terug af met een busje. Klopt het dat jij dat vroeger lopend deed, nog eens zes kilometer extra ?

“Ja, maar niet als enige. Die groep was zo gedreven, wij konden dat makkelijk opbrengen.” l

GEERT FOUTRÉ

‘De Belgische bond heeft mij niet benaderd.’

‘Zolang je kan luisteren naar de muziek van je spelers, kan je in dit vak doorgaan.’

‘DE TOEKOMST IS AAN spelers met een individuele actie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content