Het viel hier tussen de plooien, terwijl het voor het wielrennen wel een primeur, of op zijn minst uitzonderlijk was, de ‘zomertransfer’ van Rohan Dennis (24) van Garmin-Sharp naar BMC. De Australiër had al een overeenkomst voor 2015 met de ploeg van zijn mentor Allan Peiper, en zal straks in BMC-tenue ook al in de Vuelta starten.

Opvallend: hoewel hij een toptalent verliest – weliswaar slechts enkele maanden vroeger dan voorzien – ging Garminmanager Jonathan Vaughters zonder morren akkoord met de deal. Hij noemde het zelfs een goede zaak voor de drie partijen. “De verklaring is allicht simpel”, zegt Wim Lagae, hoofddocent sportmarketing van de KULeuven. “Veel teams worstelen in de zomer met een liquiditeitsdeficit, en dan komt het van pas als je een salaris kunt schrappen van een renner die je in 2015 toch kwijt bent. Hou je zo’n renner, dan is die in de laatste maanden vaak gedemotiveerd. Bovendien veronderstel ik dat BMC Garmin financieel vergoed heeft.”

Normaal mag een team pas vanaf 1 augustus een transfer voor het jaar eróp bekendmaken, maar de UCI gaf toch toestemming voor de verhuizing van Dennis. De vraag is dus of deze zomertransfer een precedent wordt of een uitzondering zal blijven, want 99 procent van de renners doet zijn (meestal kortlopende) contract volledig uit. Eind 2009 kocht Team Sky al eens Bradley Wiggins weg bij Garmin (voor zo’n 2,5 miljoen euro), maar die vertrok pas na het seizoen. En Alessandro Petacchi verkaste in augustus vorig jaar, enkele maanden nadat hij zijn pensioen aangekondigd had, van Lampre naar OPQS.

Gaat het wielrennen na de deal met Dennis nu de weg op van het voetbal, waarbij renners, ondanks een lopend contract, na en ook tíjdens het seizoen van ploeg wisselen in ruil voor een financiële vergoeding? “In de Europese vrije arbeidsmarkt kan niemand zoiets juridisch stoppen”, zegt Lagae. “Het zal dus misschien wel meer gebeuren, maar toch denk ik dat dit geen regel wordt. De mercato in het voetbal wordt gestuurd door de druk om niet te degraderen of kampioen te worden. Bij wielerteams speelt dat veel minder.”

Volgens Lagae is de financiële onzekerheid binnen de sport een van de redenen van het huidige transfersysteem, zonder vergoedingen. “Een ploeg is voor zijn budget 90 tot 95 procent afhankelijk van sponsors. Dat zijn vaak kortlopende contracten die niet toelaten om een flinke som voor een renner op te hoesten, zeker niet als de allesopslorpende Tour gepasseerd is. In het voetbal ligt dat anders. Daar kun je door de bredere financiële basis (ticketing, tv-geld…) op lange termijn investeren. Bovendien gaat er in die sport veel meer geld om dan in het wielrennen. Voor 12 tot 20 miljoen sponsor je al een WorldTourploeg. Voor dat bedrag heb je één topvoetballer.

“Wielerteams die wél een transferbedrag kunnen, of in de toekomst (misschien) zullen betalen, zijn ploegen die gefinancierd worden door miljardairs, zoals Andy Rihs (BMC) of Zdenek Bakala (OPQS)”, haalt Lagae ook aan. “Dat onderscheid tussen mecenasteams en klassiek gefinancierde ploegen tekent zich steeds scherper af. Het gevaar bestaat dat die mecenassen de markt ontwrichten en klassieke (kandidaat-)sponsors afschrikken door te hoge lonen, zoals de vier miljoen euro die Peter Sagan in 2015 bij Tinkoff zou verdienen, een salaris dat niet in verhouding staat met de marktwaarde van het wielrennen. “Dat creëert ook een ongezonde loonspanning tussen de toppers en de ‘kleine’ coureurs. Een verhouding van 1 op 100, zelfs binnen WorldTourteams, terwijl dat in het voetbal ‘slechts’ 1 op 3 à 10 is, afhankelijk van de club en de competitie. Daarom ijver ik ook in het wielrennen voor een financialfairplaysysteem, met een loonplafond en opleidingsvergoedingen.”

DOOR JONAS CRETEUR

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content