‘Zijn grootste kwaliteit is zijn inlevingsvermogen’

© BELGAIMAGE

Hij is nog maar een goeie twee jaar hoofdcoach en won al de landstitel en de Trofee Raymond Goethals, werd verkozen tot Trainer van het Jaar en staat nu op de drempel van de Champions League: hoe doet Philippe Clement dat toch allemaal?

Aan inzet ontbrak het Philippe Clement nog nooit en het doel van zijn inzet is altijd al geweest te winnen en beter te worden om zo nog meer te kunnen winnen. Op Linkeroever zijn er nog altijd vaders te vinden die ervan overtuigd zijn dat hun zoon destijds bij FC Sint-Anneke Sport veel beter kon sjotten dan ‘de Philippe’. Maar de feiten zijn intussen: de Philippe speelde 38 keer voor de Rode Duivels, maakte een EK en een WK mee, werd twee keer landkampioen en won vier keer de beker van België en evenveel keer de supercup. In tien jaar Club Brugge scoorde de Philippe 51 keer in 359 wedstrijden, als centrale verdediger of als verdedigende middenvelder.

Hij weet goed hoe belangrijk de psychologie en het vertrouwen van zijn spelers is.’ – Aimé Anthuenis

Dat dankt de Philippe allemaal vooral aan zichzelf, aan zijn overgave en aan zijn vernuft. Ooit kocht hij een pakket met kleine goaltjes en een miniballetje om aan zijn techniek te schaven, alsook een rubberen brilletje waarmee hij zijn voeten niet kon zien en de bal dus op gevoel moest behandelen. De latere verhalen zijn bekend: de Philippe die na de collectieve oefenstonde nog de trappen van de hoofdtribune op en af loopt, die op zijn vrije dag toch gaat trainen, die thuis op zijn voeding let, extra oefeningen doet, tot een gat in de nacht zijn wedstrijden zit te analyseren en die boos wordt als ploegmaats hun sport niet met dezelfde toewijding bedrijven. Want voetbal is een ploegsport en dus moet iedereen hard zijn best doen om te kunnen winnen. Conflictueus is hij in zijn bezieling niet. Hij is in het hart eerder een bemiddelaar, een motivator, schrander en sociaal, met controle over zijn woorden en zijn daden. Een jongeman die zonder een niet te weigeren aanbod van Coventry City ongetwijfeld ook zijn studies voor industrieel ingenieur tot een goed einde had weten te brengen.

Profvoetballer was hij uiteindelijk tot zijn zevenendertigste. Daarna werd hij beloftetrainer, linietrainer van de verdedigers en assistent-trainer bij Club Brugge. Twee jaar geleden werd hij hoofdcoach bij Waasland-Beveren en daar zagen ze snel dezelfde kenmerken terug: iemand die heel gedreven, ambitieus en professioneel is, die onvermoeibaar, veeleisend en emotioneel intelligent is, die gedetailleerd werkt en slim communiceert. Na een halfjaar succes in Beveren vertrok hij naar Genk en won daar anderhalf jaar later de landstitel en onderweg ook de Trofee Raymond Goethals en de verkiezing van Trainer van het Jaar. Dat is al meer dan de meeste coaches in hun hele carrière winnen. Ondertussen is hij met Club Brugge onderweg naar de Champions League. Hoe doet Philippe Clement dat toch allemaal? Drie vragen aan Aimé Anthuenis, die bij Genk en de Rode Duivels zijn coach is geweest; aan Thomas Buffel, die als speler bij Genk onder zijn leiding werkte; en aan Stan Van den Buijs, die in de technische staf van Club Brugge zijn collega is geweest.

Philippe Clement praat met Siemen Voet , ondertussen uitgeleend aan KSV Roeselare,  en Matej Mitrovic. Stan Van den Buijs: 'Ik ga eerlijk zijn: ik zag dit helemaal niet aankomen. Ik geloofde niet echt in hem als hoofdtrainer.'
Philippe Clement praat met Siemen Voet , ondertussen uitgeleend aan KSV Roeselare, en Matej Mitrovic. Stan Van den Buijs: ‘Ik ga eerlijk zijn: ik zag dit helemaal niet aankomen. Ik geloofde niet echt in hem als hoofdtrainer.’© BELGAIMAGE

GROOTSTE SUCCES

1. Waarom kende Philippe Clement als hoofdcoach tot nu toe alleen nog maar succes?

Aimé Anthuenis: ‘Ik moet zeggen: ik ben niet verrast. Toen hij in mijn tijd bij Genk speelde, dacht ik al: die wordt later zeker trainer. Je kon daar toen al duidelijk zijn aanleg voor het vak zien: in zijn interesse voor het spel, in hoe hij meedacht met de trainer, in zijn leiderschap op het veld, in zijn betrokkenheid bij alles en zijn inbreng in alles. Hij was een enorme winnaar en hij besefte dat je daarvoor afhankelijk bent van anderen, hij speelde voor de ploeg, was leergierig en standvastig. Ook buiten het voetbal was hij niet onverstandig. Het drong snel tot hem door dat het een mooi beroep is en dat hij er ook daarom alles voor moest doen. Dat zijn meestal de mannen die het langst zelf blijven spelen en dat is zeker in zijn geval zo geweest. In zijn lange carrière maakte hij veel verschillende coaches, clubs en culturen mee. Hij zag toen al hoe hij het later wel en niet zou doen. Maar zijn grote voordeel is dat hij eerst elitejeugd trainde en dan onder Michel Preud’homme kon beginnen werken. Hij kent zijn plaats en dat gaf hem de tijd om te leren en te groeien en uiteindelijk een stevige basis om er goed voorbereid zelf aan te beginnen.’

Stan Van den Buijs: ‘Ik ga eerlijk zijn: ik zag dit helemaal niet aankomen. Ik geloofde niet echt in hem als hoofdtrainer en dat deden ze toen in Brugge eigenlijk ook niet. Rond spelers hun nek gaan hangen en hen bemoederen… daarom twijfelde ik aan hem. Want ik weet dat bijvoorbeeld oudere spelers daar doorgaans niet van houden. Natuurlijk, als hulptrainer sta je sowieso dichter bij spelers. Ik zie wel dat hij dat nu ook als hoofdtrainer nog doet, maar blijkbaar pakt dat bij hem. Het geeft aan dat hij het op de juiste manier doet en dat hem dat niet belet om de juiste beslissingen te nemen. Hij is in elk geval slim en ervaren genoeg om te weten wat er speelt in het voetbal én hij bezit zeker ook genoeg persoonlijkheid om er zijn ding te kunnen doen. Club is een goeie leerschool voor hem geweest. Als trainer doorliep hij er alle stappen en maakte hij van alles mee. Bij een topclub met de jeugd werken, is niet altijd makkelijk. Onderschat dat niet. Want er is veel verloop van spelers, die de ene week wel spelen en de andere week niet, en het is niet evident om iedereen tevreden te houden.

De manier waarop je voor een groep staat, is enorm belangrijk en hij is iemand die daar heel goed in is.’ – Thomas Buffel

‘Dat zijn carrière als hoofdtrainer tot nu toe altijd goed is uitgedraaid, komt ook omdat hij goed begonnen is. Met Waasland-Beveren vond hij een club die in zijn verhaal is willen meegaan en waar er toen veel meer kwaliteit was dan er nu is. Hij kreeg die mannen daar aan het voetballen, liet ze uitgaan van hun eigen sterkte, wat ze er niet gewoon waren, zette meteen een prestatie neer en kon daardoor in december al naar Genk. Dan ben je vertrokken. Daar kon hij hetzelfde doen, met goeie spelers op wie hij zijn ideeën kon overbrengen, met veel jongens voorin die het verschil konden maken, met snelle buitenspelers met wie hij 4-3-3 kon spelen. Bij Club weer hetzelfde: niet voortborduren op de 3-4-3 van Ivan Leko, maar weer zijn 4-3-3 neerzetten. Hij is alleszins iemand die meteen zijn eigen accenten legt, ook in de samenstelling en de werking van de staf. Dat moeten we hem absoluut nageven: hij weet heel goed waar hij naartoe wil en kan heel goed de club inschatten waar hij naartoe gaat. Wat wij niet kunnen inschatten, is hoe hij het gedaan zou hebben, mocht hij langer bij Beveren en Genk zijn gebleven, nadat er goeie spelers vertrokken waren. Omdat hij tot nu toe overal snel is vertrokken.’

Thomas Buffel: ‘Hij koos voor een goeie leerschool, is lang assistent-trainer geweest en stak links en rechts veel op. Bij Genk is hij aangekomen toen het wat moeilijker ging en er een aantal spelers misnoegd waren. Op korte tijd slaagde hij erin jongens die ver van hun beste niveau zaten te laten groeien en nog play-off 1 te halen. Dat was ook te danken aan zijn verbale impact: als peoplemanager slaagde hij erin hen weer een goed gevoel te bezorgen. Daar bleek hij sterk in. In persoonlijke gesprekken én voor de groep. Alles was altijd duidelijk.

‘Ik vond dat er heel goed getraind werd op automatismen. Ook op individuele automatismen, iets wat onderschat wordt en nog weinig wordt gedaan. Zoals eenvoudige afwerkingsvormen waarbij je bijvoorbeeld op het einde van een pass- en trapvorm moet afwerken in een doeltje, zodat de focus er altijd is om op een goeie manier af te werken. Er werd vaak te wild naar doel getrapt. Maar doordat er tijdens de afwerkingsvormen op gehamerd werd om vooral voor plaatsballen te kiezen, zag je na een tijd dat de doelpunten die we maakten allemaal gefocuste plaatsballen waren. Als je vaak zulke eenvoudige afwerkingsvormen doet, ga je meer vertrouwen krijgen en daarin groeien, standvastiger en efficiënter worden. Daar gaat het uiteindelijk om.

'Zijn grootste kwaliteit is zijn inlevingsvermogen'
© BELGAIMAGE

‘Op het einde van de week werd er dan naar een collectievere aanpak gegaan. De eerste dag deden we de verdedigende opbouw en de dag erna de eigen opbouw. Dan gaf hij altijd een aantal keuzemogelijkheden om onder de pressing uit te kunnen voetballen. Dat was allemaal vrij duidelijk. Die trainingen werden gefilmd en de beelden van de goeie momenten werden de dag van de wedstrijd nog eens getoond. Spelers hadden altijd een houvast. Ze wisten wat ze in balbezit moesten doen en wat ze moesten doen bij balverlies. Daarbij ging hij heel professioneel te werk, gedoseerd en niet te langdradig.

‘In zijn manier van spelen probeert hij van eigen sterkte uit te gaan door met de backs hoog op te komen en in de restdefensie de centrale verdedigers druk naar voren te laten zetten. Zo wordt voor de aanvallers de afstand om bij balverlies terug te lopen klein gehouden. Als je hoog druk zet en de bal boven de middenlijn al kunt recupereren moet een back of een middenvelder natuurlijk ook van minder ver komen om een geslaagde actie op te zetten. In de verdediging voerde hij op flankvoorzetten individuele dekking in.

‘Hij gaf je ook wel het gevoel dat hij eerlijk was in zijn keuzes en zei altijd dat hij ook een speler die niet speelt beter kan maken. Ik denk wel dat dat zo is, als ik bijvoorbeeld kijk naar hoe Dries Wouters het deed. Hij gaat in elk geval ook met hen aan de slag, zodat ze klaar zijn wanneer ze er moeten staan.’

GROOTSTE KWALITEIT

2. Wat is de grootste kwaliteit van Philippe Clement als hoofdtrainer?

Aimé Anthuenis: ‘Volgens mij zijn inlevingsvermogen in zijn spelersgroep. Dat is ontzettend groot. Dat betekent: hij staat er wel boven, maar hij zet er zich niet boven. Hij weet goed hoe belangrijk de psychologie en het vertrouwen van zijn spelers is. Als je het beste uit een speler wil halen, wat toch de bedoeling is, moet je je kunnen inleven in zijn karakter en zijn gemoed en in de manier waarop hij het best aangepakt wordt. Want iedereen is anders. In moeilijke momenten bijvoorbeeld geraakt de ene er gemakkelijker bovenop dan de andere. Spelers moeten voelen dat je voor hen iets over hebt. Dan kun je ook het meest van hen krijgen. Een coach moet met zijn spelers kunnen omgaan. Dat is zeker een van zijn sterke punten: de individuele benadering. Niet alleen op fysiek en tactisch vlak, maar ook op psychologisch vlak.’

Stan Van den Buijs: ‘Het zelfvertrouwen dat hij uitstraalt. Als je op dit niveau voor een speler en voor een groep komt te staan, moet je dat met een zekere présence doen en helemaal overtuigd zijn van je kwaliteiten en van je manier van werken. Hij ziet het ook goed, denk ik, globaal gezien. In een wedstrijd de juiste keuzes maken, afhankelijk van de tegenstander de juiste spelers zetten en op het juiste moment de juiste vervangingen doen, dat is ontzettend belangrijk. Ik begrijp dat hij ook altijd iedereen meekrijgt in zijn verhaal, tot en met de 22e speler in de groep, en dat is allesbehalve vanzelfsprekend.’

Thomas Buffel: ‘Of je nu ervaren bent of niet: de manier waarop je voor een groep staat, is enorm belangrijk en hij is iemand die daar heel goed in is. Hij kan goed praten en legt zijn intonaties op de goeie momenten. Ik vond hem in zijn communicatie heel sterk. Over het algemeen is hij een rustige coach. Alleen als hij het echt nodig acht om autoritair te zijn, doet hij dat en dan zal iedereen ook wel luisteren. Dus zeg ik: zijn grootste kwaliteit is de communicatieve impuls die hij geeft. Hij weet de spelers op de juiste manier te benaderen en kan goed inschatten hoe je met elk van hen moet omgaan. Zo begreep hij bijvoorbeeld snel dat Pozuelo wat warmte moest voelen en daar kreeg hij veel voor terug. Verder zijn zijn trainingen en zijn wedstrijdopbouw altijd heel goed ondersteund met betrekking tot de kwetsbaarheid van de tegenstander. Ook dat weet hij op een goeie manier over te brengen en dan bedoel ik ook zonder het te moeilijk te maken. Dat zijn belangrijke kwaliteiten van hem. Hij is een trainer met wie ik heel graag samenwerkte en die met zijn manier van werken nog successen zal halen.’

Dat moeten we hem absoluut nageven: hij weet heel goed waar hij naartoe wil en kan heel goed de club inschatten waar hij naartoe gaat.’ – Stan Van den Buijs

GROOTSTE VALKUIL

3. Wat is voor Philippe Clement als hoofdcoach de grootste valkuil?

Aimé Anthuenis: ‘Ik denk dat hij de valkuilen voor een coach beter dan wie ook kent. Hij weet als geen ander hoe het in het voetbal reilt en zeilt. Vorig seizoen benadrukte hij het vaak: het is de ploeg die telt. De kunst is nu, op het hoge niveau waarop hij zich bevindt, standvastig te blijven. Met andere woorden: blijven wie hij is en voortdoen zoals hij bezig is. Hij zal ook wel weten dat als je bergop rijdt, je ook wel eens bergaf rijdt. Dat is eigen aan de sport en aan het leven. Wanneer het minder gaat, moet je rustig en geduldig blijven en zeker niet gek beginnen doen. Belangrijk is op het goeie moment op de goeie plaats te zijn, maar dat weet je pas zeker achteraf. Want in voetbal kan het langs alle kanten snel keren. Twee belangrijke spelers die opeens langdurig uitvallen, kan voor een coach al een groot verschil maken. Zoals ook vroeg op het seizoen al beslissende wedstrijden voor deelname aan de Champions League moeten spelen een groot risico is. Omdat het resultaat daarvan al veel bepaalt van je seizoen. Maar ik ben er bijna zeker van dat hij ook in het bergaf rijden standvastig zal blijven.’

'Zijn grootste kwaliteit is zijn inlevingsvermogen'
© BELGAIMAGE

Stan Van den Buijs: ‘Dat is vooral, vind ik, dat hij nu moet gaan bewijzen dat hij een aantal jaren bij dezelfde club kan blijven functioneren en resultaten kan blijven halen. In Beveren is hij maar een halfjaar gebleven en bij Genk was hij na anderhalf jaar al weg. Dat zijn korte periodes. Nu zit hij dus bij een absolute topclub en daar gelden andere normen, ligt de lat hoger, worden er transfers van tien miljoen euro gedaan en is er elke week meer dan waar ook druk. Daar is hij bovendien met een bepaalde status aangekomen. Dus de verwachtingen zijn heel hoog. Dat weet hij wel en hij kent het leven bij een topclub, dat kan het probleem niet zijn, maar in voetbal kan het soms raar uitdraaien. Ik vond het toch opvallend hoe hij in de thuiswedstrijd tegen Eupen tekeerging, vooral omdat hij doorgaans redelijk rustig is. Dat hij na de wedstrijd bleef doorgaan en zelfs het veld opliep, vond ik er een beetje over. Maar misschien kreeg hij wat dat betreft met Michel niet het beste voorbeeld. ( lacht) Het was in elk geval de eerste keer dat ik hem zo zag en dat had toch te maken met de druk die anders is.’

Thomas Buffel: ‘Als je als coach een langere periode bij een club blijft, twee, drie, vier jaar met grotendeels dezelfde spelers werkt, moet je het boeiend en gevarieerd zien te houden. Een valkuil is ook het transferbeleid van een club: goeie spelers die weggaan, mindere of minder ervaren spelers die komen. Uiteindelijk profiteerde hij in Genk mee van het feit dat het bestuur de groep er samenhield, waar hij dan de juiste touch qua tactiek, organisatie en communicatie aan kon geven. Hij zal moeten tonen dat hij met de valkuilen kan omgaan, maar belangrijk is alleszins dat hij een winnaar is en niet snel naast zijn schoenen gaat lopen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content