Met 86 kg voor 1m86 bezit de president van de Verenigde Staten en recente winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede het lichaam van een atleet. Hij rookt al jaren niet(s) meer, raakt geen junkfood meer aan en hij doet elke dag aan sport.

De Amerikaanse presidenten hebben de laatste vijftig jaar allemaal aan sport gedaan. Om uiteenlopende redenen: om de stress te verdrijven, om hun medewerkers gerust te stellen wat betreft hun gezondheidstoestand, om de aandacht van de pers te trekken of om relaties te onderhouden. John Kennedy deed aan zwemmen, vanwege zijn slechte rug, en aan touch football, een soort American football zonder contact. Richard Nixon hield erg van bowling en liet zelfs een baan aanleggen in het souterrain van het Witte Huis. George Bush senior hield van baseball en zijn zoon George W. kon een aardig stukje fietsen. Lance Armstrong ging eens met hem mountainbiken en was verbaasd over de conditie van de president.

Trouw aan zijn belofte om dingen te veranderen, nam Barack Obama een attribuut mee dat men in het Witte Huis nog niet eerder gezien had: een grote oranje bal. “Basket is mijn eerste grote liefde”, zegt Obama daar zelf over. “Een fijn wedstrijdje is al wat ik nodig heb om me goed te voelen.” Die liefde gaat terug tot zijn prille jeugd. Twee jaar nadat de kleine Barack geboren werd, liet zijn vader, die van Keniaanse komaf was, het gezin in de steek. Acht jaar later keerde hij terug om zijn zoon op te zoeken en als cadeau had hij een basketbal mee. Barack zou die vanaf dan altijd bij zich hebben.

“Ik weet ook niet precies waarom”, legde hij uit in een interview met HBO Sports. “Een affectieve band met mijn vader? Raciale zelfbevestiging? Of vanwege de sportieve mogelijkheden? Waarschijnlijk een beetje van dat alles.” Barry werd fan van de NBA en van vedetten als Walt Frazier (New York en Cleveland) en Julius Erving (Philadelphia), die op een poster in zijn kamer prijkte.

Mister Improvisation

In 1979 is de achttienjarige Obama laatstejaars aan de Punahou Academy en maakt hij deel uit van de basketbalploeg van de school. Coach Chris McLachlin herinnert zich Barry nog goed: “Hij droeg zijn boeken onder één arm en zijn basketbal onder de andere. Hij was altijd aan het spelen. Voor en na schooltijd kon je hem vinden op de pleintjes van de buurt. Zijn stijl was dan ook die van de straat: spontaan, creatief en stevig in de duels. Ik weet nog goed dat hij uitblonk in driepunters. Hij kraakte daarmee de zoneverdedigingen die ons ver van de ring weghielden. We brachten onze nummer 23 in ( een nummer dat ook sterren als Michael Jordan en LeBron James droegen, nvdr) en die gooide er dan wel enkele van ver in.”

De president nuanceert: “Ik zou niet zeggen dat afstandsshots mijn sterkste wapen waren. Ik dacht dat ik vooral goed was in het wegdraaien van mijn tegenstander en naar de ring gaan. Ik kwam wel goed overeen met coach McLachlin, maar we hadden ook wel eens … laten we zeggen filosofische meningsverschillen. Hij wou het kampioenschap van de staat Hawaï winnen – wat ons lukte in 1979 – en ik wou vooral meer speelgelegenheid. Voor ik volwaardig lid van het schoolteam kon worden, moest ik me aanpassen aan de tactische discipline. Dat viel niet mee want de coach was een echte Mister Fundamentals, die een academisch en doordacht soort basketbal voorstond, terwijl ikzelf eerder Mister Improvisation was. Die creativiteit, wars van opgelegde regels, is typisch voor onze cultuur. Je vindt die bijvoorbeeld ook in de jazz terug. McLachlin en ik waren het wel eens grondig oneens, maar achteraf bekeken had hij gelijk. Het beste bewijs is tenslotte dat we kampioen werden.”

Ideale scherprechter

Wanneer Obama naar de universiteit gaat (eerst naar Occidental College in Los Angeles en dan naar Columbia in New York) stopt hij een tijdje met basketten. Pas in 1988, wanneer hij na enkele jaren van sociaal werk in Chicago aan de prestigieuze Harvard Law School mag gaan studeren, herbegint hij. Zijn enthousiasme voor de sport is nog eens zo groot als voordien – en dat gaat hem goed van pas komen …

In het begin van de jaren negentig ontmoet hij namelijk ene Michelle Robinson, een advocate die in Chicago werkt. Ze gaan enkele keren uit en merken dat ze goed met elkaar kunnen opschieten. Michelle heeft evenwel nog wat twijfels over de persoonlijkheid van Barack en ze herinnert zich wat haar vader haar ooit verteld heeft: dat je pas op een sportveld iemands ware karakter leert kennen. Dus vraagt ze aan haar broer Craig om haar aanbidder te ’testen’. Craig is de ideale scherprechter: een dubbele meter lang, 120 kg spieren en ex-speler van Princeton, waar hij de vierde beste schutter uit de geschiedenis is.

Craig merkt snel wat voor vlees hij in de kuip heeft. Obama doorstaat de test met glans. “Ik zag meteen dat Barack een goede speler was en veel doorzicht had”, vertelt Craig. “Hij straalde rust en vertrouwen uit en toonde in alle omstandigheden veel zelfbeheersing. Hij was ook helemaal niet egoïstisch. Integendeel, hij verdeelde het spel goed. Mijn rapport viel dus positief uit.” Enkele maanden later trouwt Mi-chelle met Barack.

Oorlog in Irak

Obama laat maar zelden journalisten of fotografen in de buurt toe wanneer hij met vrienden een partijtje speelt. Eén keer maakte hij nochtans een uitzondering op de regel, omwille van de presidentscampagne die aan de gang was. Het was op 19 maart 2008 in Fort Bragg (North Carolina), waar hij eerst een toespraak had gegeven over de oorlog in Irak en vervolgens een wedstrijdje speelde met de soldaten. Niet zonder succes, want hij scoorde het beslissende punt met een lay-up. Zijn statistieken van dat partijtje: vier punten, vijf assists, drie rebounds, één interceptie en twee keer balverlies.

De ster van de dag evalueerde achteraf zelf zijn prestatie: “Fysiek heb ik het behoorlijk uitgehouden. Voor mijn 48 jaar ben ik nog redelijk snel, mijn oude makkers van de schoolploeg zouden me moeilijk kunnen bijhouden. Maar ik ben wat braver en voorzichtiger geworden. Ik zit niet te springen om een gebroken neus of tand zoals me vroeger weleens overkomen is. Ik zou er mooi staan op al die persconferenties, met een neus als een aardappel.”

Golf en poker

Vrouwlief zag al die blauwe ogen en ontwrichte duimen ook niet langer zitten en stelde hem een minder gevaarlijke sport voor: golf. Aanvankelijk voelt Obama zich er wat onwennig bij, maar al snel ziet hij de voordelen: “Golf was niet alleen een ideale bezigheid om in conditie te blijven, maar ook om mij te integreren tussen mijn collega’s van Springfield. En om erbij te horen bij de politici van de staat Illinois ben ik ook beginnen te pokeren. Dat was een traditie: elke woensdagavond speelden we poker.”

Een ex-collega-politicus bekent: “We probeerden hem in moeilijkheden te brengen, maar hij bleef altijd onverstoorbaar.”

Op de green ging het ook zo. “Ik heb vaak met hem gespeeld”, zegt senator Terry Link. “Zijn grote kracht was dat hij altijd en overal zijn kalmte kon bewaren. Hij ging niet zweven na een goede slag en hij ging evenmin twijfelen na een misser. Hij was niet echt een geweldige golfer, maar hij had wel een soepele swing.”

Net als bij basket is Obama ook bij golf niet happig op de belangstelling van de pers. Maar in de zomer van 2008, toen hij op vakantie was bij zijn familie in Hawaï, moest hij noodgedwongen hele meutes fotografen rond zich dulden. Hij speelde toen twee keer. De tweede keer begon hij om acht uur ’s ochtends aan een parcours van vijf uur, en dan had hij er al drie kwartier fitness op zitten! Een strak regime voor iemand die met vakantie is, maar het toont aan hoe gedreven de man is.

Tom Patri, een van de beste golfleraren van Amerika, analyseerde de beelden die ervan gemaakt waren en vond dat het lang niet slecht was: “Hij sloeg enkele ballen ruim 200 meter ver. De soepelheid in zijn heupen en de snelheid van zijn draai laten nog te wensen over, maar daar staat tegenover dat hij een goede uitzwaai heeft en een uitstekend evenwicht. Een prima atleet.”

Met een handicap van rond de 20 staat hij op de achtste plaats in de top tien van de Amerikaanse president-golfers. Kennedy staat daar op één, voor Eisenhower en Ford. Eigenlijk droomt Obama er stiekem van om zelf op nummer één te raken, maar daarvoor moet zijn handicap wel zakken tot 10. Golflegende Tiger Woods, een van zijn fans, heeft beloofd hem daarbij te helpen.

Chicago Bulls

Obama heeft ook interesse in andere sporten dan basket en golf. American football bekijkt hij graag op tv en af en toe woont hij een match bij. In tegenstelling tot andere presidenten, die zich niet uitspraken over hun voorkeur om geen potentiële kiezers weg te jagen, is Obama openhartig wanneer men hem vraagt naar zijn favoriete clubs. Zijn voorkeur gaat uit naar de teams uit Chicago: de Bears in het American football, de White Sox in het baseball en de Bulls in het basketbal.

Obama volgt ook het voetbal of soccer, dat zijn dochters Malia (11) en Sasha (8) beoefenen. Zijn favoriete voetbalclub is West Ham omdat hij de Hammers eens zag spelen toen hij vijf jaar geleden op reis was in Engeland. Naar verluidt zou de president telkens als hij de kans heeft de wedstrijden van de Premier League op tv bekijken.

door bernard geenen – beelden: reuters

Zijn basketstijl was die van de straat: spontaan, creatief en stevig in de duels.

Chris McLachlin

Zijn grote kracht bij golf was dat hij altijd en overal zijn kalmte kon bewaren.

Terry Link

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content