Met FC Utrecht won Foeke Booy twee bekers en een supercup. Vijf Belgen die toen onder hem werkten, getuigen over de succesrijkste periode uit de trainerscarrière van de nieuwe coach van Cercle Brugge. ‘Foeke is geen standaard-Nederlander die zich graag profileert en graag bluft. Hij is een realistische en koele Fries met een Belgisch tintje.’

Bij Utrecht maakte ik het begin van zijn trainerscarrière mee. Ik zag hem er opklimmen van beloftetrainer naar T2 en naar T1 en ik moet zeggen: ik vind Foeke in de omgang een heel toffe mens. Zijn grote kwaliteit is dat hij heel gedreven, recht voor de raap en rechtvaardig is en een ploeg kan motiveren. In het begin trainde hij soms mee en dan ging hij echt nog wel fel te keer. Hij zorgt er ook voor dat spelers op het veld hun verantwoordelijkheid opnemen als er iets niet goed loopt. Foeke kan keihard zijn in zijn beslissingen en het gebeurde ook weleens dat hij keihard op tafel klopte, maar hij is geen dictator. Hij is menselijk. Ook als iets negatief is, zegt hij het met respect voor het individu.

“Als beginnende trainer, denk ik, stak hij veel op van zijn schoonvader, Nol de Ruiter, een man die de knepen van het vak al kende. Hij deed het prima in toch niet de makkelijkste club. Zijn recept was: zorgen dat alle neuzen in dezelfde richting wijzen, dat iedereen ervoor wil gaan en dat elke speler op zijn sterkste kwaliteiten gebruikt wordt. We beschikten toen wel over een goed elftal, gingen altijd uit van de eigen kracht en keken dan of we sterker of zwakker waren. Ook tactisch was hij niet slecht. De voorbereiding was top en hij was toen ook wel iemand die veel besprak met de leider van de groep. In die tijd was dat Dirk Kuijt. Foeke is een voetbaldier. Ik verwachtte hem bij Club Brugge. Zijn mentaliteit en vechtersvoetbal passen daar wel. Bij Cercle verwacht ik dat hij voor sommigen de lat wat hoger zal leggen. Nadeel zou kunnen zijn dat hij té veeleisend is, maar belangrijk is toch ook dat hij behalve over voldoende voetbalintelligentie ook over mensenkennis beschikt. Hij benadert de dingen positief en zet zijn drive en zelfvertrouwen op de groep over.”

“Zijn schoonvader was scout voor Utrecht en kwam mij bij Moeskroen weghalen. Anderhalf jaar later werd Foeke T1. Hij is heel gedreven en kan niet verliezen. Wanneer hij in trainingspartijtjes meedeed, ging hij lopen en schoppen tot hij won. Hij is een echte winnaar. Zijn trainingen waren voor mij heel goed, tactisch, technisch en fysiek. Er was heel veel afwisseling met veel partijtjes met veel scherpte en duelkracht: 4 tegen 4, 2 tegen 2, 1 tegen 1. Een typisch Nederlandse trainer is meer bezig met positiespelletjes, balbezit en passing, Foeke was meer voor het fysieke en mentale werk. Zijn voetbal was dan ook: zo snel mogelijk vooruit, proberen de tweede bal te gaan oppikken, vastzetten.

“Tactisch was alles duidelijk per positie, per speler en er waren karaktertjes genoeg om indien nodig op het veld de boel zelf in handen te gaan nemen. Wat heel goed vastlag, waren de stilstaande fasen. Misschien is dat wel omdat hij bij Kortrijk en bij Club onder Leekens werkte. Utrecht was vanaf de eerste minuut gevechtsvoetbal, druk zetten op alles en iedereen, één op één, tot we niet meer konden, proberen te scoren en dan pas een beetje gegroepeerd gaan spelen. Maar hij kon ook zeggen: hup, we gooien de boel eens dicht, spelen op de man, de punten zijn het belangrijkste. Ik denk dat hij voor Cercle een heel goeie keuze is. Als je laatste staat, heb je in de eerste plaats vechtertjes en winnaars nodig, denk ik.

“Foeke stond boven de groep, maar op de juiste momenten stond hij er ook wel tussen, hoor. Hij was iemand die na een overwinning ook wel durfde mee de kroeg in te gaan met zijn spelers om daar een feestje te bouwen. Maar de dag erna moest er weer gewerkt worden en stond hij weer boven de groep. Hij was iemand die moeilijk van zijn mening af te krijgen was. Zo is zijn karakter. Op het einde had ik een grote discussie met hem. Ik was al een jaar of drie aanvoerder, maar we verloren de eerste twee, drie competitiewedstrijden en plots zat ik niet meer bij de achttien. Ik vond dat je de kapitein wel op de bank kunt zetten, maar niet zomaar in de tribune. Dat sleepte enkele maanden aan en in de winterstop ben ik vertrokken naar Heracles. Maar intussen zag ik hem al een paar keer terug en is dat voor mij en voor hem vergeten.”

“Ik zat bij Utrecht toen hij hoofdtrainer werd en ik moet zeggen: hij had een duidelijke visie over welke richting hij uit wou. Voor de rest was hij niet echt de heel dominante, strenge trainer in de kleedkamer, maar op de juiste momenten kon hij wel hard zijn en uitpakken. Maar hij kon ook op het juiste moment zalven. Foeke is geen olifant in een porseleinkast, hij drukt zijn visie geleidelijk door. Hij praat veel en graag, hij heeft zeker die Nederlandse branie en probeert dat over te brengen op zijn spelers. Maar hij is geen standaard-Nederlander die zich graag profileert en graag bluft. Hij is minder brutaal, hij is een nuchtere, realistische en koele Fries met een Belgisch tintje. Als trainer neem je ook mee hoe je zelf als speler was en hij was een hard werkende spits die tackelde, sleurde en wroette.

“Wij waren een ploeg van gas geven vanaf de eerste minuut. Dat was de stijl van het huis. Het eerste halfuur speelden wij onze tegenstander bijna in al onze thuiswedstrijden kapot, met veel druk, veel duels en ver doordekken. Ons motto was: de tegenstander meteen bij de keel grijpen en niet meer loslaten. Foeke was een aanvallende trainer, maar wel met oog voor organisatie. Hij was absoluut een trainer van niveau. Alles begint bij organisatie, duelkracht en enthousiasme, daar zal hij bij Cercle vanaf dag 1 op hameren. Naar Nederlandse normen trainden we vrij hard, we maakten in de week ook onze meters zonder bal, wat on-Nederlands is. Ook bij Cercle zal hij er zeker de pees opleggen. Als je onderaan staat, moet je 95 minuten kunnen knokken als team en zorgen dat je dat fysiek aankunt. Een van zijn punten is: je moet op verschillende manieren een wedstrijd kunnen winnen. Niet altijd met mooi of tactisch voetbal, maar ook gewoon door fysiek top te zijn en het op mentaliteit te halen.

“Naar namen kijkt hij niet. In het begin dat hij T1 was, wisselde hij me eens bij de rust. Dat ik een belangrijke speler was, daar had hij schijt aan. Ik ben toen wel eens boos geworden, maar hij heeft een bepaalde blik waarvan je zegt: oké, nu kan ik beter effe mijn kop houden. Dat natuurlijk overwicht heeft hij zeker. Op de juiste momenten kan je bij hem wel terecht voor een goed gesprek, maar voor mij is hij toch een speciale man met een specifiek karakter. Soms verwachtte ik een vuist op tafel en gebeurde het niet en andere keren verwachtte je het niet en kwam het wel. Hij is niet voorspelbaar. Foeke staat niet in mijn top drie van trainers onder wie ik ooit werkte omdat ik de menselijke kant belangrijk vond en ik die bij hem nooit ervaren heb. Daarvoor was de afstand tussen ons te groot. Ik kreeg zeker niet het gevoel dat hij mijn vriend was. Nooit. Ik was extravert, een emotionele speler, en ik denk dat Foeke meer van beredeneerde types als Stefaan Tanghe hield.”

“Foeke kwam mij bij Willem II halen en was een trainer die boven de groep stond, maar er toch op een goeie manier contact mee hield. Hij is een goeie motivator, komt goed over, kan een groep meekrijgen en kent de Belgische en de Brugse mentaliteit. Daarom ben ik ervan overtuigd dat hij het bij Cercle weer recht kan krijgen.

“In elk geval is hij een trainer die veel aankan. Hij weet hoe hij met bepaalde individuen moet omgaan, hij is een bekwame veldtrainer en tactisch staat hij zeker ook zijn mannetje. Hij heeft een duidelijke visie, denkt veel na, past zich in sommige wedstrijden aan en durft af en toe met een onverwacht plan af te komen. We speelden vooral 4-3-3. Maar soms ook 4-4-2, met een ruit op het middenveld of met vier man naast elkaar. Foeke is een winnaar en de successen die hij in de bekercampagnes behaalde, geven aan dat hij het resultaat kan spelen. Wat hij zeker belangrijk vindt, is dat iedereen voor de ploeg werkt en knokt. Zijn spelstijl van vroeger geeft hij een beetje door in zijn coaching en zijn bespreking voor een match. Daar zit een bepaalde agressie in die motiveert. Maar ook op het veld straalt hij iets uit dat aanstekelijk werkt voor een groep.

“Er moet hard gewerkt worden, hij zit er kort op, maar hij kan ook plezier brengen. De dag voor de match deden we altijd een afwerkingsspel en de jongens die dan verloren moesten de week erop voor vis zorgen. Garnalen, kabeljauw, maatjes, een beetje van alles. Dat werd een traditie. Indien hij oordeelt dat het nodig is, zal hij niet nalaten om eens uit te halen, maar meestal is hij toch positief.”

“Ik maakte zijn laatste drie seizoenen als hoofdtrainer bij Utrecht mee. Foeke was een harde maar correcte coach die zei waar het op stond en klikte het niet, dan botste het. Ik vond dat een heel goeie aanpak. Hij kon voor rust zorgen in een groep door te luisteren wat er leefde onder de spelers, maar kon ook voor scherpte zorgen en op de juiste momenten pieken. Zogenaamde gevestigde waarden kon hij met de voeten op de grond houden en ze er desnoods uit zetten. Hij is een no-nonsensetrainer. Bij Utrecht ging hij vooral van de eigen kracht uit, maar hij kon zich ook perfect instellen op een tegenstander. Niet door een muur te bouwen, maar door hun sterke punten eruit te halen. Ik vond dat hij daar een scherpe kijk op had.

“Zijn bekersuccessen bewijzen dat hij een groep warm kan krijgen voor momenten waar het om draait. Dat extra prikkelen zit een beetje in zijn manier van spreken. Hij kon ook met een quote, een kwinkslag of een grapje to the point komen. Ik vergeet nooit meer hoe hij mij als nieuwe speler in de wedstrijd op Ajax om de Johan Cruijff Schaal vijf minuten voor het einde bij een 2-1-achterstand het veld instuurde. Hij zei: ‘Je bent voor mij een controlerende middenvelder, maar ik wil nu dat je de laatste vijf minuten de volledige vrijheid pakt om te gaan waar je zelf vindt dat het nodig is.’ Dat ik toen nog twee keer scoorde, was ook geluk, maar toch: hij bezorgde mij een boost die mij bevrijdde.

“Wat mij ook erg is bijgebleven, is hoe Foeke met de dood van David di Tommaso is omgegaan, een speler van 26 die na de wedstrijd tegen Ajax door een hartprobleem in zijn slaap overleed. Enorme emoties barstten toen los en veel jongens redeneerden: pff, waar doen we het eigenlijk voor? Maar hij kreeg het toch weer op de rails en uiteindelijk draaiden we nog een schitterend seizoen. De eerste week zei hij: ‘Hier, jongens, hier is een bal, begin maar te sjotten.’ Hij zette het op een laag pitje en dan voelde je: er wordt over gepraat. Hij gaf ons ruimte en tijd om ermee om te gaan. Foeke kan heel hard zijn, maar toen voelden we: hij kan ook wel op die manier een groep binden. Niet zozeer aan hemzelf, maar aan elkaar. Dat was toch ook zijn sterkte.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Wanneer hij in trainingspartijtjes meedeed, ging hij lopen en schoppen tot hij won.” Stefaan Tanghe

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content