De Keniaan Mike Origi landde in 1992 in ons land en speelde er onder meer voor Oostende, Harelbeke en Genk. Sinds kort is hij op weg om nog bekender te worden dan hij hier als voetballer werd: als vader en raadgever van Divock Origi, de 19-jarige WK-revelatie die de Rode Duivels met zijn doelpunt tegen Rusland naar de tweede ronde loodste.

In de volkstuinwijk Houthalen-Oost hangen uit gevelramen niet alleen Belgische vlaggen, maar ook Italiaanse, Spaanse, Griekse, Franse en Nederlandse. Na zijn periode bij Racing Genk bleef Mike Origi (46) met zijn gezin in deze multiculturele buurt wonen – met zijn vrouw Linda en hun kinderen Natasha, Divock en Deneen. Voetballen deed hij op lager niveau nog tot hij al de veertig voorbij was. Daarna stond hij aan de band bij Ford, volgde hij een opleiding logistiek bij de VDAB en momenteel werkt hij als magazijnier. We herinneren ons hem uit de jaren negentig als een stille kracht en dat is hij nog steeds. Toen zijn pas negentien geworden zoon zich onlangs – bij zijn debuut voor de Rode Duivels tegen Luxemburg – na een strafschopfout op hem ging aanbieden om de strafschop zelf te nemen, dachten we: dat zou zijn vader nooit gedaan hebben. “Neen, dat klopt”, beaamt Mike ons vermoeden. “Ik kom uit een generatie waarin je de hiërarchie moest volgen. Deze generatie zegt: ‘Ik voel mij goed, waarom ik niet?’ Ik vind het niet slecht dat hij zelf wou trappen. Dat getuigt van vertrouwen in zijn kunnen. Hij wou graag scoren.”

Misschien heeft hij die spontaniteit van zijn moeder.

Linda: “Dat denk ik wel. Discipline en doorzettingsvermogen heeft hij meer van zijn vader. Divock is spontaan, maar wanneer hij praat, denkt hij ook na.”

Mike: “Wat ook meespeelt, is: hij is dan wel nieuw bij de Rode Duivels, maar hij kent er veel jongens – van bij Genk, van bij Lille of van bij de nationale jeugdploegen. Hij voelde zich er snel thuis.”

Ook in zijn spel zat meteen heel veel spontaniteit. Hij durft.

Mike: “Ja. Ik moet wel zeggen dat ik een groot verschil zie met zijn laatste wedstrijden bij Lille. In drie à vier weken bij de nationale ploeg leerde hij blijkbaar al heel veel bij.”

Hoe verklaar je dat?

Mike: “Dat kan aan het niveau bij de nationale ploeg liggen, en aan trainers die hem vertrouwen geven en met hem op specifieke details werken, en aan spelers die hem helpen.”

Wat deed de onverwachte WK-selectie met hem?

Mike: “Dat gaf hem een enorme boost. Ik weet nog dat hij bij de U19 ontgoocheld was dat hij nog niet voor de beloften was opgeroepen. Ik zei toen tegen hem: ‘Het enige dat je kunt doen, is er alles aan doen om bij je club en bij de U19 goed te spelen.’ In maart werd hij dan geselecteerd voor de belofte-interland tegen Servië en mocht hij een minuut of vijfentwintig voor het einde invallen. Hij was heel blij, omdat eindelijk zijn doel was bereikt.”

Ontspannen

Bij Lille kende hij een seizoen van pieken en dalen.

Mike: “Hij begon de competitie in de basis, maar kende dan een dipje. Dat is normaal voor zo’n jonge gast. Je bent achttien, komt in de ploeg en speelt goed, maar op een bepaald moment verlies je een beetje de concentratie, geraak je wat uit vorm of draait het elftal niet meer en val je er weer uit.”

Hoe ging hij daarmee om?

Mike: “We praten over alles en ik heb hem toen gezegd: ‘Divock, als je goed bent op het veld, dan zal je zeker weer spelen.’ Hij besefte dat zijn wedstrijden niet goed waren. Het was de periode eind augustus dat hij het internaat van Lille verliet om op een appartement in Kortrijk te gaan wonen. Dat destabiliseerde hem een beetje.”

Hoe kwam dat?

Mike: “Een nieuwe omgeving, opeens alles alleen moeten doen, een tiener die zijn vrijheid voelt: dat is normaal in het leven.”

Er kwamen meisjes in het spel?

Mike: “De meisjes waren niet de reden. Hij moest die andere omgeving proberen te integreren in zijn gewone leven, dàt is het wat hem wat destabiliseerde. Je komt thuis, je bent alleen, je moet soms je eigen eten maken, de afwas doen, het appartement schoonmaken,… Ik begrijp dat als je twee keer hebt getraind je moe bent en de goesting daar al eens voor ontbreekt; en ik begrijp ook dat jongeren afgeleid kunnen geraken. Disciplinair is er met Divock wel nooit echt een probleem geweest. Maar als je buiten komt, moet je als topsporter voor van alles opletten. Je moet op tijd gaan slapen, je moet goed eten, je moet je rust nemen,… Maar een neef van dezelfde leeftijd woont in Roeselare, vlakbij Kortrijk, en Divock beschikt over een auto en een rijbewijs… Dan gaan die samen winkelen, en vrienden van die neef bezoeken,… Dan neemt Divock zijn rust niet, komen die om tien uur ’s avonds thuis, zijn ze misschien naar een fastfoodrestaurant gaan eten… Dat betekent: minder gerust, minder goed gegeten en op training en in de wedstrijd minder fris. Lille zag dat zijn spel niet meer hetzelfde was en sprak met hem en met mij. Het is maar een korte periode geweest, want hij besefte zelf ook wel snel: ik moet mijn ritme van in het internaat terugvinden en proberen zo hard mogelijk te werken om weer in de ploeg te geraken. Maar intussen staan er anderen in de basis, doen die het goed en blijven die staan. Hij heeft geduld moeten oefenen om er weer in te komen.”

In de winterstop wou hij zelfs vertrekken. Zulte Waregem en Genk wilden hem huren, Anderlecht wou hem kopen.

Mike: “Niet spelen of slechts voor vijf of tien minuten invallen zoals voor Nieuwjaar, dat was niet goed voor zijn ontwikkeling. Maar Lille wou dat hij bleef. Het zag na de winterstop weer de Divock van voorheen, iemand die met voetbal bezig was en niet met andere dingen. Hij kreeg zijn kans, greep ze en sindsdien is alles beter geworden.”

Leerde hij daaruit?

Mike: “Ja. Divock is slim en weet wat hij wil. Hij beseft dat hij af en toe na de match wel de vrijheid kan nemen om zich te ontspannen, één dag, maar niet mag overdrijven tot donderdag of vrijdag.”

Hoe ontspant hij zich?

Mike: “Door met vrienden eens naar de film te gaan, of op restaurant. Maar echt op stap gaan, doet hij niet veel. Misschien één keer per maand, om naar muziek te luisteren. Maar niet om te drinken.”

Nooit alcohol?

Mike: “Neen. Gelukkig (lacht). Vroeger dronk ik ook nooit alcohol. Maar in Genk leerde ik na de match een pintjedrinken. Mazout, pils met cola. Want als je in België geen pinten drinkt, zeggen de mensen: die is niet normaal.” (lacht)

Dronk je bij Harelbeke in de tijd van Henk Houwaart nooit champagne?

Mike: “Eén glas na de match, ja, maar geen hele fles (lacht). Als ik drink, is het om sociaal te zijn. Maar ik was nog nooit zat. Tegen Divock heb ik altijd gezegd: als je voetballer wil worden, moet je als voetballer proberen te leven. Ik verbood hem nog nooit om alcohol te drinken. Het is zijn keuze.”

Geloven

We herinneren ons jou als een heel religieus man. Is Divock dat ook?

Mike: “Ik zeg altijd: God is mijn psycholoog. Iedereen gebruikt religie op zijn manier, maar mij bezorgt dat rust. In het leven krijg je moeilijke momenten en mijn geloof helpt mij om dingen die ik niet met mijn verstand kan vatten te aanvaarden en te blijven werken voor de volgende dag.”

Linda: “Bidden is ook voor onze kinderen een gewoonte geworden.”

Mike: “Je kunt niet alles nu meteen willen. Als je alles direct wil, zal je gefrustreerd raken; en forceren helpt niet, integendeel.”

Linda: “Alles op zijn tijd.”

Divock is wel een heel ambitieuze jongen. Hij wil dat het snel vooruit gaat.

Mike: “Ja, dat is Divock. Nu ook met de nationale ploeg: hij weet dat hij nog jong is en nog veel moet leren, maar hij wil ook tonen dat hij er nu al kan staan.”

Is hij intussen nog betaalbaar voor een Belgische club?

Mike: “Als ik hoor wat Belgische clubs betalen, denk ik: waarom niet?”

Ik bedoel niet zijn loon, maar zijn transferprijs.

Mike: “Daar beslist Lille over. Hij ligt er nog vast tot 2016 en de club beloofde al vóó r zijn selectie voor het WK om zijn contract te verbeteren. Ik besef dat bij de nationale ploeg zijn marktwaarde stijgt en dat het in voetbal heel snel kan gaan. Maar op dit moment is er op transfervlak niks concreet.”

Heeft Divock een vaste makelaar?

Mike: “Ja. Paul Martin, een Engelsman van een groep met een kantoor in Londen (Wasserman Media Group, nvdr). Belgisch is hot tegenwoordig hé. Internationale scouts volgen Divock al van toen hij nog maar twaalf jaar was. Maar toen wou ik nog niets van makelaars weten. Op die leeftijd moet je alleen maar genieten van voetbal en geen druk zetten of al aan contracten denken. Maar toen hij een jaar of veertien à vijftien was, wilde hij zelf een nieuwe stap zetten. We zijn in die tijd op uitnodiging naar Manchester United geweest, maar ons gevoel daar was: de scout is wel honderd procent overtuigd, maar de mensen in de club zelf nog niet. Bij Lille was dat anders. Daar wilden ze hem echt en zo snel mogelijk. Divock was enthousiast over de accommodatie, over de manier van werken en over het plan dat ze hem voorlegden. Bovendien waren daar met Eden Hazard en Kevin Mirallas al jonge Belgische spelers doorgegroeid naar de eerste ploeg. Maar nadat de overstap was gemaakt, bleek plots dat Divock niet mocht spelen. Dat kwam omdat de UEFA opeens veel strenger begon toe te zien op internationale transfers van jonge spelers en de naleving van de wetgeving daarbij. We voelden ons bedrogen en wilden weer vertrekken, maar uiteindelijk kon Divock tot aan zijn zestiende verjaardag in april zijn frustratie wegspelen in oefenwedstrijden en toernooien. Sindsdien is het met hem wel almaar beter gegaan.”

Trainen

Hij kreeg veel van de natuur mee, niet?

Mike: “Ja, het lichaam, het uithoudingsvermogen,… Maar veel is ook het gevolg van training hoor. Bij de jeugd van Genk was er zelfs een trainer die alleen maar op zijn looptechniek werkte; en van techniektrainer Michel Ribeiro kreeg hij oefeningen mee naar huis. Maar Divock deed ook veel uit zichzelf. Op YouTube zocht hij beelden van Ronaldo, Cristiano Ronaldo en Ronaldinho. Dan ging hij die bewegingen in de tuin proberen na te doen, kwam hij weer naar binnen om ze nog eens op de computer te bekijken, liep hij opnieuw naar buiten enzovoort.”

Wat herken je van jezelf in jouw zoon?

Mike: “De techniek. Zelf genoot ik vooral bij Harelbeke van mijn voetbal. Van Henk Houwaart kreeg ik de vrijheid om te spelen zoals ik wou. We trainden veel met de bal en daar houden Afrikanen van, want wij willen voetballen zoals de Brazilianen, hé. Oostende, dat was meer karaktervoetbal; en bij Genk was ook Aimé Anthuenis een harde. Hij haalde mij niet alleen als spits, maar vooral als polyvalente speler. Ik stond bij hem voorin, op 10, op 8, als rechtsback en als linksback. Ooit probeerde hij mij zelfs op training een hele week als centrale verdediger. Maar dat werd geen succes, omdat ik het opzettelijk niet goed deed (lacht). Het verschil met Divock is vooral dat hij explosiever is, sneller op korte afstand.”

Zijn jullie afkomstig van de streek waar al die succesvolle Keniaanse langeafstandslopers vandaan komen?

Mike: “Neen. In mijn wijk werd er vooral gevoetbald en gebokst. Er was een bokszaal en al mijn vrienden gingen daar naartoe. Dan bonden ze je met een touw aan elkaar vast, met anderhalve meter ertussen. Zodat je niet kon weglopen. Om karakter te kweken. Zelf probeerde ik het ook een keer, toen ik een jaar of twaalf was. Ik hield het drie rondes uit. Mijn neus bloedde. Gelukkig droeg ik een bokshelm. Ik wist meteen: dat is niks voor mij. Bij ons thuis waren het allemaal voetballers.”

Linda: “Ik heb een oom die nog gevoetbald heeft.”

Mike: “De zoon van mijn oudste broer is de keeper van de nationale ploeg van Kenia en speelt in Noorwegen bij Lilleström. Arnold Origi. Ik ben zelf ook nog keeper geweest. Mijn eerste selectie voor de nationale ploeg was als keeper. Ik was toen achttien of negentien jaar.”

Voelen

Hoe was het om begin de jaren negentig in België aan te komen? Het was nog de tijd van de oerwoudgeluiden in de tribunes.

Mike: “De eerste jaren waren moeilijk. Je komt van Kenia, waar je iemand bent, en hier zijn er mensen die je bekijken als: wat doe jij hier?! In het begin voel je je niet op je plaats. Ik herinner mij vooral van de supporters van Beerschot en van Moeskroen apengeluiden en ‘vuile zwarte’. Maar ook dat kinderen je op straat geen handje willen geven, omdat ze denken dat hun hand dan vuil zou zijn.” (lacht)

Linda: “Sommige mensen zeggen niets, maar laten je voelen: ik ben racist!”

Mike: “Maar daartegenover staan intussen al veel blanke vrienden. En een nationale ploeg met veel kleurlingen die hier zijn geboren. Als Divock nu naar Kenia gaat, heeft hij soms hetzelfde gevoel als ik hier vroeger had – jullie lachten soms met grapjes die ik niet begreep. Nochtans spreekt hij Swahili.”

Werd hij ooit met racisme geconfronteerd?

Mike: “Een zwarte die nog nooit met racisme geconfronteerd werd, dat bestaat niet (lacht). Divock maakte het mee op school, in het voetbal…”

Linda: “Zelfs in Frankrijk! Waar was dat weer, op dat eiland?”

Mike: “Tegen Bastia op Corsica.”

Linda: “Dat is daar zo erg dat de trainer Divock zelfs waarschuwde om er zich op voor te bereiden.”

Bevordert een multiculturele groep als die van de Rode Duivels de integratie?

Mike: “Neen. Daar kijken ze niet naar de huidskleur, daar gaat het om wat je kunt, om kwaliteiten en om prestaties. Daarom zijn ook Luis Oliveira, Josip Weber en Branko Strupar Rode Duivel geworden.”

Durven

Jij was goed met de kop, Divock is dat niet. Hoe komt dat?

Mike: “Ik had geen schrik om in duel te gaan, dat kan je nog altijd zien aan de littekens op mijn voorhoofd (lacht). Ook Divock kan goed koppen, maar hij durft nog niet altijd in duel te gaan.”

Hij is een mooie atleet, geen bodybuilder. Maar, wordt gezegd, hij mist nog body. Ben je het daarmee eens?

Mike: “Neen. Ik vind dat niet nodig. Je moet altijd je sterke punten gebruiken en bij hem is dat meer zijn snelheid, zijn wendbaarheid en zijn techniek dan zijn power. Ook daar werkt hij bij Lille aan, maar niet iedereen kan worden zoals RomeluLukaku of VincentKompany. Het lichaam van Divock is van nature heel anders.”

Linda: “Wij hebben lange benen, wij zijn meer het West-Afrikaanse type.”

Mike: “Maar ik begrijp waarom mensen dat zeggen. Dat komt omdat ze de body van spelers als DiegoCosta, Sergio Agüero en Hulk zien, maar Divock heeft andere kwaliteiten.”

Bij Lille leverde hij tot nu toe zijn beste prestaties als flankaanvaller. Is hij wel een centrumspits?

Mike: “Daar werkt hij voor. Ook bij Lille willen ze hem in de toekomst op die positie gebruiken, maar ik zie hem liever vanaf de flank spelen. Daar geniet ik meer van zijn voetbal: van zijn acties, van zijn looptechniek en van wat hij met de bal doet. Bij Lille speelde hij ook al centraal met twee spitsen, rond SalomonKalou of NolanRoux, en dat laat hem dan toe om ook links en rechts te bewegen. Terwijl hij als enige centrumspits vaak tussen de centrale verdedigers en de verdedigende middenvelder zit en dan gedwongen wordt om in één of twee tijden te spelen. Maar tegen Tunesië zag ik dat hij ook in die rol progressie maakte.”

Wat wil hijzelf?

Mike: “Hij wil een centrumspits worden.”

Waarom?

Mike: “Omdat hij meer doelpunten wil maken.” (lacht)

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

“Divock weet dat hij nog veel moet leren, maar hij wil ook tonen dat hij er nu al kan staan.”

“Meer body? Ik vind dat niet nodig. Zijn sterke punten zijn snelheid, wendbaarheid en techniek.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content