Sport/Voetbalmagazine onderzocht het fenomeen wintertransfers, dat de laatste drie jaar aan een serieuze opmars bezig is. Van Luigi Pieroni over Elrio Van Heerden tot Ouwo Moussa Maâzou: wat brachten ze hun club bij?

Wat drijft clubs om tijdens de tweede transferperiode alsnog nieuwe spelers in huis te halen? Ploegen die minder punten halen dan voorzien en zo in de sterk gevreesde degradatiezone belanden, gebruiken het vaak als ultieme reddingsboei. Vorig seizoen behoedde die strategie, die bijna ontaardde in een ‘wedstrijdje om het meest’, STVV en FC Brussels niet van de ondergang. Merkwaardig is dat de andere teams beginnen mee te draaien in de mallemolen, op zoek naar een witte merel of de zogeheten versterking in de breedte. Aan ijver ontbrak het onze eersteklassers de laatste drie winters (van de seizoenen 2005/06, 2006/07 en 2007/08) in ieder geval niet. Dat blijkt uit ons onderzoek, waarvan we u de zes belangrijkste conclusies presenteren. Voor alle duidelijkheid: de voorbije transferperiode (2008/09) is nog niet opgenomen in de resultaten.

1 De transfermolen draait harder en harder

De voorbije drie jaar draaide de transfermolen steeds harder. Tijdens de winterstop van het seizoen 2005/06 trokken de eersteklasseclubs 51 nieuwe spelers aan. De voorbije twee seizoenen nam dat aantal gestaag toe: 60 nieuwe namen in januari 2007, tot de 73 spelers die hun handtekening zetten in 2008.

Er is een markante evolutie zichtbaar. In januari 2006 haalden de clubs gemiddeld drie spelers. Vorige winter was dat gemiddelde echter al opgedreven naar net geen vijf spelers per club die actief was op de transfermarkt. Een logische stijging, als je in acht neemt dat Standard, Zulte Waregem en Club vorige winterstop geen enkele speler haalden. Daartegenover staan clubs als Brussels (9), STVV (8) en Moeskroen (8) die fors tekeergingen op de transfermarkt en met zijn drietjes een derde van alle wintertranfers voor hun rekening namen. Dit jaar lijkt er echter een kentering waarneembaar: bij het ter perse gaan zorgden de 18 eersteklassers (amper) voor 62 inkomende transfers.

Vincent Mannaert (manager SV Zulte Waregem): “Het lijkt me een vrij logische ontwikkeling. Vroeger werd de wintertransferperiode, in vergelijking met de zomer, vooral beschouwd als een inhaalbeweging voor echt tegenvallende spelers of blessures. Er is nu een groter verloop door de algemene tendens dat voetballers veel minder lang bij hun clubs blijven en door de toegenomen belangen. De budgetten worden groter. Zeker in deze competitiejaargang met de hogere onzekerheid over een mogelijk verlengd verblijf in eerste. Ploegen zijn daar heel gevoelig voor, willen de fouten vanuit de heenronde zo maximaal mogelijk recht trekken.

“Als manager moet je het budget goed beheren en bewaren. Je moet bepaalde spelers met nog een overeenkomst op een bepaald moment kunnen afstoten. Zoals bij alles moet je daarbij keuzes maken, maar je dient vooral je eigen lijn en visie aan te houden. Hebben we extra ruimte om iets te doen? Wij huldigen het principe om daarbij geen verlies te maken. Wij zochten nu heel gericht twee nieuwe spelers die we al lange tijd volgden en lieten heel bewust en beredeneerd er in totaal vier afvloeien. Zo was de balans opnieuw in evenwicht.”

2 51 procent van de wintertransfers is gebuisd

In welke mate voerden de eersteklasseclubs de voorbije drie seizoenen nu een geslaagd wintertransferbeleid? Globaal gezien, over de drie winters, kregen 91 spelers het label ‘geslaagd’ (voor de criteria die we hanteerden: zie kader). In procenten uitgedrukt is dat net niet de helft: 49 procent. Dat betekent dus dat meer dan de helft van de spelers die van club veranderden tijdens de winterstop, ‘gebuisd’ is. Sterker nog: een derde van alle spelers in het onderzoek kwam slechts in vijf wedstrijden of minder in actie.

Toch valt er uit de cijfers ook een positieve evolutie op te tekenen. Gedurende de voorbije drie jaar haalden de wintertransfers namelijk steeds meer rendement. In het seizoen 2005/06 beantwoordt een kleine 60 procent van de spelers aan het criterium ‘niet geslaagd’, een jaar later was dat nog 50 procent en vorig seizoen vormden de geslaagde spelers reeds de meerderheid van de wintertransfers. Ook het gemiddelde aantal wedstrijden per speler geeft blijk van die trend. De aanwinsten in de winter van 2006 speelden gemiddeld 8,29 wedstrijden op een halfjaar, die van 2008 stonden gemiddeld in 9,07 wedstrijden op het veld.

Als we het aantal geslaagde wintertransfers per club bekijken, zien we bij de meeste eersteklassers hetzelfde beeld. Bij het merendeel van de clubs vallen de voorbije drie seizoenen ongeveer de helft van de winterkoopjes onder de noemer ‘geslaagd’. Uitblinkers zijn Charleroi (7 op 11) en Cercle Brugge (2 op 3). Die laatste club kiest sowieso voor rust en stabiliteit in de winterstop, een lijn die ze ook dit seizoen doortrekken. Woordvoerder Pol Van Den Driessche verklaarde na de transfer van Tom De Sutter dat “de winkel van Cercle dicht was”. De slechtste leerling van de klas is La Louvière (0 op 5), al maakte KV Mechelen (1 op 4) vorig seizoen ook niet echt een goede beurt. Renard was een echte versterking, maar twijfelgeval Boussaidi speelde te weinig om in de categorie ‘geslaagd’ terecht te komen.

Georges Leekens (trainer Lokeren OV): “Het is bijzonder moeilijk om tijdens de winterstop spelers met een onmiddellijke meerwaarde te kopen. Of je moet rekenen op iemand die uit een zware blessure komt, een mentale crisis kent of op overschot zit bij een topclub. Maar meestal zijn die niet betaalbaar voor de zogezegd kleinere of mindere ploegen. Een juiste screening en opvolging is dus heel belangrijk. Tom De Sutter is daarvan een goed voorbeeld. Anderlecht bereidde dat dossier goed voor. In principe komen ook de beteren niet vrij in de winterstop. Ik weet dat de echte Europese topteams hun talenten het liefst laten rijpen bij zichzelf in plaats van even voor zes maanden te verhuren. Anderzijds toont het geval van Pär Zetterberg, die door Anderlecht werd verhuurd aan Charleroi, aan dat zoiets eigenlijk geen kwaad kan.

“Ik geloof niet in het strikken van de witte merels. Soms heb je echter jongens die je kunt halen omdat ze einde contract zijn in juni. Maar die situatie moet je al lang op voorhand in de gaten hebben. Een goede voorbereiding loont, want dag-op-dagtransfers – in laatste instantie – brengen meestal niks op.”

3 55 procent van de wintertransfers is na een half jaar alweer weg

Een van de opvallendste conclusies is dat het bij de clubs ver zoeken is naar langetermijndenken. Ongeveer 55 procent van alle wintertransfers verlaat de club opnieuw na een half jaar. Nog eens zes maanden later is bijna 60 procent alweer weg. In het seizoen 2006/07 kende de vroegtijdige uittocht van de wintertransfers een hoogtepunt: van de 60 spelers die toen gehaald werden, poetsten er 39 al na één jaar de plaat. Een kanttekening bij deze cijfers is dat 12 procent van alle wintertransfers aan de slag gaat op huurbasis. In die gevallen is het contract zo goed als altijd beperkt tot zes maanden en kiest zowel de club als de speler bewust voor een relatief kort verblijf.

Los van de algemene trend dat voetballers tijdens hun carrière sowieso meermaals andere oorden opzoeken, linken onze cijfers de korte verblijfsduur ook aan de prestaties van de spelers. Van alle transfers die wij het label ‘niet geslaagd’ meegeven, vertrekt meer dan 80 procent na één jaar of minder.

Meteen na de winterstop aan spelen toekomen is dus van groot belang. Lukt het een speler niet om in die eerste zes maanden na zijn transfer te renderen, dan is de kans klein dat het na de zomer alsnog goed komt. Slechts één op de tien voetballers die na de winterstop weinig aan de bak komen (minder dan 11 wedstrijden), slaagt er uiteindelijk nog in om door te groeien naar het basiselftal. Schaarse voorbeelden zijn onder andere Gonzague Vandooren bij Moeskroen, Joseph Akpala bij Charleroi en Davino Verhulst bij KRC Genk. Die laatste is een voorbeeld van het soort transfer waar veel clubs op mikken, maar die slechts zelden realiteit blijkt: een aanwinst met het oog op de toekomst.

Frederik Vanderbiest verhuisde begin 2008 van SV Roeselare naar FCV Dender, om afgelopen zomer te tekenen bij OH Leuven. “Het is jammer genoeg een nieuwe trend”, zegt hij. “Is het een verkeerde inschatting? Of worden bepaalde spelers gewoon halsoverkop gehaald zonder tweemaal na te denken? Ik koos voor Boskamp omdat ik die al langer kende, maar ook het financiële aspect speelde zeker mee. Het was jammer dat mijn kwaliteiten en vooral mijn vechtlust niet langer nodig bleken. In juli vertelde de trainer me eerlijk dat hij een andere weg wou inslaan. Hij zou kiezen voor meer voetballend vermogen op het middenveld.

“Spelers worden niet gemakkelijker gedumpt, want je kunt nog altijd meetrainen en je geld op die manier opstrijken. Maar ook de clubs worden niet beter van zo’n situatie, hé. Je zit dan met twee teleurgestelde partijen. Dan moet je een bepaalde toegeving doen omdat je niet langer bij de achttien bent en laat je het gezond verstand zegevieren. Ik ben geen speler om ergens op een invallersbank te verkommeren.”

4 60 procent van de wintertransfers is na een jaar weer weg

De grootste groep van de gebuisde wintertransfers pakt zijn biezen al in de eerstvolgende transferperiode, tijdens het tussenseizoen. Toch zijn er ook enkele spelers die pas een jaar later, opnieuw tijdens de winterstop, hun kleerkastje leegmaken. Anderlecht leende Cristian Leiva vanaf januari 2007 voor één jaar uit aan Charleroi, in plaats van de gebruikelijke periode van zes maanden. Die uitzondering daargelaten, kunnen we twee soorten spelers onderscheiden die na één jaar andere lucht gaan opsnuiven. Enerzijds heb je voetballers van het kaliber Max Von Schlebrügge of Mickaël Niçoise: ze kregen na het teleurstellende eerste halfjaar bij hun club toch nog een nieuwe kans, maar vielen ook in het nieuwe seizoen door de mand. Gevolg: in januari liggen ze opnieuw, afgeprijsd, in de etalage. Maar er zijn ook succesverhalen bij de spelers die slechts een jaartje bleven. Dante Bonfim bijvoorbeeld. Hij kwam en ging in de winter, maar plaatste sportief een stap vooruit. Ook de betrokken clubs doen bij dat soort transfers een goede zaak: hun eigen investeringen worden een jaar later immers met winst doorverkocht.

Sanharib Malki Sabah trok in januari 2006 van Union naar SV Roeselare, in januari 2007 volgde al de overstap naar Germinal Beerschot. “Het ging hier om een win-winsituatie”, zegt hij. “Ik kon een veelvoud verdienen, maar kwam ook bij een beter gestructureerde club terecht. Een beter en groter stadion, meer publiek en hogere ambities. Een goede keuze, die ik me nog geen moment beklaagd heb. Deze club is een springplank naar een Belgische topclub, genre Anderlecht, Standard of Club Brugge. Later zou ik graag ook nog eens proeven van de Engelse of Duitse competitie. Dan zou het plaatje perfect zijn. Misschien heb ik weinig tot geen clubliefde, heel moeilijk trouwens na het arrest-Bosman, maar dat deert me niet echt. Ik moet aan mijn loopbaan denken en mijn intuïtie volgen. ( lacht) De snelheid die ik graag etaleer op het veld toon ik ook in zaken en om beslissingen te nemen.”

5 75 procent van de wintertransfers is buitenlander

Het prototype van de wintertransfer is een buitenlandse speler, overgenomen uit een Europese competitie. In de periode die wij onderzochten, bestond drie vierde van de inkomende wintertransfers uit buitenlandse spelers. Van de beperkte restgroep van Belgische spelers komt net geen 80 procent uit de eigen vaderlandse competitie. De overige Belgen, afkomstig uit een buitenlandse competitie, kun je omschrijven als ‘verloren zonen’: spelers als Pieter Collen, Bart Deelkens of TonySergeant. Ook de recente Genkse aanwinsten Tom De Mul en Stein Huysegems (op een zijspoor in het buitenland) beantwoorden aan dat profiel.

Clubs shoppen vooral in andere Europese competities (45 procent): onze buurlanden (Nederland, Frankrijk) en Oost-Europa zijn nog steeds de voornaamste leveranciers. Circa 16 procent van de wintertransfers komt uit een niet-Europese competie. Zuid-Amerika en Afrika spannen hier de kroon. Exoten uit een Noord-Amerikaanse of Aziatische competitie zijn eerder zeldzaam en breken over het algemeen weinig potten. Wie kent Ivan Jovanovic (Shanghai Shenhua) of Karim Faye (Al Sadd) nog?

Cvijan Milosevic (makelaar): “Het klopt dat die buitenlandse voetballers minder duur zijn dan de Belgische. Je moet ook rekening houden met elk geval apart. Zijn ze vrij? Werden ze op tijd betaald in Rusland, Turkije of Israël? Hadden ze fysieke problemen? Wanneer eindigde de competitie? Hoe lang was dat geleden? Kijk maar hoe toevallig Standard bij MilanJovanovic uitkwam. Wanneer de spelers overkomen van een club die aan de kop speelt, mogen zich normaal weinig tot geen problemen stellen. Natuurlijk moet je altijd rekening houden met een zekere inlooptijd en een aanpassing aan de andere speelstijl. De clubs die in de problemen zitten, nemen in het algemeen dus wel een bepaald risico.”

6 Beter shoppen in de Belgische competitie dan in een buitenlandse

Tot slot gingen we na welke transfers nu het meest renderen, spelers uit de Belgische competie, of dan toch de zorgvuldig opgespoorde talenten uit het buitenland? De cijfers spreken voor zich: 56 procent van de wintertransfers binnen de Jupiler League (of een lagere reeks in België) vallen onder de noemer ‘geslaagd’, tegenover 44 procent van de transfers uit het buitenland. Een logisch resultaat, zo lijkt: een speler uit de eigen competitie is makkelijker te scouten en clubs weten beter welk vlees ze in de kuip hebben. Toch is zo’n binnenlandse wintertransfer geen garantie op succes, denk maar aan Alin Stoica of Yves Vanderhaeghe.

Voor het feit dat de eersteklassers desondanks vooral in het buitenland op zoek gaan naar spelersmateriaal, bestaat er een aantal verklaringen. Het is logisch dat clubs niet geneigd zijn om waardevolle spelers naar rechtstreekse concurrenten te laten gaan. Daarnaast leeft nog steeds de overtuiging dat spelers uit een buitenlandse competitie nu eenmaal goedkoper zijn, zowel qua transferprijs als qua loonlast.

Regi Van Acker (trainer RC Mechelen): “Ik gruwel wel een beetje van die toestanden. In de lagere reeksen zitten er voldoende goede jonge Belgen die hun kans verdienen op het hoogste niveau. We worden momenteel overspoeld door buitenlanders. Hopelijk komt binnenkort de 6+5-regel in voege, die wordt gesteund door Blatter van de FIFA en Platini van de UEFA. In Oostenrijk geldt die al jaren. Op langere termijn is dat sowieso een zegen voor het voetbal, al zal je misschien eventjes rekening moeten houden met een kortstondige inzinking.

“Bepaalde jeugdinternationals die vroeg voor het buitenland kozen en terugkeren, kunnen onze competitie kleur geven en het niveau zeker opkrikken. De Mul is een typische flankspeler zoals we er in heel België geen tweede kennen.” S

door frédéric vanheule en bregt vermeulen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content