Ondanks twee titels en een supercup op zijn palmares haalde Denis Odoi niet veel voldoening uit zijn twee seizoenen bij RSC Anderlecht. De flankverdediger hoopt bij Sporting Lokeren in eerste instantie weer speelvreugde terug te vinden.

Denis Odoi (25) oogt vermoeid wanneer we hem ontmoeten in Leuven. Gevolg van de zware trainingsarbeid bij Lokeren, verklaart hij, “heel wat zwaarder dan bij Anderlecht”. Daarbovenop zijn er de lange autoritten van Leuven naar Daknam. De files zijn er echt te veel aan, sakkert Odoi – helm in de hand, want in zijn thuisstad is de Vespa zijn geliefkoosde vervoersmiddel.

Samen met zijn vriendin gaat hij nu op zoek naar een woonst in de buurt van Gent. “Wellicht iets kopen, als investering.” Met reden: Odoi tekende bij Lokeren een contract van vier jaar, hij wil eindelijk continuïteit in zijn carrière krijgen. Iets waar het hem de voorbije twee seizoenen aan ontbrak.

Willy Reynders, sportief directeur van Lokeren, stelt dat hij met Jordan Remacle en jou twee spelers haalde die uit zijn op eerherstel. Heeft hij gelijk?

Denis Odoi (haalt schouders op): “Ik wil in de eerste plaats aan mezelf bewijzen dat ik mijn plaats in eerste klasse waard ben, niet aan andere mensen. En ik wil weer plezier beleven aan het voetballen.”

Nog voor je bij Lokeren tekende, verklaarde je dat je dolgraag met Peter Maes wilde samenwerken. Waarom?

“Omdat hij me al wilde toen ik nog bij STVV speelde, we hebben toen een goed gesprek gehad. Ook afgelopen winter wilde hij me naar Lokeren halen. Als er één ding is dat ik ondertussen leerde, is het wel dat vertrouwen van een trainer zeer belangrijk is. Dat was ook zo met Guido Brepoels bij STVV, wat leidde tot goede prestaties.”

Waren er buiten Lokeren nog andere opties?

“In de winter was er interesse van een Italiaanse – Siena – en een Nederlandse club – Heerenveen -, die me wilden huren. Maar omdat ik een goede winterstage afwerkte, wilde Anderlecht me plots niet meer laten gaan.”

Welke mensen vraag jij om raad als je een dergelijke beslissing moet nemen?

“Ik heb een hechte vriendschap met ex-ploegmaats Wim Mennes en Ludovic Buysens, dus hun mening vraag ik wel. Zij kenden ook mijn situatie bij Anderlecht.”

Moet je financieel zwaar inleveren?

(knikt) “Daar heb ik geen probleem mee. Bij Anderlecht gaf ik al aan dat ik liever wat minder verdiende en speelde, dan omgekeerd, want daar haal je nul voldoening uit. Maar als je daar bij Anderlecht iets over zegt, komen ze met het argument dat ze je genoeg betalen… Herman Van Holsbeeck weet dat dat voor mij geen issue is. Tijdens de kampioensviering voelde ik bijvoorbeeld weinig vreugde. Het jaar voordien was anders, omdat ik dan tenminste nog enkele wedstrijden in play-off 1 had gespeeld.”

Je hebt wel mooi twee landstitels op je palmares staan ondertussen.

“Natuurlijk is dat mooi, maar die laatste titel heb ik niet gevierd alsof die van mij was, ik heb zelfs de beker niet vastgehad. Anderzijds wilde ik ook niet met een lang gezicht rondlopen en de feestverstoorder zijn.

“Weet je, die laatste wedstrijd wilde ik aanvankelijk zelfs niet naar het stadion komen: ik zat niet in de selectie en had er geen behoefte aan om dan in de tribune plaats te nemen. Ik was kwaad en ontgoocheld om alles wat daarvoor gebeurd is. Maar uiteindelijk ben ik toch gegaan, op vraag van Sacha Kljestan en Tom De Sutter. Ik denk niet dat het veel andere mensen interesseerde wat ik deed.”

Euromillions

Heeft John van den Brom je nog iets gezegd bij je afscheid?

“Neen. Er zijn op het einde van het seizoen enkele zaken gebeurd die voor mij de deur dicht hebben gegooid bij Anderlecht. Mocht ik iemand zijn die tevreden is met zijn plaats op de bank en niet voor zijn mening uitkomt, zou ik wellicht nog bij Anderlecht spelen. Maar dat is mijn karakter niet.”

Dat is ook wat men bij Lokeren denkt: misschien was Denis te gevat en te mondig om het bij Anderlecht te maken. Je bent blijkbaar iemand die een trainer of manager graag om uitleg vraagt of meningen durft aan te vechten.

“Dat is een feit. Sacha – een intelligente kerel trouwens – zat in het begin van het seizoen eveneens op de bank, maar hij bleef een gentleman en knokte zich uiteindelijk toch weer in het elftal. Ik denk dat hij beter weet, én aanvaardt, hoe de voetbalwereld werkt.”

Naar buiten uit heb je nochtans weinig van je laten horen.

“Bewust. Omdat ik geen goesting meer had in te veel gedoe. Bovendien denk ik dat de media ook niet echt geïnteresseerd waren in mij, daar moet je realistisch in zijn.”

Het lijkt me een lastige evenwichtsoefening om op die manier bij een topclub als Anderlecht jezelf te blijven.

“Ik ben in die twee jaar Anderlecht veranderd… en niet noodzakelijk in positieve zin. Ik heb kanten van mijzelf ontdekt die ik liever niet gezien had. Rancune, ja, al vind ik dat niet noodzakelijk iets slecht. Het was vooral de moedeloosheid die mij verbaasde. Bepaalde trainingen veegde ik er mijn voeten aan. Terwijl ik bij Sint-Truiden elke training voluit ging. Dat heeft deels te maken met de sfeer. Bij Anderlecht zit je met een hoop verbitterde mensen, omdat iedere speler daar van zichzelf vindt dat hij een basisplaats waard is en gewend is om veel te spelen.”

Anderlecht was je eerste ervaring met het leven bij een topclub. Wat heb je geleerd?

“Dat mijn afkeer van de voetbalwereld nog groter is geworden. Er komt veel meer bij kijken dan louter voetballen. Ik stel mij soms de vraag: mocht ik morgen Euromillions winnen, zou ik dan nog profvoetballer zijn? Ik betwijfel het. Omdat je de essentie verliest, namelijk plezier beleven aan het voetballen zelf. Volgens mij kun je dat meer ervaren in provinciale.”

Geldt dat ook voor je maatje Tom De Sutter?

“Ik hoop dat Tom krijgt wat hij wilt en wat hij verdient.”

Gaat het er aan de top koeler aan toe, zoals vaak beweerd wordt?

“Toch wel. Omdat er bij kleinere clubs minder jongens rondlopen die zich beter voelen dan anderen. Alles wordt er bovendien zo serieus genomen. In Anderlecht heerste ook een soort calimerocomplex: iedereen is tegen ons. Daar had ik wat moeite mee, want dat werk je op de duur zelf in de hand.”

Anderlecht en de KBVB

Voelde je je gewaardeerd door de supporters?

“Ik denk niet dat ik super goed lag bij de supporters, maar het was vooral ikzelf die aan mij twijfelde. Het is een paar kaar gebeurd dat ik inviel en we dan nog een tegendoelpunt slikten. Als dat vaak gebeurt, kruipt dat in je hoofd, zeker bij een verdediger. Zelfs al kan je er niets aan doen.

“Neem de wedstrijd thuis tegen Zulte Waregem, waar ik inval als linksachter. Vlak na mijn invalbeurt probeer ik een situatie te redden, maar lijkt het uiteindelijk alsof ik te laat kom om Berrier het scoren te beletten.”

Je hebt iets te vaak dat soort momenten gekend. Een van je laatste wedstrijden was die in play-off 1 tegen Club Brugge: 1-1. Je maakt een owngoal en pakt wat later een rode kaart. Niet echt lekker.

“Ik denk dat ik mezelf vaak in een negatief daglicht bracht door fouten van anderen te willen goedmaken. Had ik bijvoorbeeld tegen Zulte Waregem op mijn flank blijven staan, zou daar achteraf met geen woord over gerept zijn. Als ik tegen Club Brugge Carlos Bacca gewoon had laten doorlopen, zou ook niemand daar op teruggekomen zijn. Feit is: Nuytinck en Kouyaté dekten allebei door, waardoor ik plots tussen twee tegenstanders stond. Ik maakte dan een domme fout op Bacca, dat kan ik best toegeven.”

Werden zulke zaken jou dan kwalijk genomen?

“Er werd gezegd van niet, maar als je nadien niet eens bij de wedstrijdkern hoort, weet je genoeg.

“Nochtans kende ik ook goede periodes. Zoals begin dit seizoen, ik speelde alles en zat al meteen aan vijf assists. Tot ik begon te sukkelen met mijn buikspieren. Na Limassol kregen een pak spelers rust, behalve ik, omdat we krap zaten op de backposities. Tegen OHL werd ik vervolgens aan de rust gewisseld omdat ik slecht speelde. Tegen Genk hetzelfde. Ik zat gewoon niet fris en ik had daar het gevoel dat ik in de steek gelaten werd door Gillet, die defensief weinig terugliep.

“Na die match tegen Genk was ik kwaad en heb ik gezegd: fuck it, nu neem ik rust. Zo’n probleem met de buikspieren kan immers serieuze gevolgen hebben. Na die rustperiode bleek ik mijn plek kwijt te zijn. Tijdens de winterstop vroeg ik een gesprek met Van den Brom: ik vond dat mijn concurrent dezelfde fouten maakte die mij werden aangewreven, maar vond het vreemd dat hij desondanks mocht blijven staan. Ik denk dat het er ook mee te maken had dat Gillet international is en er altijd iemand van Anderlecht in de nationale selectie moet zitten. Ik weet wel, nu kom ik zelf als Calimero over, maar dat was wel mijn gevoel.”

Jij mocht in mei 2012 nochtans ook rekenen op een selectie voor de Rode Duivels: je speelde zelfs mee tegen Montenegro.

“Ja, al heb ik mijn twijfels of ik die selectie aan mezelf te danken heb. Iedereen weet dat Anderlecht invloed heeft bij de KBVB. Ik wilde toen ook weg, er waren ploegen geïnteresseerd, maar ik moest plots 2,5 miljoen euro kosten.

“Ik heb in die wedstrijd wel voor mezelf bewezen dat ik dat niveau aankan, ik kreeg complimentjes van Vincent Kompany en Moussa Dembélé. Het vreemde is dat ik in augustus niet geselecteerd werd terwijl ik dan net in een goede flow zat bij Anderlecht. Dat is wat ik bedoel als ik zeg dat het niet altijd alleen rond voetbal draait.”

De professor

In de jeugd van Anderlecht speelde je samen met Joeri Dequevy, Sven Kums en Dries Mertens. Elk heeft nadien een heel ander pad gevolgd, welke conclusies knoop jij daaraan vast?

“Dat er toch veel afhangt van een goede carrièreplanning. Dries is een voorbeeld van hoe je een carrière opbouwt. Ik heb een verkeerde stap gezet. Misschien had ik na STVV voor een subtopper in het buitenland moeten kiezen, dan had ik wellicht meer kunnen spelen en verder kunnen evolueren. Veel aan spelen toekomen: daar draait het om. Ik denk dat ik nu een goede stap zet door voor Lokeren te kiezen.”

Dries Mertens zei vorig jaar in een interview: ‘Denis houdt niet zo van typische voetballers.’ Wat bedoelde hij?

“Ik heb het voor mensen die iets méér te vertellen hebben. Maar ik wil mij niet profileren als ‘de slimmerik’. Want dat verweten ze me bij Anderlecht ook wel eens: dat ik een betweter ben. Besnik Hasi noemde me zelfs de professor, al had dat ook te maken met de bril die ik draag.

“Wat kan ik daarop zeggen? Als er een taalfout gemaakt wordt, wijs ik daarop, ja. Ik vraag graag uitleg en als ik niet akkoord ga, zeg ik dat ook. Bij Anderlecht was ik máár Denis Odoi en werd dat niet gesmaakt. Herman Van Holsbeeck zei me daaromtrent eens: ‘Denis, je moet je plaats kennen.’ Het kwam erop neer dat ik mij bij STVV meer kon veroorloven omdat ik daar een bepalende figuur was, en bij Anderlecht niet. Terwijl ik vind: elke mening is evenveel waard.

“Vorig seizoen haalde ik bijvoorbeeld aan dat er te veel spelers te laat kwamen op training. Herman antwoordde daarop dat je moet weten hoe je bepaalde spelers moet behandelen. Maar als dan tijdens de play-offs Lucas Biglia net hetzelfde zegt – dat er een gebrek is aan onderling respect – beaamt Herman dat volmondig. Tja… Ik ken mijn plaats goed genoeg, maar dat wil niet zeggen dat mijn boodschap niet nuttig kan zijn.”

Was er eigenlijk nog een mogelijkheid dat je bij Anderlecht zou blijven?

“Neen. De play-offwedstrijd in Genk was de apotheose van een verhaal dat al op zijn einde liep. Daar werd Vanden Borre opgenomen in de kern en ik niet. Ik werd dus gedegradeerd tot vierde keuze op de rechtsachter, na Gillet, Wasilewski en Vanden Borre. Vlak voor de wedstrijd blesseerde Anthony zich licht en moest ik plots toch mee, als negentiende man. Ik vond dat weinig respectvol, aangezien ze mij in de winterstop absoluut wilden behouden en ik ook aan play-off 1 begonnen was, en dat heb ik zo ook aan Van den Brom laten weten. Ik zei dat hij me dan beter thuis kon laten. Waarop hij antwoordde: ‘Oké, ga dan maar naar huis.’ Hij oordeelde dat ik mezelf op die manier onmogelijk maakte. Toen besefte ik dat het voor mij einde verhaal was.”

Gebrek aan subtiliteit

In een interview van enkele jaren geleden verklaarde je dat hoe ouder je wordt, hoe meer behoefte je krijgt om op zoek te gaan naar je roots in Ghana. Is daar al iets van in huis gekomen?

“Neen. Die behoefte is ook afgenomen aangezien ik geen goede band meer heb met mijn vader. We hebben elkaar al twee jaar niet meer gesproken. Misschien zal ik het land ooit eens bezoeken, maar dan niet om op zoek te gaan naar mijn roots. Met mijn familie daar heb ik nooit contact gehad.”

Je gaf in een eerder interview al eens aan dat Herman Mertens, vader van Dries, eigenlijk een soort surrogaatvader was. Betekent dat dat je je echte vader amper gekend hebt?

“Mijn moeder heeft in ieder geval veel meer haar best gedaan om mij en mijn zus te geven wat we nodig hadden. Mijn vader is daarin tekort geschoten. Ik heb hem dat eens gezegd en hij is er allerlei zaken beginnen bij te sleuren… Toen heb ik de beslissing genomen ons contact te verbreken. Daarin kan ik erg hard en principieel zijn. Er zijn recent nog dingen gebeurd die mij hechte vriendschappen hebben gekost. Maar ik ben bereid de gevolgen van mijn acties of woorden te dragen. Net zoals ik insta voor hoe het bij Anderlecht is gelopen.”

Vanwaar komt dat rebelse kantje?

“Ik zie dat niet echt als rebellie, eerder een gebrek aan subtiliteit. Ik ben gewoon heel rechtuit. Zo heb ik al een aantal mensen die ik waardeer gekwetst.

“Ik heb nooit een hechte of warme familieband gekend. Mijn zus en ik waren al vroeg heel zelfstandig, omdat mijn moeder altijd moest werken om de touwtjes aan elkaar te kunnen knopen. Pas op, ik weet dat mijn moeder me graag ziet, maar… Ik heb haar ook nooit gevraagd om naar een voetbalmatch te komen kijken, bijvoorbeeld. Aan niemand trouwens. Die behoefte heb ik niet.

“Ik zie mijn moeder en zus niet zo vaak, maar ik probeer hen wel te helpen. Financieel bijvoorbeeld. Op die manier wil ik toch mijn dankbaarheid of liefde tonen, al is dat misschien een te gemakkelijke oplossing.”

DOOR MATTHIAS STOCKMANS – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik heb bij Anderlecht kanten van mijzelf leren kennen die ik liever niet gezien had.”

“Ik stel mij soms de vraag: mocht ik morgen Euromillions winnen, zou ik dan nog profvoetballer zijn? Ik betwijfel het.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content