Twee oud-bestuursleden van de Chinese voetbalbond zijn onlangs veroordeeld tot meer dan tien jaar cel voor hun rol in een omkoopschandaal. Arie Haan (63) was in die periode bondscoach van het Chinese nationale elftal en trainde ondertussen ook al enkele Chinese clubs. Zijn hallucinante verhaal over voetbal in China.

In de cafetaria van een wolkenkrabber in Sanlitun, de hippe expatwijk van Peking, laat Arie Haan zich nog wat dieper in zijn stoel zakken. Gezien de zinderende hitte, die als een deken over de stad is gevallen, is de gekoelde bedrijfskantine een welkome ontmoetingsplek. Haan doet ontspannen aan. Bijna alsof hij thuis is. “Zo voelt het ook”, beaamt hij. Hij vindt China een fascinerend land, ook al spreekt hij geen woord Chinees.

Spelers met privileges

Het was 2002 toen hij op een Nederlandse golfbaan de vraag kreeg voorgelegd of hij bondscoach van China wilde worden. “Ik zei: ben je gek? Ze maken geen goal, ze verliezen alleen maar”, weet Haan nog. Het waren zijn vrienden die hem uiteindelijk overhaalden de gok te wagen. Ze deden zaken in China en vertelden dat het land zich snel aan het ontwikkelen was. “Ik moest het van hen met eigen ogen zien.” Haan besloot zonder verwachtingen het Chinese avontuur aan te gaan. Hij begreep in het begin niets van de Chinese gebruiken. “Neem het ontbijt. Ze pakten een bord, schoven langs het buffet en begonnen al lopende te eten. Hadden ze hun bord leeg, dan waren ze weer weg. Toen ik later ging kijken waar ze waren, zag ik ze op een rijtje staan bij mijn Chinese assistent-trainer. Klaar om verder te gaan met de training.”

Haan merkte al snel dat hij heel anders met zijn spelers moest communiceren dan hij gewend was. “Ik weet precies hoe ik het wil en wat ik van mijn spelers verwacht. Maar mijn Chinese spelers luisterden totaal niet als ik iets zei. Ik moest het voor ze uitschrijven, pas dan begrepen ze wat ik bedoelde.” Vervolgens ontstond een nieuw probleem: het gebrek aan zelfvertrouwen en de aanhoudende angst om fouten te maken, karakteristiek voor de Chinese persoonlijkheid. Dat resulteerde in het rigide gehoorzamen aan de coach en weinig eigen initiatief. “Ik vertelde ze één ding en dat deden ze dan ook, maar als de situatie veranderde, wisten ze niet meer wat ze moesten doen. Pas na lange tijd gaf ik ze meer vrijheid om hun eigen manier te vinden.”

Al snel kwam Haan tot de conclusie dat een assistent in China heel belangrijk is. Iemand die op de juiste manier kan overbrengen wat hij bedoelt. “Kijk, voor mij is een voetballer een voetballer. Dus ik behandelde hen ook zo”, zegt hij met de welbekende Hollandse nuchterheid. “Het gaat op mijn manier en anders niet.” Verschillende buitenlandse coaches op clubniveau spraken in het verleden over de besluitvorming in het Chinese voetbal en de macht van het clubbestuur of assistent-trainers om bepaalde spelers privileges te verlenen. Volgens Haan is het aan de coach hoe daarmee om te gaan. “In het begin van mijn tijd in China zei ik tegen mijn spelers: ‘Wie jou ook mag benaderen met het verhaal dat hij je een plaats kan garanderen in de selectie, geloof het niet. De enige die daarover beslist, ben ik.”

Ook Chinese handelaren probeerden spelers te bewerken. Handelaren die nauwe banden onderhielden met belangrijke bestuursleden. Zij bleken nieuwe spelers te hebben benaderd, vlak voordat de selectie bekend werd, met het aantrekkelijke aanbod ze een plek in het team te garanderen tegen betaling van een forse geldsom. Jaren later zou dat Haan pas duidelijk worden. “Er kwam een oud-speler naar mij toe”, vertelt de Groninger, “die zei: ‘Coach, wist je dat de prijs in onze tijd 150.000 renminbi ( Chinese munteenheid, zo’n negentienduizend euro, nvdr) was om in het nationaal team te komen?’ Nou ik kan je verzekeren, ik heb het geld nooit gezien.”

Ailton niet nodig

Ondanks zijn onverminderde optimisme en het vertrouwen in het potentieel van de Chinese voetbalcapaciteiten, diende hij in november 2004 na de 7-0-overwinning op Hongkong zijn ontslag in. Zijn ploeg kwam een punt te kort om zich te kwalificeren voor het WK. De aanstekelijke glimlach op zijn gezicht verdwijnt even als hij terugdenkt aan die bewuste dag. “Ik had vooral medelijden met de spelers. We waren zo dichtbij. Maar uiteindelijk was het een fantastische tijd, een ervaring die ik nooit had willen missen.”

Het betekende echter niet het einde van zijn verblijf in China. Na dienstverbanden in Iran, Kameroen en Albanië keerde hij na vijf jaar terug als trainer van de Chinese clubs Chongqing Lifan, Tianjin Teda en Shen-yang Shenbei. Bij die laatste club werd hij in mei van dit jaar na vier maanden ontslagen wegens teleurstellende resultaten. Het Nederlandse bedrijf BJ 1421 Business Consulting in Peking, dat Nederlandse ondernemers in China begeleidt, heeft Haan sindsdien vastgelegd om lezingen te geven op seminars voor het bedrijfsleven.

In totaal maakte Haan zo’n vijf jaar lang de dienst uit bij verschillende Chinese voetbalteams. Ook daar was de bestuurlijke controle alom aanwezig en de scheidslijn tussen machtsmisbruik en machtsgebruik niet altijd even duidelijk. Daarbij zijn er volgens hem in China altijd zogenaamde experts die zich met de zaken bemoeien. “Het gebeurt overal, ook in Europa. Er werd weleens van bovenaf tegen mij gezegd: ‘Luister, als je verliest en je doet wat wij zeggen, dan is er geen probleem. Maar wanneer je verliest en je doet alleen hoe jij het wil, dan zouden we problemen kunnen krijgen.’

In zijn tijd bij Chongqing Lifan bijvoorbeeld. Buiten zijn medeweten om was de Braziliaan Ailton, de ex-topscorer van de Bundesliga, door de grote geldschieter gekocht. Maar Haan had hem niet nodig, wilde hem ook niet gebruiken, maar accepteerde de aanwinst uiteindelijk wel. Hij wilde de baas geen ‘gezichtsverlies’ laten lijden, zo verklaarde hij later zelf. Haan herpakt zich en wil duidelijk het onderwerp afronden: “Verder heb ik zelf nooit echt iets gemerkt van louche praktijken of overheidsbemoeienis.” Terwijl hij in 2009 toch drie wedstrijden werd geschorst bij Chongqing Lifan toen hij betekenisvol met geld zwaaide naar de scheidsrechter. “Daar bedoelde ik toen niets mee. De scheidsrechter is nu eenmaal het zwarte schaap als je verliest. Ik ging per ongeluk met mijn hand in mijn zak en het geld was daar.”

Hoewel de grondbeginselen van de FIFA vaststellen dat alle nationale voetbalbonden onafhankelijk moeten zijn van de overheid, staat er in de Chinese sportwet dat de East Asian Football Federation een overheidsdepartement is. Toch beweert Haan nooit druk te hebben ervaren vanuit de overheid op het voetbalbeleid. “De federatie kon doen wat ze wilde. Een groot verschil met Kameroen. Daar kreeg ik mijn contract van de overheid. Wat dat betreft is de betrokkenheid van de overheid in Afrika veel groter. Daarbij kan de Afrikaanse federatie alleen blijven bestaan met steun en geld van de overheid. Nou, dat is in China niet het geval, kan ik je vertellen.

“Het is de mentaliteit die moet worden aangepast om het Chinese voetbal op wereldniveau te brengen”, zegt Haan dan bedachtzaam. Het mag duidelijk zijn dat hij de schaduwkant van het Chinese voetbal niet uit de weg gaat, maar uit zijn lichaamstaal is op te maken dat hij op zijn hoede is. Naarstig op zoek naar de juiste woorden om op geen enkele manier zijn Chinese sportkameraden te beledigen, probeert hij zijn voorzichtigheid uit te leggen. “Ze komen overal achter”, vertelt hij. Hij werpt een veelbetekenende blik en vervolgt zijn verhaal. “De Chinese cultuur is te veel ik, niet wij. En voetbal is wij. Daarbij betekent die Chinese individualistische cultuur: ik, die het doet voor mijn land. In een land met 1,3 miljard mensen kun je je voorstellen dat die druk behoorlijk hoog is.”

Gedegen jeugdopleiding

Rechtlijnige importgoeroes als de Italiaanse wereldkampioen Marcello Lippi, die in mei dit jaar is aangetrokken als coach bij de Chinese club Guangzhou Evergrande, zijn daarom niet het medicijn voor de Chinese voetbalmalaise, als het aan Haan ligt. Hetzelfde geldt voor kostbare transfers als die van Nicolas Anelka en Didier Drogba, die wekelijks respectievelijk 225.000 en 320.000 euro opstrijken. Zij zouden semigepensioneerde spelers moeten zijn die het Chinese voetbal ongekende successen moeten brengen tegen een goedgevulde zak met geld. Want dat is wat het land met de sterkst groeiende economie van de wereld te bieden heeft. “Maar voorlopig gaat het alleen om prestige en gezicht,” vindt Haan, “niet om kunde en kennis. Het zou me niets verbazen als Anelka slechts een half jaar blijft. Hij is hier om zijn productenlijn te promoten en gaat dan weer weg.” Hij lijkt gelijk te krijgen. Volgens het Franse sportblad L’Équipe ziet het ernaar uit dat Anelka nog deze zomer naar Saoedi-Arabië trekt. Hij zou al een gesprek achter de rug hebben met Antoine Kombouaré, de huidige trainer van Al Hilal. Zijn contract bij de Chinese club Shanghai Shenhua loopt tot december 2013.

Haan is van mening dat het Chinese voetbal zich zou moeten richten op de lange termijn. Er moet verder gekeken worden dan tien jaar en er moet een jeugdplan worden opgesteld om het Chinese voetbal een eigen gezicht te geven. Hij is overtuigd van de techniek en de fysiek van Chinese spelers, maar wat de Chinezen niet kunnen, is wat Haan noemt “het lezen van het spel”. Haan: “Het is hetzelfde als wat ze in Amerika deden in de jaren zeventig, toen daar grote namen als Pelé en Beckenbauer het voetbal kwamen promoten. Dat werkte niet. Het werkte pas toen ze bij de basis begonnen. Zoiets bereik je niet met een paar spelers uit Europa die alleen maar bakken met geld willen verdienen en binnen de kortste keren weer gevlogen zijn.”

De Chinese vicepresident Xi Jingping zei een paar jaar geleden dat hij drie wensen had voor het Chinese voetbal: kwalificatie voor het WK, gastland zijn van een WK en het winnen van een WK. “Of we het nog gaan meemaken? Wel als we allemaal heel oud worden”, lacht Haan. “Kijk, techniek kunnen ze leren, fysieke fitheid kunnen ze creëren, maar tactisch inzicht krijgen ze alleen door ervaring. Daar ligt een gedegen jeugdopleiding aan ten grondslag. En dát is een probleem. Want de mensen die eraan beginnen, zullen er nooit profijt van hebben. Zoals ik. Ik weet dat ik de credits nooit zal krijgen voor wat ik al heb gedaan.”

DOOR EVA VIJSELAAR – BEELDEN: REUTERS

“Er kwam een oud-speler naar mij toe, die zei: ‘Coach, wist je dat de prijs in onze tijd 150.000 was om in het nationaal team te komen?'”

“Of we het nog gaan meemaken dat China het WK wint? Wel als we allemaal heel oud worden.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content