In Wanzele startte vorige woensdag het seizoen van Jonathan Bellis, die in september 2009 na een scooterongeluk voor dood werd opgeraapt. Vader John reconstrueert zijn wonderbaarlijke comeback, waarin Mark Cavendish, Bellis’ boezemvriend, zich van zijn échte kant liet zien.

Eind april 2010. Jonathan Bellis, een renner die ervoor alleen op Kerstmis een kerk binnenstapte, glipt een kapelletje in Douglas, de hoofdstad van het eiland Man, binnen. Hij kijkt naar boven en fluistert: “Ik vond dat ik ‘dank u’ moest zeggen. Iemand daarboven heeft zorg gedragen voor mij.” De dankbaarheid van de Saxo Bankrenner is groot, want dat hij leeft, weer loopt én fietst, is een drievoudig mirakel.

De nacht van vrijdag op zaterdag 19 september, zeven maanden eerder. Na een etentje met Mark Cavendish in het Toscaanse Quarrata – waar hij op trainingskamp is – rijdt Jonathan Bellis met zijn Vespa op de Via IV Novembre naar huis. Wat volgt, is nog altijd een zwart gat. Feit is dat de derde van het belofte-WK in 2007 zwaar tegen de grond gaat en ondanks een helm bijzonder ernstige hoofdletsels oploopt. In het ziekenhuis van Pistoia geven dokters hem geen enkele kans om te overleven, tot Max Sciandri, de Britse nationale beloftecoach die in Quaratta woont, naar ex-collega-renner Franco Ballerini belt. Diens zoon had vijf jaar eerder in het naburige Firenze een delicate hersenoperatie ondergaan in het Ospedale Carregi, een van de beste ziekenhuizen van Italië op het vlak van neurologie.

Ballerini, die ironisch genoeg vijf maanden later zal sterven in een rallyongeluk, zorgt ervoor dat Bellis al op zaterdagmorgen naar daar overgeplaatst wordt. Een beslissing die het leven van de 21-jarige renner redt. In een spoedingreep nemen topchirurgen de hersenzwelling weg en reconstrueren ze Bellis’ gebroken schedel, een mozaïek van tientallen stukjes. Dat blijkt zijn (tweede) geluk te zijn: de zwelling is niet fataal, wat ze wel had kunnen zijn als de schedel minder ernstig geraakt was.

Vader en moeder John en Lynda vliegen in zeven haasten over van het eiland Man en zien zaterdagavond voor het eerst hun zoon, die in een kunstmatige coma gehouden wordt. De dag erna staan Sciandri én Mark Cavendish hen bij. Vader John: “Nadat we Jonathan hadden bezocht, gingen we met Mark naar een pizzeria. Met zijn drieën hebben we toen een halfuur geweend, nog half in shock. Onze pizza’s bleven onaangeroerd. Mark kreeg flashbacks naar vier jaar eerder, toen hij en Jonny samen met een paar andere renners op het eiland Man trainden. Een losgekomen wiel van een vrachtwagen miste toen hem en Jonathan op een haar na, maar doodde de 13-jarige James Berry. ‘Deze keer mag het niet zover komen’, zei Mark plots. Hij pepte ons op: we moesten ons sterk houden en al het mogelijke doen om Jonny te steunen. Al was hij ook voor ons een grote hulp. Mark gaf zelfs forfait voor het WK in Mendrisio ( op 27 september, nvdr). Hij wilde zich alleen met ons en Jonny bezighouden. Ik herinner me nog de tweede dag na het ongeluk, toen mijn vrouw zei dat ze een kopje thee kon gebruiken, waarop Mark meteen naar huis snelde en terugkwam met theezakjes, suiker en een waterkoker. Hij had ook een laptop mee zodat we konden e-mailen en skypen met onze familie op het thuisfront. En de dagen en weken erna heeft hij ons verschillende keren een lift gegeven van ons hotel naar het ziekenhuis. Vaak stond hij buiten in zijn auto te wachten, zonder dat we hem iets moesten vragen.”

Masseren

Ondanks een nieuwe geslaagde operatie de vrijdag na het ongeval, waarbij een bloedklonter uit Bellis’ hersenen verwijderd wordt, blijft zijn toestand kritiek. De bezoekuren zijn dan ook beperkt. “’s Morgens en ’s avonds een halfuurtje”, vertelt John. “Elke dag was Mark present. Omdat slechts een persoon binnen mocht, wisselden we af. Mijn vrouw, ik, Mark, Max Sciandri … Elk vijf minuten, waarin we Jonny masseerden om de bloeddoorstroming zo veel mogelijk te stimuleren. Telkens wachtte Mark op de trappen geduldig zijn beurt af. Ofwel stapte hij naar de automaat om koffie of thee voor ons te halen.”

Meer dan het regelen van praktische zaken blijkt vooral Cavendish’ mentale steun belangrijk. John: “Mark beschouwde ons bijna als zijn ouders. En als je niet beter wist, had je gedacht dat Jonathan zijn broer was. Zo erg was hij met ons begaan. Zonder hem hadden we het in Italië, ver weg van familie en vrienden, niet gered. Hij heeft ons rechtgehouden. Al de wisselende emoties hebben we met hem kunnen delen. Het ene moment was er een straaltje hoop, twee uur later leek het alsof Jonny zou sterven, maar telkens monterde Mark ons op. Dan legde hij zijn arm rond mij: ‘Wees niet bang. Alles komt in orde.’ Terwijl hij zélf zo bevreesd was voor een verkeerde afloop.”

Begin oktober, na drie weken in een kunstmatige coma, laten de dokters Bellis langzaam ontwaken. “Erg helder was Jonathan in het begin niet en praten was door al die tubes in zijn mond onmogelijk. Dus kocht Mark een bordje waardoor we toch met Jonny konden communiceren. ‘Ik wil starten in de Franco Belge’, was het eerste wat Jonathan schreef. Een koers die de week ervoor al gereden was, maar dat besefte hij na drie weken coma natuurlijk niet.”

“Door de zware medicatie begon Jonny ook af en toe te hallucineren. Een keer droomde hij dat hij met een helikopter gecrasht was en een andere keer zei hij dat Mark, die hem eerder die dag bezocht had, onder zijn bed lag te slapen. Toen ik zei dat Mark al weg was, begon hij kwaad op zijn bed te kloppen. ‘ Mark, wake up! Wake up!'”

De hallucinaties zijn echter klein bier met wat Bellis nog te wachten staat. “Jonathan werd gevoed door een tube die rechtstreeks in zijn maag ging. Nadat hij die tijdens een nachtmerrie eruit getrokken had, werd die tube er niet goed weer ingestoken, waardoor het voedsel niet in zijn maag, maar in het weefsel errond terechtkwam. Jonny’s buikvlies infecteerde, waardoor hij na een paar dagen – nadat hij tijdens zijn coma al fel vermagerd was – nog amper 46 kilo woog. Het vel hing letterlijk van zijn beenderen, alsof hij uit een concentratiekamp kwam. Jonny had niet eens de kracht om zijn armen op te heffen. Een verschrikkelijk zicht …”

Bellis’ leven hangt weer aan een zijden draadje, maar toch worstelt hij zich door een lange en riskante ‘schoonmaakoperatie’ van zijn organen. Aan zijn ziekbed staat nog altijd Mark Cavendish, die ziet hoe zijn vriend langzaam herstelt en begin november met een kleine jet naar het Princess Grace Hospital in Londen overgevlogen wordt. John: “Een peperdure repatriëring, die minstens 20.000 pond ( 17.000 euro, nvdr) zou kosten. Een bom geld, dus stelde Mark voor om dat te betalen. Een mooi gebaar, al heeft de verzekering uiteindelijk alles vergoed.”

Op zijn tweede dag in het Londense ziekenhuis ontvangt Bellis zijn eerste bezoeker: de winnaar van Milaan-Sanremo … “Mark smokkelde Italiaanse cake binnen, waar mijn zoon verzot op was. Hoewel Jonny door al die tubes nog altijd niet via de mond kon eten – wat Mark niet wist -, stapte hij ’s avonds laat half verward toch uit zijn bed. Hij viel op de vloer en kroop naar de koelkast, maar besefte daar dat hij die cake niet kon opeten. Aangezien Jonny te zwak was om weer recht te kruipen, hebben verpleegsters hem weer in zijn bed moeten zetten.”

Het einde van de ellende is dan nog altijd niet in zicht. “Op intensive care liep Jonny een levensbedreigende MRSA-infectie op”, vertelt John. “En toch sloeg hij zich er opnieuw door. Mirakel nummer drie! De dokters waren stomverbaasd.”

Revalideren

Eind november verhuist Bellis naar het Londense Wellington Hospital, een wereldvermaard revalidatiecentrum, waar onlangs ook de Nederlandse prins Johan Friso naartoe gebracht werd. “Jonny’s vastberadenheid heeft daar op iedereen een enorme indruk gemaakt. Na zo’n lijdensweg zouden velen tevreden zijn als ze ooit een klein toertje zouden kunnen wandelen, maar hij wilde meer. De vraag was niet óf hij opnieuw renner zou worden, maar wannéér. Nog voor Jonathan kon stappen, sprak hij met Mark – die ondanks de grote afstand zo vaak mogelijk probeerde langs te komen, te bellen of te sms’en – al over voeding, weer gewicht bijwinnen, trainingen …

“Lange tijd heeft Jonny niet beseft van hoever hij moest terugkeren. Zelfs in het weekend, waarin hij na een drukke week revalideren eigenlijk moest rusten, gebood hij ons om hem naar de gym te brengen. I wanna walk!I wanna walk! Terwijl hij daar nog niet toe in staat was. Ik zette hem vaak als een lappenpop recht, maar telkens viel hij weer in mijn armen. Die ongeduldigheid was Jonathans grootste probleem. Hij wilde te snel te veel doen. Toch begon hij langzaam te verbeteren om uiteindelijk weer zelfstandig te kunnen stappen. Een magisch moment. Daar was hij zó trots op. Zeker toen hij in zijn eentje naar het café aan de ingang van het ziekenhuis kon gaan, waar Mark hem opwachtte. Die mocht van hem niet naar zijn kamer komen, Jonny wou zélf naar beneden wandelen om Mark te laten zien wat hij al kon.

“Marks steun was voor Jonathan een grote stimulans. Een periode waarin we hem van een andere kant hebben leren kennen. Dat hij een arrogante, egoïstische klootzak zou zijn, is complete onzin. Weinig mensen zijn zo zorgzaam en gevoelig als Mark. Na Jonny’s ongeluk zat hij weken niet op zijn fiets, alleen omdat hij ons wilde helpen.” En, beklemtoont John: “Hij heeft daar nooit mee uitgepakt. Integendeel: toen de regering van het eiland Man Max Sciandri later huldigde voor zijn verdienste in Jonny’s herstel, wilden ze ook Mark in de bloemetjes zetten, maar hij is daar niet op ingegaan. Al die aandacht hoefde niet.

“De energie die Mark in Jonathan gestoken had, bleek wel geen goede invloed op zijn prestaties in het voorjaar van 2010, al lag dat ook aan zijn tandproblemen. Ik denk zelfs dat zijn huilbui in de Tour, toen hij na een paar pogingen eindelijk een rit won, voor een deel het gevolg was van de moeilijke momenten die hij met ons doorstaan heeft. Toen had Mark zich sterk gehouden, maar in de Tour kwamen alle emoties er plots in een keer uit.”

Jonathan Bellis mag zich op dat moment weer officieel renner noemen, vier maanden nadat hij het Wellington Hospital verlaten had. Eind juni had hij al deelgenomen aan het nationaal kampioenschap van het Eiland Man en van Groot-Brittannië. “Zonder resultaat, maar dat was zijn doel niet”, zegt John. “Weer aan de start staan, was al een zege op zich.”

Toch verloopt de comeback vrij moeizaam. Bellis start in de zomer nog in de GP Plouay en de Ronde van Groot-Brittannië, maar moet telkens opgeven. En in de herfst ondergaat hij een laatste zware operatie om een ingewikkelde maaghernia te laten herstellen. Een nieuwe herstelperiode volgt, maar toch kan de Manxman voor een seizoen bijtekenen bij Saxo Bank.

Ademhalingsproblemen – “Jonny’s verzwakte longen konden zijn herstelde beenspieren niet volgen” – en een gebrek aan competitie spelen Bellis in 2011 echter parten. “In het begin kreeg Jonathan nog steun van de ploeg, maar in de loop van het seizoen vervaagde dat”, vertelt John. “Hij kon nog nauwelijks koersen en was dus niet verrast toen hij te horen kreeg dat zijn contract niet verlengd zou worden.”

Het AN Post Sean Kelly Team, de Ierse ploeg van Niko Eeckhout, werpt in november 2011 een reddingsboei uit voor Bellis, die na een goede trainingswinter nog altijd vastbesloten is om terug te keren. “Hij wil niet meer ‘ Jonny from the crash‘ zijn,” zegt John, “maar gewoon Jonathan Bellis, een volwaardige profrenner. Hij is nog altijd maar 23, zijn talent kan dus niet weg zijn. En wie weet, helpt hij binnen een paar jaar Mark Cavendish aan een zege. Er staan al een paar mirakels op Jonny’s palmares, het zou mij niet verwonderen, mochten er nog een paar volgen.”

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN: TIM DE WAELE

“Cavendish een arrogante klootzak? Onzin! Weinig mensen zijn zo zorgzaam als Mark.” John Bellis

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content