De Belgische regering stuurt straks instructeurs naar Afghanistan om te helpen bij de opleiding van de politie. Maar heeft dat wel zin? De voorbije jaren hebben de Amerikanen zes miljard dollar geïnvesteerd in een trainingsprogramma voor de Afghaanse politie. Zonder resultaat. Bijzonder gezant Richard Holbrooke noemde die politie onlangs nog ‘onbekwaam en door en door corrupt’.

De wanhoop staat Mohammed Moqim in de ogen. Zijn mannen proberen levensgrote doelwitten te raken, die vijftig meter verder zijn opgesteld. Een paar van zijn aspirant-agenten schieten liggend raak, maar de overgrote meerderheid springt zo onhandig om met de automatische geweren dat ze er helemaal niets van bakken. Kapitein Moqim stuurt de groep zuchtend weg en beveelt de volgende vijfentwintig agenten in opleiding om hun plaats in te nemen. Moqim is 35 en acht jaar in dienst van de Afghaanse Nationale Politie (ANP). ‘We staan nog nergens’, zegt hij. ‘Ze luisteren niet, ze hebben geen discipline, ze leren het nooit.’

Dat ze niet raak schieten, is nog het minste probleem. Volgens Saleh Mohammed, een voormalige commandant van de opstandelingen in de provincie Helmand, betrekken de taliban hun munitie voor een goed deel van corrupte Afghaanse politieagenten. De kogels en de mortiergranaten die de agenten in de aanbieding hebben, zijn goedkoper en van betere kwaliteit dan wat op de lokale markt te koop is. De officieren die de agenten moeten superviseren, blijven het liefst ver uit de buurt van plekken waar de taliban actief zijn. Het ontbreekt de lokale politie op die manier niet aan mogelijkheden om munitie achterover te drukken. Volgens Mohammed doen agenten vaak alsof ze worden aangevallen, zodat dorpsbewoners desgevraagd altijd kunnen bevestigen dat ze schoten hebben gehoord.

In een poging om Afghanistan aan een efficiënt politieapparaat te helpen, trokken de Verenigde Staten sinds 2002 zes miljard dollar uit. Ze zorgden voor wapens, bouwden politieacademies en huurden specialisten in om de rekruten op te leiden, maar het hele programma moet als mislukt worden beschouwd. Een intern onderzoek leerde dat voor meer dan 322 miljoen dollar aan facturen werden goedgekeurd, zonder dat duidelijk is voor welke diensten er precies werd betaald. Minder dan 12 procent van de Afghaanse politie-eenheden wordt in staat geacht om zelfstandig te functioneren. De bijzondere Amerikaanse gezant voor de regio, ambassadeur Richard Holbrooke, noemde de Afghaanse politie ‘onbekwaam en door en door corrupt’.

Toch hangt het nog altijd van diezelfde politie af of de Amerikanen snel uit het land zullen kunnen vertrekken. Als ze de veiligheid niet kan garanderen, krijgt de door Washington gesteunde regering in Kabul nooit genoeg steun van het volk. Uit een peiling in opdracht van de Verenigde Naties blijkt dat meer dan de helft van de Afghanen de politie nog altijd corrupt vindt. Politiecommandanten zijn betrokken bij drugshandel. Toen Amerikaanse soldaten vorig jaar de stad Aynak binnentrokken, beschuldigden de mensen daar de lokale politie van afpersing, geweld en verkrachting.

Dat de bevolking geen vertrouwen heeft in de politie bleek ook toen Amerikaanse marines onlangs het voormalige bolwerk Marja op de taliban veroverden. Ouderen in het dorp maakten de Amerikanen meteen duidelijk dat ze de Afghaanse politie niet terug wilden. ‘Die mensen waren zonder meer bang van de politie’, zegt luitenant-generaal William Caldwell, die sinds november het programma leidt dat de Afghaanse veiligheidsdiensten moet verbeteren. ‘Je hoort voortdurend die verhalen over wie er nu erger is: de politie of de taliban.’ Toch is de Amerikaanse strategie afhankelijk van de politie, die normaal gesproken dichter bij de bevolking staat dan het leger. ‘Het gaat in deze oorlog niet om het veroveren van land’, zegt Caldwell. ‘Het gaat om de mensen. Precies daarom is er een politiemacht nodig die door de mensen wordt aanvaard en vertrouwd.’

Alleen een uniform

Meer dan een jaar na zijn eedaflegging als president van de Verenigde Staten verwondert Barack Obama zich nog geregeld over hoe het in Afghanistan werkelijk toegaat. Tijdens een briefing op 12 maart vroeg hij of de Afghaanse politie klaar zou zijn voor haar taak, tegen het moment dat het Amerikaanse leger in juli 2011 begint terug te trekken. Luitenant-generaal Caldwell nam aan de briefing deel, door middel van een videocontact met Afghanistan. ‘Eigenlijk’, zei hij tegen de president, ‘hebben we die mensen acht jaar lang helemaal niet getraind. We hebben ze alleen een uniform gegeven.’ In Washington wisten ze niet wat ze hoorden.

Pogingen om de Afghaanse politie op te bouwen, werden van meet af aan ondermijnd door niet erg realistische doelstellingen en een gebrek aan informatie. Bovendien werden voortdurend de verkeerde mensen aangetrokken. Jongens werden gerekruteerd, kregen een wapen en werden op pad gestuurd. Ze leerden hun vak op straat. Ook nu nog, weet Caldwell, is niet meer dan een kwart van de 98.000 agenten een beetje behoorlijk opgeleid. De Amerikanen die voor de opleiding instonden, waren vaak voormalige politieagenten of sheriffs die door privébedrijven voor deze opdracht waren aangetrokken. Ze kregen zelf nauwelijks instructies en de ambtenaren die op hun uitgaven moesten toezien, lieten alle declaraties van minder dan 3000 dollar zonder controle passeren. Daarmee stond de deur naar misbruik wijd open.

Het Amerikaanse plan om een Afghaanse politiemacht op te bouwen, ging bijzonder traag van start. In 2003 besliste het ministerie van Buitenlandse Zaken in Washington om er wat meer spoed achter te zetten en schakelde het bedrijf DynCorp International uit Virginia in. Dat had al ervaring opgedaan in Kosovo en Haïti. Het bedrijf stampte over het hele land een aantal opleidingscentra uit de grond, maar eigenlijk waren Buitenlandse Zaken noch DynCorp tegen hun taak opgewassen. De meeste rekruten waren jonge boeren. Goed 15 procent testte positief voor drugs. Weinigen wisten wat ze met een tandenborstel moesten aanvangen of konden met een auto rijden. Bijna 90 procent was analfabeet. In 2005 opende DynCorp een nieuwe politieacademie in de buitenwijken van Jalalabad. Na enkele maanden bleek de toiletafvoer helemaal verstopt. Onderhoudswerkers stelden vast dat de septische tanks vol zaten met zachte stenen, die in landelijk Afghanistan worden gebruikt als een alternatief voor toiletpapier. Het lessenpakket werd uitgebreid met twee dagen onderricht in basishygiëne.

De Afghaanse politie accepteert nog altijd iedereen die zich aandient. ‘De rekruten zijn werkloze jongeren zonder toekomst’, zegt kolonel Mohammed Hashim Babakarkhil, de tweede in bevel van het opleidingscentrum in Kabul. Sinds januari 2007 werden meer dan 2000 agenten gedood in actie – twee keer zoveel als soldaten van het Afghaanse leger. Volgens Amerikaanse officieren kwam de helft bij een ongeluk om het leven – in het verkeer of door het verkeerd hanteren van hun wapens.

Een voormalig kaderlid van DynCorp die liever anoniem blijft omdat hij nog in de sector werkt, zegt dat het onmogelijk is om competente agenten te vormen in een programma van niet meer dan acht weken. Dat was de tijd die Buitenlandse Zaken en Defensie voor de opleiding uittrokken. ‘Iedereen wist dat die jongens in die tijd geen bekwame agenten konden zijn – wij wisten het en zij wisten het ook.’ De opleiding is ondertussen zelfs ingekort tot zes weken, om meer rekruten te kunnen opvangen. Volgens woordvoerder Douglas Ebner van DynCorp maakt die basisopleiding deel uit van een uitgebreider programma van 40 weken. ‘Maar DynCorp bepaalt het beleid niet en stelt het programma niet samen.’

Het geld is weg

Of de rekruten het nu goed doen of niet, ze slagen allemaal. Ook als ze geen doel kunnen raken, krijgen ze een wapen en worden ze de straat op gestuurd. Alleen het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken kan een kandidaat weigeren, maar dat gebeurt zelden of nooit. ‘Veel agenten meldden zich alleen aan om de lokale bevolking geld te kunnen afzetten’, herinnert Tracy Jeansonne zich, een voormalige hulpsheriff uit Louisiana die tussen mei 2006 en juni 2008 voor DynCorp werkte. ‘Als we ze betrapten, konden we alleen voorstellen dat ze uit het korps zouden worden verwijderd. Wij beslisten daar niet over.’

Een andere voormalige medewerker van DynCorp zag tientallen rapporten aan Washington en aan de militaire overheid passeren, waarin zo goed als altijd sprake was van corruptie bij Afghaanse officieren. Van de 170.000 Afghanen die het opleidingsprogramma volgden, zijn er ook nog maar zo’n 30.000 over. ‘Dat is een groot probleem,’ weet Steve Kraft, die het programma voor rekening van Buitenlandse Zaken begeleidt. Het basissalaris van de agenten en hun gevarenpremie werd recent opgetrokken tot het niveau van dat van het Afghaanse leger, maar niemand weet of de maatregel enige invloed heeft. ‘Zodra de agenten het opleidingscentrum verlaten, verliezen we ze uit het oog. We weten gewoon niet wat er verder met ze gebeurt.’

Inspecteurs die door zowel Buitenlandse Zaken als Defensie ter plaatse werden gestuurd, weten ook niet waar de miljarden dollars naartoe zijn die het programma de Amerikaanse schatkist tot nog toe heeft gekost. Een onderzoek naar de kostendeclaraties die onder één bepaald contract werden ingediend, leerde dat voor 322 miljoen dollar aan facturen werden goedgekeurd, hoewel ze onduidelijk waren of simpelweg niet redelijk. De helft van de facturen stond bovendien vol fouten. Het onderzoek leerde ook dat ambtenaren slordig omsprongen met de opvolging van contracten voor een bedrag van meer dan een miljard dollar. Ze wisten vaak niet of de overheid wel had gekregen waarvoor er was betaald.

Die gang van zaken mag niet verbazen. Het kantoor in Afghanistan dat de contracten met privébedrijven moest opvolgen, was permanent onderbemand. Er waren op zeker ogenblik maar drie ambtenaren, die toezicht moesten houden op de uitvoering van een contact met DynCorp ter waarde van 1,7 miljard dollar. Een voormalige medewerker van het bedrijf zei dat hij Buitenlandse Zaken herhaaldelijk vroeg welke precieze resultaten de opleidingen moesten opleveren, maar hij kreeg nooit een fatsoenlijk antwoord op zijn vragen. ‘Ik vroeg dan bijvoorbeeld aan welke normen een succesvol opleidingsprogramma moest beantwoorden. Ze hadden geen idee.’ Buitenlandse Zaken ontkent de beschuldiging. Het houdt vol dat het programma van bij het begin wel degelijk steunde op een duidelijk, professioneel curriculum.

Nieuwe problemen deden zich vorige zomer voor, toen generaal Richard Formica besliste dat Defensie de controle over het opleidingscontract zou overnemen. Om een eindeloze prijscompetitie te voorkomen, stelde hij voor om het hele trainingsprogramma in een bestaand programma tegen drugs en terrorisme onder te brengen, dat onder het commando voor ruimte- en raketverdediging valt. Er zouden alleen bedrijven een bod mogen uitbrengen die al bij dat commando bekend waren. Daardoor viel DynCorp eerst uit de boot, maar het bedrijf vocht terug. Het protesteerde formeel en het haalde begin maart ook gelijk. De competitie is open verklaard en DynCorp mag zich meten met Northrop Grumman en Xe Services – het voormalige Blackwater dat in Irak zo zwaar in opspraak kwam dat het zich verplicht zag om van naam te veranderen.

Leve de carabinieri

In afwachting dat die procedure is afgerond, loopt het huidige contract verder. In het opleidingscentrum in Kabul kreeg DynCorp recent versterking van 35 Italiaanse carabinieri. Het werd de Italianen snel duidelijk dat de Afghanen niet alleen slecht konden richten. Het vizier van hun geweren was helemaal verkeerd ingesteld. ‘Voor wie wil leren schieten, is het tamelijk belangrijk dat het vizier juist staat’, zegt luitenant Rolando Tommasini. ‘Het is vreemd dat niemand daar tevoren op heeft gelet.’

De Italianen hanteren ook een andere techniek om de Afghanen te leren schieten. De instructeurs van DynCorp gaven de rekruten om te beginnen 20 kogels op 50 meter. Dat is zo ver, dat de rekruten niet eens kunnen zien of ze het doel met hun eerste schoten nog maar hadden geraakt. De Italianen begonnen met drie kogels op zeven meter. Als de agenten op die manier vertrouwen opdeden, werd de afstand geleidelijk vergroot tot 15, daarna 30 en uiteindelijk 50 meter. Het resultaat is verbluffend: onlangs faalde er maar één op de 73 rekruten in de schiettest.

DynCorp houdt vol dat zijn instructeurs hoog gekwalificeerd zijn. Volgens luitenant-generaal Caldwell is het gemakkelijker om met paramilitaire politie-eenheden zoals de Italiaanse carabinieri of de Franse gendarmerie te werken, omdat die een duidelijke bevelstructuur hebben. ‘De instructeurs die Amerikaanse bedrijven sturen, zijn allemaal verschillend. Een lokale sheriff of een politieman uit New York, dat maakt een groot verschil. De gendarmen zijn klaar voor de job en ze zijn nog bereid om instructies te accepteren ook. Met de bedrijven moet alles altijd opnieuw worden onderhandeld.’

Caldwell hoopt tegen eind oktober over een politiemacht van 109.000 agenten te beschikken, waaronder een elite-eenheid die nu uit een kleine 5000 man bestaat. Die eenheid, de Afghan National Civil Order Police (ANCOP), zal worden gebruikt voor delicate opdrachten. Ze worden bijvoorbeeld ingezet in de stad Marja die onlangs op de taliban werd veroverd. De agenten van het ANCOP zullen 16 weken opleiding krijgen en er zal worden geëist dat ze kunnen lezen en schrijven op het niveau van de lagere school. In Marja zijn de reacties gemengd. Een onderwijzer in de stad zegt dat de nieuwe politie zich alvast met meer zin voor verantwoordelijkheid en behulpzamer opstelt dan de oude. Een lokale winkelier ziet weinig verschil: ‘De nieuwe politie lijkt als twee druppels water op de oude.’

Toch is kwaliteit van belang. ‘In de wedren om zoveel mogelijk agenten op te leiden, mogen we niet vergeten dat de bedoeling uiteindelijk moet zijn om een politiemacht te vormen die bijdraagt tot goed bestuur’, waarschuwt voormalig presidentskandidaat John Kerry, die voorzitter is van de Senaatscommissie voor Buitenlandse Zaken. Niemand weet overigens hoeveel Afghaanse politieagenten er werkelijk zijn. De Amerikanen werken nog aan een database, die rekruten identificeert en volgt. Zonder die informatie is het niet mogelijk om de vinger te leggen op spookagenten, die alleen bestaan als namen op de loonlijst, of op eventuele indringers van de taliban.

Ondertussen gaat de opbouw zijn gang. Op de schietbaan in de buurt van Kabul toont Khair Mohammed zich een van de weinige goede schutters. Hij is 24, analfabeet en afkomstig uit het noorden van het land. Hij is al twee jaar politieagent, diende een jaar in de stad Kandahar en een jaar op controleposten buiten Marja. Hij verloor een aantal vrienden in de strijd, maar hoopt straks bij de ANCOP te mogen aansluiten en zijn loon van 180 dollar per maand te verdubbelen. De carabinieri doen hun best. ‘Wat ze hier niet snappen,’ zegt luitenant-kolonel Massimo Deiana, ‘is dat de politie op goede voet moet staan met de bevolking.’ Als hij hen die les leert, bewijst hij Afghanistan op termijn een grotere dienst dan wanneer hij hen goed leert schieten.

© Newsweek

Of de rekruten het nu goed doen of niet, ze slagen allemaal.

‘Zodra de agenten het opleidingscentrum verlaten, verliezen we ze uit het oog. We weten gewoon niet wat er verder met ze gebeurt.’

‘Veel agenten meldden zich alleen aan om de lokale bevolking geld te kunnen afzetten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content