82 jaar ! Rode Duivels, Sint-Truiden, Anderlecht, Bordeaux, Sao Paulo, Standard, Guimaraes, Marseille : Raymond Goethals laat niks onbesproken.

R aymond Goethals : “Als er mij op de Pro Licence een kandidaat zegt : ‘Op ne corner zet ik Zidane op Van Buyten‘, ik geef hem direct zéro. Pourtant, dat is wel wat ik gezien heb in Real Madrid – Marseille. Dat is non-sens. Zidane heeft geen jeu de tête. Niet offensief ( hij maakte wel twee kopbaldoelpunten in de WK-finale van 1998 tegen Brazilië, nvdr). En nog minder defensief. N’importe wie op die kolos van twee meter, maar niet Zidane. En Steve Marlet op de flank tegenover Roberto Carlos ? ! Ze hadden hem na twintig minuten moeten vervangen. Van eigens, Zidane-Carlos op de linkerflank, dat is héél sterk. Waarom die Carlos nog geen Ballon d’Or heeft gekregen, dat versta ik niet. Maar ik garandeer het u : met mijn Marseille zouden ze het niet zo gemakkelijk gekregen hebben, hein. Carlos Mozer, Basile Boli, Jocelyn Angloma, Didier Deschamps : begint er maar aan, hein. Want, ge moet serieus zijn, Real heeft karbonaden gemaakt van Marseille, is ’t niet waar ? Maar Zidane tegen Van Buyten, niet zeveren, hein. Wie is dat, dien trainer van Real ? Wie ? Carlos Queiroz. Eén van de adjoints van Alex Ferguson. ça suffit tegenwoordig ? Hoe is het nu mogelijk dat zo iemand Real Madrid traint ?”

De taal : Goethalsiaans. De mens : nog immer lucide en scherp. 82 jaar ! Hij is – tot nader order – de enige Belgische trainer die de Europabeker voor landskampioenen won. Hij eindigde als derde op het EK ’72. Hij speelde zeven Europese finales, won er vier van. “Kent gij d’er nog een andere die dat gedaan heeft ?” We denken het niet. 36 jaar aan de top. In 1991 kreeg hij de Banc d’Or van de Vereniging van Italiaanse Trainers.

Uitgeblust ? “Als er Europees voetbal is, ga ik niet slapen voor twee uur ’s nachts. La téle belge, la hollandaise enzovoort. Mijn ogen zijn nog goed, ik lees de gazet zonder bril. Mijn problemen, dat zijn mijn darmen. De buizen. De specialist in Erasmus heeft het me gezegd. Soms, als ik op mijn rechterzij lig, voel ik een steek. Hij zegt : Monsieur Goethals, sober blijven drinken en eten, ik opereer u niet. Ik ben zeven kilo vermagerd en ik rook nog altijd, maar attentie, ik trek de rook niet binnen, hein. Toen ik 79 was heb ik voor het eerst een docteur gezien. Omdat Guy, mijn zoon, zo insisteerde, want anders… Bij Marseille liepen vier docteurs rond. Die hebben me met geen vinger aangeraakt.

Guy Thys, die heeft me niets gezegd over zijn ziekte. Tien dagen voor zijn dood hebben we nog met elkaar gebabbeld op de Pro Licence. Op België – Kroatië zeiden ze me dat hij gestorven was. Pancreas. Als ik moet vertrekken, hoop ik ook dat het vlug gepasseerd zal zijn. En zonder pijn. Ik woon op de boulevard Mettewie. Van in mijn appartement kan ik het kerkhof van Molenbeek zien. Ze hebben me maar van het balkon te laten zakken, hahaha. Ik heb tegen Guy gezegd dat ik een mis in de basiliek van Koekelberg wil. Dan is de cirkel rond. Als kind heb ik nog jaren gespeeld op dat plateau daar, van de basiliek was er toen nog geen sprake.”

Nog altijd bijzonder gesolliciteerd. ” Mais je frein.” Hij heeft een kroniek in Het Laatste Nieuws, is – om het met een modewoord te formuleren – consultant bij RTBf en VRT. Geregeld komt er een Franse journalist op bezoek : “Ge pakt de TGV tot Bruxelles-Midi en dan een taxi naar de Heizel. In de Pétanque Club zitten we op ons gemak en ik speel er graag belote.”

Waarvoor we gekomen zijn, wil hij weten.

– “Voor uw verhaal. Als speler en als trainer.”

– ” Joueur ? Dat is lang geleden, hein.”

We duiken in zijn jeugd. We hebben hem zien spelen. Bij Daring en bij Racing. Voor en na de oorlog. Raymond Goethals werd op 7 oktober 1921 geboren in Vorst. Verhuisde vlug naar Molenbeek. Op twaalfjarige leeftijd sloot hij zich aan bij Daring CB. Zijn eerst fiets begon hij vijf jaar later te verslijten.

“Als junior trainde ik onder Jack Butler, een Engelsman die Daring volgens het WM-systeem liet spelen. Dat was toen een tactische revolutie in ons voetbal. Malheureusement, mijn eerste selectie voor de noyeau A viel samen met de oorlogsverklaring. Met het Belgisch leger kwam ik in het zuiden van Frankrijk terecht.”

Na zijn terugkeer toonde hij zich niet te veel, hij wou vermijden dat hij om te gaan werken naar Duitsland zou worden gestuurd. Af en toe werd hij opgeroepen voor de A-ploeg. In 1942 was hij soms ploegmaat van Guy Thys, die van Beerschot was getransfereerd. Zijn echte kans kreeg hij na de bevrijding, hij speelde toen samen met de anciens Van Ingelghem, Buyle, Mondelé en nieuwkomers als Bob Van Kerkhoven. Met de Witte Speeckaert was hij kandidaat voor de opvolging van de beroemde Nolle Badjou. Hij was invaller van Rie Meert voor de wedstrijd van België tegen de militaire selectie van Groot-Brittannië op het veld van Union. “Attentie, ik heb de fameuze Matthews en Swift bezig gezien, hein.”

Op 28-jarige leeftijd lag Goethals bij Racing Brussel – toen in de ere-afdeling, de huidige eerste klasse – in concurrentie met Loeckx, in een ploeg waarin de internationals Bijou Voussure en Tuur Ceuleers rondliepen. In 1952/53 werd hij met Assa Ronse kampioen in eerste provinciale. Het volgende seizoen was hij speler-trainer bij FC Hannuit. Het jaar daarop ging hij in op een advertentie in Sportleven en werd trainer bij Borgworm, in bevordering.

“We promoveerden van bij mijn eerste seizoen. Tijdens de vakantie volgde ik de trainerscursussen op de Heizel, maar ook de cursus van Pibarot in het Zwitserse Macolin en die van Weisweiler in Keulen. Pibarot introduceerde de verdediging op één lijn, Sinibaldi bij Anderlecht en ik bij Sint-Truiden hebben dat overgenomen. Mijn mannen bij Sint-Truiden – Van Oirbeek, vader Polleunis, vader Boffin, Lemoine en Vandenboer -, dat waren de zwarte beesten van Anderlecht. Het grote Anderlecht, hein. Vijf keer na elkaar kampioen, astemblieft ! Van 1959 tot 1966 klopten wij hen keer op keer. Soms konden ze al eens un nul spelen. In mijn laatste seizoen bij Sint-Truiden werden we vice-champions.”

Na de avondtraining bleven voorzitter en trainer tot in de kleine uurtjes door discussiëren over voetbal. Dan gebeurde het dat de stationschef in Sint-Truiden de laatste trein naar Brussel even moest ophouden. In die tijd speelde zijn zoon Guy – later jurist en internationaal scheidsrechter – bij de scholieren van Sint-Truiden.

In 1960 nodigde Constant Vanden Stock, toen nationaal technisch directeur, Goethals uit om zich te ontfermen over de nationale Uefajunioren, de beloften en het B-elftal. Goethals aanvaardde de opdracht, ondanks zijn job als portier bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Soms, wanneer de portier afwezig bleek, sprak minister Paul-Henri Spaak plechtig : “Dat is de bijdrage van de Belgische diplomatie aan onze nationale voetbalploeg.”

Goethals : “Ik heb zeventien jaar bij de Belgische voetbalbond gewerkt. In het begin was ik bezig met vijf jeugdploegen, nationaal en provinciaal. Elke dag op de Heizel. Na mij werd dat werk verdeeld : un entraîneur par équipe. Ge ziet, niet iedereen werkte gelijk Raymond, hein. Ik heb zelfs de Léopards van Zaïre nog getraind, ge kunt peinzen. Vanaf 1966, toen ik Constant ben opgevolgd, deed ik de cumul van entraîneur en sélectionneur. Dat was du jamais vu in de 75 jaar dat de federatie bestond.

“En luistert nu goed, in dien tijd was alleen maar de eerste ploeg van een groep gekwalificeerd voor een EK of een WK, hein. Ge moest nogal castards uitschakelen : Spanje, Holland, de Russen, Tsjecho-Slowakije, Italië. Nu zijn er 51 Europese ploegen, in mijn tijd 32. Maar niet zeveren, hein. San Marino, de Faeröer, Liechtenstein, Andorra : die deden toen niet mee. Ge moet serieus blijven, hein. Nu zijt ge gekwalificeerd als ge als tweede eindigt. En als ge een sympathieke derde zijt, moogt ge ook nog mee. Wij zijn in 1970 naar de Mondial geweest, het was zestien jaar geleden. Weet ge wie we toen allemaal geëlimineerd hebben ? Spanje en Joegoslavië. En twee jaar later, brons op Euro ’72 : tegen Portugal, Schotland, Italië en Hongarije. Dat is wat anders dan Andorra, is ’t niet waar ? En wie is er eerste in de groep van Holland voor het WK ’74 ? En eerste voor Frankrijk voor het EK ’76 ?

“Want, hahaha, in 1974 tegen de Kezen : ze geraakten er niet door, hein. Eén van mijn grootste tactische stoten, samen met die van 1993, met Marseille in München. In Antwerpen : 0-0. Schot van Jean Thissen tegen de lat, Jan van Beveren die een bal van Georges Heylens uit de hoek moet halen. En Johan Cruijff – dat was toen al een entraîneur – maar roepen : achteruit, ze moeten buiten komen. Hahaha. ’s Anderendaags kregen ze de hele Hollandse pers over zich heen. Dat het lafaards waren. En dan in Amsterdam, daar zijn we bestolen. Volé, c’est le vieux qui te le dit ! Ze geraakten er opnieuw niet door. En dan, pang, 89ste minuut : goal van Jan Verheyen op ne coup franc van Paul Van Himst. Afgekeurd door Kazokov voor offside van Martens. Allez, laat mij niet lachen, hein. Maurice deed aan die fase niet mee. De Hollandse televisie gaf het dezelfde avond toe. Tien keer hebben ze die goal nog uitgezonden. We hebben het gezien op onze terugweg, in de salon van Verheyen in Hoogstraten. Zuiver goal. We lagen buiten en we hadden de beste ploeg van de wereld geklopt. Geen enkele keer verloren. Wat zeg ik, geen één goal tegen. Maar we lagen buiten, hein.”

Van alle bondscoaches kan Raymond Goethals – puur cijfermatig dan – de beste balans voorleggen : 25 overwinningen, 11 nederlagen, 8 gelijke spelen. Met op het parcours enkele dissonanten. Zoals de breuk met Van Himst, die de Duivels de rug toekeerde na een gemiste WK-eindronde in Mexico ’70. Op de redactie van het blad Sport ’70 verzoenden de twee zich met elkaar. Of het trieste afscheid dat Goethals in 1976 in Rotterdam toebedeeld kreeg : 5-0. ” Christian Piot keerde terug uit blessure maar ik stelde hem toch op. Achteraf hebben ze me dat verweten. Maar Piot of een andere keeper, dat had geen verschil gemaakt. Cruijff en Robby Rensenbrink waren niet tegen te houden. En Van Himst en Wilfried Van Moer waren er niet bij.

“De président, Louis Wouters, wilde mijn contract met vier jaar verlengen, bovenop de twee jaar die ik te doen had. Maar ik zei tegen mezelf : Raymond, qu’est-ce que tu peux encore apporter ? Ik heb zelf Guy Thys voorgesteld en het voorstel van Anderlecht aangenomen. Maar ik heb met een heel goeie nationale ploeg gewerkt. Een heel goeie : Piot, Erwin Vanden Daele, Van Himst, Polleunis – beter dan Van Himst maar veel minder serieus, hein -, Van Moer, Raoul Lambert, Johan De Vrindt, Wilfried Puis.”

In het begin van het seizoen 1976/77 verkeerde Constant Vanden Stock in nood. Hij bedankte Hans Croon voor bewezen diensten en haalde Raymond Goethals binnen als trainer van Sporting Anderlecht. “Ik heb drie keer voor Anderlecht gewerkt. Van 1976 tot ’79. Van 1987 tot ’89. En nog eens een paar weken in 1995/96 – ik was toen al 75 jaar – toen ze vlug een Duitser (Herbert Neumann, nvdr) aan de deur hadden gezet. Malheureusement, in die vijf jaar heb ik met Anderlecht geen enkele keer champion gespeeld. Wel vier keer vice-champion. En twee keer de beker van België gewonnen, in 1988 en ’89. Maar surtout drie keer tot in de finale van de Coupe d’Europe geraakt en twee van die finales gewonnen. De beker voor bekerwinnaars verloren tegen Hamburg in 1977, maar in 1978 gewonnen tegen Austria Wenen. En twee keer de supercup gepakt, in 1977 en 1978. Gewonnen tegen Bayern München, attentie, ik spreek over de ploeg met Franz Beckenbauer, Karl-Heinz Rummenigge en Gerd Müller. En het jaar nadien gewonnen tegen het Liverpool van Kevin Keegan, Ray Kennedy, Kenny Dalglish en Graeme Souness. Anderlecht heeft toen veel poen gepakt, en werd geïnviteerd op toernooien in het buitenland. Die nieuwe tribunes ? Ik heb mijn steentje bijgedragen, hein. Hahaha. Een heel goeie ploeg, hein. Rensenbrink, Franky Vercauteren, Ludo Coeck, Arie Haan. Maar Rensenbrink : als Robby zijn tenue de gala aandeed, dan was het feest, hein.”

Claude Bez, de dikke en gesnorde voorzitter van Bordeaux, trok een eerste keer aan de mouw van Goethals. Dat was in 1979. “Werken met Alain Giresse, Bernard Lacombe, Gérard Soler enzovoort : formidabel. Maar ik moest terug naar België voor persoonlijke zaken.”

Na zijn scheiding, na een huwelijk van 36 jaar, hoorde men Goethals in de rechtbank zeggen : “In het voetbal is men vrij als men 35 jaar is. Maar hier…”

Veeleer een vrijgezel, Raymond Goethals. “Zoals Alain Prost, we hebben er nog over gebabbeld.”

“In die periode vertelde een Braziliaan uit Brussel me over de belangstelling van Sao Paulo voor mij. Sao Paulo, tu te rends compte ? Ik ben vertrokken met hetzelfde vliegtuig als Rik Coppens, die ging ginder wat Brazilianen voor Beerschot halen. Een steenrijke Zwitser, een bestuurslid van de club – hij cultiveerde Baccarat-rozen, dat zijn dingen die een mens niet vergeet – pikte me op in de luchthaven, noemde me directeur technique, ik kreeg daar een chauffeur en al. Soms reden we verloren. Als ge in Brazilië op de autostrade een sortie mist, moet ge vijftig kilometer verder rijden tot de volgende. Om zot te worden ! Sao Paulo, een stad met zes miljoen inwoners. En een stadion, Morumbi, met plaats voor 162.000 mensen. We werden kampioen van de zone Paulista en de Zwitser stelde voor om mijn contract te verlengen, maar ik voelde me niet thuis in Brazilië. Maar, à mes yeux, het Brazilië van 1970 is de beste ploeg die ik gezien heb. Samen met Italië van 1970, dat toen de finale van het WK verloor. En de beste speler ? Pelé of Maradona. Misschien wel Maradona. Pelé heeft alleen maar in Brazilië gevoetbald. Maradona heeft bij Barcelona en Napels gespeeld.”

Na Sao Paulo volgde Standard. En de omkoopaffaire, begin van de jaren tachtig. “In Luik direct twee keer kampioen gespeeld. Mijn eerste titels, en voor Standard was het ook al geleden van 1971. En ik zweer het u : in die finale van de beker voor bekerwinnaars van 1982 tegen Barcelona, zijn we gerold geweest door die Duitse arbiter. Ik zeg bijkans nooit : On était les plus forts, maar daar : ja ! 0-1 voor, en een goal van Barcelona goedgekeurd op vrijschop, terwijl wij onze muur nog aan het placeren waren. Van Anderlecht had ik Haan en Johnny Dusbaba meegebracht, maar dé parel van Standard was Simon Tahamata. En, je te le dis quand même : Erik Gerets.”

Quand même. Tussen Gerets en Goethals is het sinds de omkoopaffaire nooit meer goed gekomen. “Over die affaire zeg ik niets meer. Niets. Terminé ! Veel lawaai over niets, een echte afrekening. Ik weet alleen, de match tegen Waterschei is normaal verlopen. We moesten juste wat voorzichtig zijn drie dagen voor de finale tegen Barcelona, c’est tout. Hebben de spelers hun premie afgegeven aan die van Waterschei ? Dat is mogelijk. Maar ík, ik heb mijn premie niet afgegeven. Ik had geen premie. Ik werkte zonder premies. Zoals Happel.”

Goethals werd in die dagen bijna als een misdadiger beschouwd. ” Roger Petit heeft het meest van die affaire afgezien. Ik ben blijven werken. In Portugal, bij Guimaraes, sans problèmes. Maar wat wilt ge, ik was 64 jaar en ik zei : Raymond, keert terug naar huis, stopt ermee en ga belote spelen. Maar in de buvette van de Heizel vraagt Jean Martin van Racing Jet om eens naar zijn ploeg te komen kijken. Non merci, zeg ik. Enfin, ze spelen de eindronde, ze promoveren naar eerste klasse en ze engageren Daniel Renders. Raymond, aide-le un peu. Bon, ik help een beetje en, miracle, ze eindigen als negende. Zodus, retraite ? Vergeet het maar. Constant vraagt me nog een keer op Anderlecht voor twee seizoenen en ik heb dat geaccepteerd. Twee keer de beker van België gewonnen, in 1988 en ’89, twee keer tegen Standard.

“Dan krijg ik een telefoontje van Didier Couécou van Bordeaux, een ex-international. “On est treizième et dans la merde, viens mettre de l’orde. Constant had gevraagd om technisch directeur te worden, maar de retour naar Bordeaux liet mij niet los. Enzo Scifo speelde daar. Ze zeggen dat ik van Scifo niet wilde weten, maar het is Bez die hem uit de groep heeft gesmeten. Gene gemakkelijke, Bez. Hola. We werden vice-kampioen, maar Bez werd failliet verklaard.

“En toen vroeg Bernard Tapie me om hem in Parijs te komen spreken. ‘ Toi le Belge, ge hebt me met Bordeaux echt doen schijten. Nu gaat ge voor mij werken en voor mij een beker winnen.’ Welke beker, vroeg ik. ‘Er is er maar één : de beker voor landskampioenen.’ Tapie liet me installeren in een suite in de Concorde Palm Beach, maar ik heb vlug iets simpelers gevraagd. Soms wilde hij me forceren om een speler op te stellen. Dan zei ik : ‘Président, dat past niet in mijn veldbezetting.’ En dan hij weer : ‘ Je me fous de ton quadrillage, le Belge.’ Als er spanningen tussen ons waren, noemde hij me le Belge. Als alles naar wens verliep noemde hij me Raymond. Soms belde hij me ’s nachts van zijn zeilboot in Miami. En ooit wilde hij me in een en dezelfde week tot drie keer toe buiten smijten. Ik zei : ‘Pas de problème, président, het vliegtuig naar Brussel vertrekt om 9.30 uur.'”

Een hels koppel, maar wat een erelijst vulden ze samen : kampioen van Frankrijk in 1991, ’92 en ’93, één keer de beker van Frankrijk, twee finales van de Europabeker voor landskampioenen : in 1991 verloren tegen Rode Ster Belgrado, in 1993 gewonnen tegen AC Milan. Een doelpunt van Boli. Na het laatste fluitsignaal holde Raymond Goethals in alle richtingen tegelijk. Een Engelse journalist stelde naderhand een vraag over de tactiek van Marseille – met een verdediging die ver van het doel van Fabien Barthez opereerde. Goethals, laconiek : “Ik speelde al met een verdediging op één lijn bij St-Trond.” Waarop de reporter, met een zuinig mondje : “What ? Citron ?”

En daarna ? “Tapie drong nog aan, hij wou dat ik bleef. ‘Ne me fait pas encore chier, le Belge.’ Ik wilde ermee ophouden. Ik was 72 jaar, ge moet serieus blijven.”

Hij keerde terug naar Molenbeek. Maar in Marseille wordt hij nog altijd verafgood. In L’Equipe Magazine vertelde hij daarover in 1993 het volgende : “De mensen uit Marseille, dat zijn rare pipo’s. Ze schelden elkaar de huid vol, nadien omarmen ze elkaar. Soms zeggen ze me : ‘T’es fada, Raymond.’Ge zijt zot. Maar neen, zij zijn zot en ik amuseer me daarmee. Na een gelijkspel in Glasgow houdt mijn garagist me tegen. Hij zegt : ‘ Hoe doe ge dat toch, coach ? Het is een mirakel. Ik heb naar de televisie gekeken met de tranen in mijn ogen. Nog nooit heeft mijn vrouw me zo doen genieten. Ik hou van u, coach. Indien ik een vrouw was, zou ik dingen met u doen…‘ En dan zeggen ze in Marseille dat ík zot ben.”

door Henry Guldemont

‘Ik hou van u, coach. Indien ik een vrouw was, zou ik dingen met u doen…”Ik weet alleen : die match tegen Waterschei is normaal verlopen.”Soms belde Tapie me ’s nachts van zijn zeilboot in Miami.”Ik heb zelfs de Léopards van Zaïre nog getraind, ge kunt peinzen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content