Sinds RC Genk er onlangs helemaal uit wegtrok, is het krakkemikkige stadionnetje aan de Noordlaan in Winterslag helemaal in verval.

Tot voor kort lag de grasmat er nog onberispelijk bij en stond ze bekend als één van de fraaiste voetbaltapijten uit de regio. Maar nu Racing Genk tegenover het Fenixstadion een gloednieuw jeugdcomplex heeft opgetrokken, wordt in het voormalige Winterslagstadion niet langer gevoetbald. Het gras is er sindsdien niet meer gemaaid en de pittoreske staanplaatsen zijn helemaal overwoekerd. Het verleden van Winterslag is begraven.

Het was in 1925 dat de koolmijnen van Winterslag een voetbalstadion lieten bouwen aan de Noordlaan. Aanvankelijk alleen maar voor het sportieve plezier van de mijnwerkers, die na een hele dag onder de grond wat sport en ontspanning konden gebruiken. Er verrezen twee tegenover elkaar gelegen tribunes, die met elkaar verbonden werden door een kleine ring met staanplaatsen. Qua infrastructuur stelde het niet zoveel voor en een naam kreeg het stadion evenmin : een verwijzing naar de ligging (de Noordlaan, die Winterslag met Zonhoven verbindt) volstond.

Twee jaar voordien was uit de diverse mijnwerkerselftallen FC Winterslag ontstaan, de eerste echte Limburgse mijnclub die zich bij de voetbalbond liet aansluiten onder stamnummer 325. Tot de Tweede Wereldoorlog voetbalde de club in de provinciale reeksen en was er weinig reden om de accommodatie aan te passen of uit te breiden. Ook niet toen Winterslag in 1947 kortstondig in de toenmalige eerste afdeling (de huidige tweede klasse) verbleef. Meteen daarna kende de club een vrije val naar eerste provinciale en moest ze haar status van eerste mijnclub afstaan aan FC Beringen.

Met steile ambities timmerde het bestuur opnieuw aan de weg naar boven. Robert Waseige werd bij Racing White weggehaald en hij blies de club en zijn povere accommodatie nieuw leven in, eerst als speler, later als trainer. In 1972 werd aan de Noordlaan voor het eerst ligavoetbal gespeeld en twee jaar later kwamen er ook de eersteklassers over de vloer, al werd Winterslag het verblijf bij de elite slechts één jaar gegund. Het stadion beschikte zelfs al over een lichtinstallatie, in de vorm van lampen die bovenop telefoonpalen bevestigd waren. Twee jaar voordien was de installatie plechtig ingehuldigd met een wedstrijd tegen Beringen, die op een 2-2 gelijkspel eindigde.

Aan de vooravond van de succesvolle jaren tachtig kocht de club het stadion aan. In een mum van tijd moest het aangepast worden aan de nieuwe normen van eerste klasse. Winterslag had de eindronde in tweede klasse gewonnen en nog geen twee maanden later was de Noordlaan opnieuw gastheer voor de groten van het Belgisch voetbal. Traditioneel kwamen Anderlecht, Club Brugge en Standard met knikkende knieën naar de Noordlaan afgezakt.

Jos Heyligen, die zowel voor Winterslag als voor Waterschei speelde, herinnert zich het stadionnetje als een kleine maar kolkende vulkaan, vooral omdat Winterslag, meer nog dan rivaal Waterschei, een internationaal publiek had. “Winterslag,” vertelt Heyligen, “teerde op de aanhang uit de gemeente zelf, terwijl Waterschei een ruimer maar minder fanatiek publiek had. Waterschei trok supporters uit de hele provincie aan en ook de neutrale voetballiefhebber vond makkelijker de weg naar het André Dumontstadion. Waterschei bracht aantrekkelijker voetbal, maar aan de Noordlaan brandde het vuur met al die Italianen op de tribune veel heviger.”

Standard ondervond het aan den lijve toen het er in 1980 de titel verspeelde. De Rouches hadden Winterslag in de heenronde met een 12-0-nederlaag lichtjes belachelijk gemaakt , maar de revanche van de Vieze mannen kon tellen. Matty Billen was één van leiders van het elftal dat op Sclessin mee ten onder ging. Met een stevige tackle op Erik Gerets, die al na twee minuten de Winterslag-spelers begon uit te dagen, zette hij in de terugwedstrijd meteen de toon. “Opgejaagd door ons fanatieke publiek en belust op wraak,” vertelt Billen, “dreven we Standard voortdurend terug op de eigen helft. We wonnen uiteindelijk met 1-0, waardoor Standard een onoverbrugbare achterstand had op de latere kampioen Club Brugge. Niet alleen een revanche voor ons, maar ook voor Robert Waseige die het jaar voordien door Roger Petit als trainer van Standard was ontslagen.”

Zelf eindigde Winterslag dat seizoen op de achtste plaats, maar het was het jaar nadien dat de club heel België met verstomming sloeg. Met een kern van amper zestien spelers behaalde Waseige Europees voetbal. Winterslag eindigde als vijfde, vlak achter Beveren, een plaats die in de gouden jaren van het Belgisch voetbal nog volstond voor een plaats in de Uefabeker. Club Brugge en RWDM eindigden net achter de Limburgers. Anderlecht was kampioen, Lokeren vice-kampioen.

Winterslag had een perfecte mix van werkers en afwerkers. Doelman TarzanDe Bruyne, Paul Lambrichts, Eric Vanlessen, Paul Theunis, Pierre en Thieu Denier, Matty Billen, Hans Berger en Will Van Woerkum waren de bekendste namen. Het stadion evolueerde willens nillens mee. Er kwam een nieuwe lichtinstallatie, de voor de jaren vijftig zo typische hoofdtribune werd uitgebreid met een extra vleugel, en de staanplaatsen kregen er enkele trappen bij, zodat de totale capaciteit werd opgetrokken tot 15.000 plaatsen. Een aantal dat moeiteloos gehaald werd voor de derby’s tegen Beringen, Sint Truiden en Waterschei. Zelfs de burenduels met aartsrivaal Waterschei voor de (inmiddels ter ziele gegane) Beker van Limburg werden met gesloten loketten gespeeld.

Toch kende Winterslag het volgende jaar de weerbots van zijn succes. De aanpassingen aan het stadion bleken verloren moeite te zijn geweest. Door het slechte weer daagden er voor de Europese affiche tegen Arsenal amper 12.000 toeschouwers op, al beleefden die met de 1-0-zege wel een memorabele avond. De kwalificatie voor de derde ronde veertien dagen later op Highbury staat nog altijd geboekstaafd als hét hoogtepunt uit de clubgeschiedenis. In de volgende ronde kwam er met het Schotse Dundee United opnieuw een tegenstander van formaat naar de Noordlaan.

De 0-0 thuis mocht als een groot succes worden beschouwd, want Winterslag verkeerde inmiddels in een diepe crisis. In de competitie liep het voor geen meter en Winterslag, dat sterkhouder Paul Theunis naar Beveren liet gaan, wist zich ternauwernood in de hoogste klasse te handhaven. De belangstelling taande en plots was het weer de mijnterril op de achtergrond die het gezicht bepaalde, en niet langer de vurige fans naast de provinciaal ogende kantine achter het doel. Stadion en club brokkelden letterlijk af en twee jaar later werd de arena aan de Noordlaan opnieuw het toneel voor tweedeklassevoetbal.

Slechts één keer kon Winterslag de schijn nog even ophouden. Dat was in 1987, toen het voor het laatst onder die naam deel uitmaakte van ’s lands voetbalelite en zich op de valreep wist te redden. Maar de toekomst van de club was net zo uitzichtloos als die van Waterschei, dat bijna naar derde klasse was gedegradeerd. De nieuwe fusieclub, die vooral uit Winterslag-bestuursleden bestond, werkte zijn thuiswedstrijden in het eerste seizoen van RC Genk nog af aan de Noordlaan. Nadien verhuisde ze toch naar een site aan de mijn van Waterschei, waar het André Dumontstadion was omgedoopt tot Tyl Ghijselinckstadion. Het veld aan de Noordlaan werd enkel nog gebruikt door de Uefa’s en het tweede elftal.

Nu is het enkel nog een toevluchtsoord voor nostalgici die het verleden niet kunnen loslaten.

door Stefan Van Loock

Hét hoogtepunt van Winterslag was de Europese kwalificatie ten koste van Arsenal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content