Hij voelt zich gelukkig in Turkije, zegt hij. ‘Turkije is mijn tweede vaderland geworden.’ Op bezoek bij Christoph Daum, de Duitse trainer van Fenerbahçe.

Zijn charisma is evident en hij verzorgt het. Christoph Daum draagt een pak van Italiaanse snit. Zijn das heeft hij geknoopt volgens de regels van de kunst. Zijn haren zijn opzichtig geblondeerd. De lichaamstaal van de vijftigjarige Duitser verraadt wantrouwen jegens de pers. Natuurlijk weet hij dat hij niet zonder journalisten kan. Turkse reporters noemt hij onbevangen fanatiekelingen, maar hij bevoorraadt ze wel geregeld met vette koppen. Zoals onlangs, toen hij aankondigde dat hij de Turkse nationaliteit wou aanvragen. “Ik zou dan een dubbele nationaliteit hebben. En waarom niet ? Turkije is altijd vriendelijk voor me geweest, zeker in mijn moeilijke momenten. Voor mij zou het ook een signaal zijn voor de vier miljoen Turken die in Duitsland verblijven.”

Na het gesprek houdt hij eraan ons rond te leiden in het trainingscentrum van de club. Zijn trots valt licht te begrijpen. De accommodatie benadert de perfectie : comfortabele kleedkamers, fitnesszalen, kamers voor de spelers, de coach en de technische staf. Daum schouwt de werken aan de badruimte en aan het veld voor het eerste elftal. “Kijk,” zegt hij, “de Turken willen werken en daarom is hun voetbalkampioenschap een van de sterkste van Europa geworden. Er lopen hier zoveel getalenteerde spelers rond en almaar meer komen ze in de belangrijkste clubs terecht. Turkije kan een nieuw Brazilië worden.”

Wat zijn de oorzaken van het succes van het Turkse voetbal ?

Christoph Daum : “Istanbul heeft veel voetbalclubs en drie daarvan – Galatasaray, Besiktas en Fenerbahçe – onderscheiden zich door hun immense gedrevenheid om vooruitgang te boeken, hun visie, hun werkvermogen. En dat zijn maar drie van de talloze voorbeelden die ik zou kunnen geven. De derde plaats van de Turkse nationale ploeg op het WK van 2002 in Japan en Korea kwam er niet toevallig.

“In de opmars van het Turkse voetbal zijn buitenlandse invloeden zeer belangrijk geweest. Achttien jaar geleden is Jupp Derwall hier begonnen met de inplanting van een goede organisatie, goede terreinen, goede trainingscentra. Daarmee heeft hij het Turkse voetbal gelanceerd. Zowel de Turkse spelers als de Turkse coaches hebben veel van de buitenlanders opgestoken. Fatih Terim verricht nu degelijk werk bij Galatasaray. Kazim Ersun Yanal van Gençlerbirligi stevent af op een grote nationale en internationale toekomst. En Senol Gunes is goed bezig bij de nationale ploeg. Hij is een vriend van me.

“Qua spelers is het talent natuurlijk al langer aanwezig. Het moest alleen beter omringd, beter opgeleid en beter begeleid worden. Voetbal is een passie in Turkije. Ik zie in Europa maar één land met een even groot potentieel aan natuurlijk getalenteerde voetballers en dat is Portugal. In Turkije is er voor een voetballer bovendien nog veel speelvreugde te beleven. Dit alles maar om aan te geven dat het hier aangenaam werken is. En dat ik me in Turkije, dat een soort tweede vaderland van me is geworden, gelukkig voel.”

Waarin liggen de grootste verschillen tussen het Duitse en het Turkse voetbal ?

“Bij de coaching moet je goed voor ogen houden dat de Turkse voetballer veel gevoeliger is dan de Duitse. De Turkse voetballer hecht zelfs belang aan de manier waarop je hem ’s morgens groet. Als je ‘hallo’ minder vriendelijk klinkt dan de dag voordien, denkt hij al dat je vertrouwen in hem verminderd is. Emoties spelen hier een belangrijke rol en als je als coach vooruit wil geraken, leg je de klemtoon best op het positieve en probeer je het negatieve te vermijden. Anders riskeer je een speler definitief te verliezen, ontgoocheld als hij is in de aanpak van zijn coach. In Duitsland is men veel kritischer. Dat wordt daar ook aanvaard. Voor de Duitse spelers vormt het geen enkel probleem om in een negatief klimaat te evolueren.

“Voorts moet een coach hier in tactisch opzicht vlug kunnen reageren. Meteen offensieve en defensieve maatregelen nemen, je krijgt niet veel tijd om na te denken. De Turkse voetballer is enorm leergierig, wil beter worden en vraagt uitleg over de geringste details.”

Waarom spreekt u niet meer met de Turkse journalisten ?

“De Turkse pers is bijzonder agressief en profiteert van de grote gevoeligheid van de spelers. Er bestaat in Turkije een overweldigende belangstelling voor voetbal. De kranten spelen daarop in, pakken uit met sensationele koppen. Dat zorgt voor een gespannen, hectische sfeer in en rond de stadions. De druk is ongemeen groot. Volgens mij vergeet de pers dat ze het publiek moet informeren – en dat mag ze kritisch doen, daar heb ik niets op tegen – en de voetballiefhebbers een opvoeding moet geven. Zeventig procent trekt zich daar niks van aan. In 1985 ontdekte Turkije de democratie. Dat geldt ook voor de pers, maar ze overschrijdt soms de grenzen. Je moet hier jezelf wat beschermen, want er bestaat totaal geen respect voor je privé-leven. Ik heb me daaraan aangepast, maar ook aan de cultuur, de tradities, de mentaliteit en de goede kanten van Turkije. Dat is onvermijdelijk als je succes wil boeken. Ik wil niets opleggen, ik wil hier niks nieuws brengen. Ik geef er de voorkeur aan dingen te delen en zo naar een verbetering van het resultaat te streven.”

Waar plaatst u Fenerbahçe in vergelijking met Galatasaray en Besitkas die in de Champions League spelen ?

“Hier in Turkije identificeert iedereen zich met een club en Fenerbahçe is de populairste club van het land. Er zijn in het hele land wel twintig miljoen supporters. Dat is een ongelooflijke luxe waar we profijt uit moeten halen : successen behalen, goede voetballers opleiden. Daar zijn we in alle rust mee bezig. Op middellange termijn…”

Dat bestaat niet in Turkije. Alles moet hier nu meteen gebeuren. Fenerbahçe wil nú kampioen worden.

“Er moeten altijd successen zijn, er moet altijd vooruitgang zijn. Het is dat of mislukken. Zoals dat het geval is met sommige uitstekende Russische voetballers die naar hier afzakken en het hier niet waarmaken.”

Dus is het de titel of het ontslag voor u.

“We zullen wel zien. Ik weet waarmee ik bezig ben. Het doel is toch vooral om op lange termijn te werken. Maar de druk van het onmiddellijke resultaat blijft vanzelfsprekend niemand bespaard. Ik kan daar wel mee leven. Misschien omdat ik in het voetbal minder door het geld word gefascineerd dan wel door het onverwachte. En er is in 2007 de honderdste verjaardag van de club. Dat is zeer belangrijk.”

Uw leven is in Turkije veranderd. U straalt hier wel meer vertrouwen uit dan in de tijd dat…

(Breekt de vraag af.) Ik heb niks meer te bewijzen. Ik heb resultaten behaald in Duitsland, in Oostenrijk en in Turkije. Ik kan terugvallen op mijn ervaring en ik kan mijn ervaring aanbieden. Maar mijn werk als coach is nog niet gedaan. Dat is trouwens nooit gedaan. Ook niet als ik sterf, dan zal het alleen onderbroken zijn. Ik heb nog zoveel dingen te doen. Turkije steunt me. Ik waardeer dit land. Niet alleen omdat het me verwelkomd heeft toen ik in nesten zat. Ik ben in Duitsland met Turken opgegroeid. Ik kom uit een industrieel gebied. Als kind had ik al Turkse vriendjes. Turken hebben altijd deel van mijn leven uitgemaakt.”

Hoe kijkt u nu op die cocaïnezaak terug ?

“Ik heb aan Duitsland alles gegeven wat ik had. Ik heb het Duitse voetbal geholpen. En ik heb het land geholpen, bijvoorbeeld met liefdadigheidswerk. Ik moet voor Duitsland niets meer doen. Ik heb tegenover Duitsland geen enkele schuld af te lossen. De ellende is begonnen toen ze mijn naam begonnen te citeren in verband met de nationale ploeg. Ik was toen bij Bayer Leverkusen. We domineerden de Bundesliga en ik weigerde om de Mannschaft onder mijn hoede te nemen. Dat kan ik bewijzen, ik heb daar brieven over. Dat wordt één van de elementen in het boek dat ik op een dag zal schrijven, want ze hebben zoveel leugens over mij rondgestrooid. Uli Hoeness en Karl-Heinz Rummenigge hebben me gesmeekt om die opdracht toch te aanvaarden. Het was voor het goed van het Duitse voetbal, zeiden ze. Ze stonden achter mij. Ik had eerst geweigerd, maar ze drongen zo aan dat ik uiteindelijk akkoord ging. Daarna schreef de pers, en ze citeerde daarin Hoeness, dat ik nooit trainer van Bayern München zou worden.”

Was dit een Beiers anti-Daum-manoeuvre of een anti-Leverkusen-manoeuvre, zoals sommigen beweren ?

“Ik weet het ook niet. In die tijd wilde ik in de buurt van Keulen een groot voetbalcentrum bouwen. Keulen, dat ligt voor iedereen gemakkelijk. Veel clubs gingen akkoord. De firma Bayer ging dat complex bouwen en als Bayer iets doet, is het altijd goed gedaan. Bij Bayern München wisten ze dat allemaal. Ze begrepen ook wel dat zo een deel van de beslissingmacht vanuit Beieren naar het westen van het land zou opschuiven. Ik moet je niet zeggen dat Bayern dit niet wilde. Mijn plannen waren een gevaar voor München. Als je dat voor ogen houdt, begrijp je veel van wat me toen overkomen is : de manoeuvres, de timing van dingen die over mij verschenen zijn.”

Keert u nog ooit terug naar de Bundes- liga ?

“Het is uitgesloten dat ik nog één dag in Duitsland werk. Als ik al een contract zou tekenen voor een of andere club uit de Bundesliga, zou het ‘onderzoeksbureau’ van Uli Hoeness een seconde later al mijn doodvonnis tekenen.”

Zoals destijds ?

“Ik heb een vergissing gemaakt en men heeft me afgeslacht. De prijs die ik heb moeten betalen, lag veel te hoog. Die affaire is één groot spektakelstuk geworden, maar het publiek stond aan mijn kant, daar ben ik zeker van.

“Ze vroegen me of ik cocaïne gebruikte. Ik zei : neen. Zou, bijvoorbeeld, een man die zijn vrouw heeft bedrogen, ook niet neen zeggen als ze hem de vraag zouden stellen in het bijzijn van zijn kinderen ? Iedereen zou negatief antwoorden. Ze hebben me behandeld alsof ik de grootste misdadiger uit de geschiedenis van het Duitse voetbal ben.

“Maar laten we over iets anders spreken.”

Wat kan er op het tactische vlak nog worden verbeterd aan het moderne voetbal ?

“Niets is perfect, alles evolueert zonder ophouden. De 4-4-2, bijvoorbeeld, draait al een tijdlang mee en is permanent onderhevig aan wijzigingen. Alles zit in de interpretatie van het systeem. Arrigo Sacchi voerde het in bij AC Milan. Real Madrid heeft er zijn basisstructuur van gemaakt, maar met een andere soort spelers. Een voetballer als Zine- dine Zidane is een spelverdeler, maar op basis van de wedstrijdomstandigheden kan hij zich op ieder moment omvormen tot een aanvaller, een verdediger of een verdedigende middenvelder.

“De spelers worden ook almaar beter en beter. Verdedigers nemen veel meer dan vroeger aan het spel deel. Ik hou trouwens niet van het woord verdedigen, voor mij is voetbal altijd aanvallen. Aanvallen met de bal of aanvallen zonder de bal, en in dat laatste geval spreek je van pressen. Het komt erop neer altijd het initiatief te hebben, zowel offensief als defensief. Wie op het veld de beslissingen neemt, maakt meestal het verschil. Spelers als Didier Deschamps, van oorsprong verdedigende middenvelders, zijn ondertussen spelverdelers geworden.

“Het beroep van trainer is niet meer hetzelfde als vroeger. Twintig jaar geleden was een trainer een soort leraar voetbal voor zijn spelersgroep. Er werd naar hem geluisterd. Nu moet hij een groot deel van zijn tijd gebruiken om zijn club te vertegenwoordigen.”

door Pierre Bilic

‘Turkije kan een nieuw Brazilië worden.’

‘Het is uitgesloten dat ik ooit nog in Duitsland werk.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content