Na twaalf jaar bekampt België opnieuw Armenië. Een terugblik.

Amper drie interlands had Armenië in de benen toen het in 1994 naar België kwam voor zijn eerste kwalificatiewedstrijd ooit, in het kader van het EK 1994. Drie jaar eerder had het de onafhankelijkheid uitgeroepen, als eerste van de voormalige landen van de USSR.

Het verloor die interland in het Constant Vanden Stockstadion met 2-0. Na afloop wilde de buschauffeur het team niet naar het hotel terugvoeren : iemand moest eerst de bus betalen. De KBVB regelde toen dat probleem.

De reis naar Jerevan (vanuit Parijs) was toen nog een avontuur. Een oudere vrouw zeulde maar liefst twee keer het vliegtuig op en af om haar extra handbagage binnen te sleuren. De jonge republiek met 3,3 miljoen inwoners was door een economische boycot van twee van de vier buurlanden (Turkije, Azerbeidzjan) bij gebrek aan eigen energiebronnen of een uitweg over zee quasi afgesneden van energietoevoer en aangewezen op wat de talrijke diaspora in het buitenland (Frankrijk, Californië, Israël en Libanon) via een luchtbrug aanvoerden.

Het gebrek aan energie en middelen bepaalde het dagelijkse leven. In het grote park van Jerevan bleven alleen jonge boompjes en de metalen steunstangen van de zitbanken over. Waar die zitbanken en bomen waren ? Opgestookt : het was een strenge winter geweest.

Theoretisch had elke wijk van de hoofdstad recht op twee uur elektriciteit per dag. Bij de eerste afspraak voor een interview bood Emin Baghian, secretaris van de voetbalbond, zich in de lobby van het hotel aan met zijn elektrisch scheerapparaat en een stoppelbaard van een paar dagen. Of hij even naar de kamer van de bezoeker kon ? Kon hij eindelijk nog eens zijn baard scheren. Thuis was er al een paar dagen geen elektriciteit.

Het enige viersterrenhotel, Armenia, bood als extra luxe zijn gasten twee keer per dag een halfuur warm water : één keer ’s ochtends vroeg, één keer om zes uur ’s avonds. Twee keer in een hele week lukte het om warm te douchen. Het balkon van het hotel bood een prachtig uitzicht op het immense Plein van de Republiek. In het midden, waar ooit Lenin op zijn sokkel had gestaan, was een groot gat. Het enorme standbeeld lag in 1994 op zijn rug, in de tuin van het historisch museum van Jerevan. Veel verkeer was er niet op de grote rotonde aan het plein. De politieagenten maakten zich vooral nuttig door de auto’s die op het plein zonder benzine vielen van het kruispunt naar de kant te duwen. Dat gebeurde dag en nacht.

Bij een autorit buiten de stad moesten extra jerrycans ingeladen worden : tankstations waren er niet meer. Schaarse en peperdure benzine werd aangevoerd door enorme vrachtwagens met Iraanse nummerborden : vreemd, gezien de religieuze verschillen tussen het streng islamitische regime in Iran en het sinds bijna tweeduizend jaar christelijke Armenië.

Volle auto

Niet alleen bracht de energieschaarste de toevoer van levensmiddelen van en naar de stad in het gedrang en kon in de hete zomer niets bewaard worden (zonder elektriciteit geen functionerende ijskasten), ook het voetbal leed onder de energieschaarste. Gebrek aan brandstof hield potentiële toeschouwers weg bij de eersteklassewedstrijden, waarvan de meeste in het nationale stadion van Jerevan werden gespeeld. In de jaren zeventig liep het toenmalige Hrazdanstadion, genoemd naar de plaatselijke rivier, met plaats voor 70.000 toeschouwers, vol voor de topwedstrijden van Ararat Jerevan, de enige Armeense topklasser in de USSR en Sovjetkampioen en bekerwinnaar in 1973. In 1994 speelden de plaatselijke eersteklassers in het verloederde stadion (nu opgeknapt, capaciteit : 14.900 plaatsen) soms voor negentig kijkers.

Na de wedstrijd sloften de thuisspelers over de parking, niet op weg naar hun bolide, maar te voet naar huis. Het scheidsrechterlijke trio klampte de ene plaatselijke journalist aan die een wagen had om het bezoek uit België te behagen. Of ze mee konden ? Plaats zat in de Lada : één grensrechter tussen de bestuurder en de passagier, de scheidsrechter tussen de andere gast uit België en de tolk en de derde man languit op de schoot van de drie inzittenden achterin, en hop, de stad uit. Voor één keer was het trio die avond op tijd thuis.

Alle wedstrijden werden, bij gebrek aan elektriciteit, ’s middags afgewerkt. ’s Avonds was Jerevan bij gebrek aan straatverlichting in het pikdonker gehuld. Een ronde door de stad op zoek naar typische restaurants eindigde altijd bij hetzelfde restaurant of aan de bar van het hotel, waar een blikje Heineken, naast Armeense cognac, het enige vertier bood.

Champagne

Voor die elektriciteitsvoorziening werden de stadswijken om beurten een paar dagen plat gelegd. Maar toen Ararat Jerevan in 1994 in de eerste ronde van de UEFA-beker het Bulgaarse Levski Sofia op bezoek kreeg, brandden de immense verlichtingspilonen op volle kracht. De wedstrijd werd zelfs rechtstreeks op tv uitgezonden. In de anders zo kale gangen van het stadion lag mooi tapijt en op de receptie was er ineens champagne uit de Krim in plaats van Turkse koffie en warme melk. Die avond toonde Armenië zich van zijn beste kant aan de buitenwereld. De dagen daarvoor en daarna zaten hele wijken zonder stroom, opdat de nodige energie kon worden opgespaard voor die ene gala-avond.

Tegenwoordig is Ararat Jerevan een gewone middenmoter in de hoogste afdeling die nog slechts acht clubs telt, waaronder zes uit de hoofdstad. Bij het allereerste Armeense kampioenschap in 1992 (er wordt net als in de meeste voormalige Sovjetrepublieken om klimatologische redenen van april tot november gespeeld) werd elke club die zich inschreef, aanvaard, waardoor de competitie met 24 ploegen startte. De laatste jaren voetballen zelfs buitenlanders mee : meestal uit de voormalige USSR, plus een verdwaalde Afrikaan en een paar Brazilianen.

GEERT FOUTRé

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content