Bashir Abdi: ‘België heeft me veel gegeven, ik wil iets terugdoen’

© Kenjiro Matsuo/AFLO

Als kind vluchtte Bashir Abdi voor de burgeroorlog in Somalië, vandaag is hij een succesvolle marathonloper die zich maanden aan een stuk afbeult op hete Ethiopische hoogvlaktes. ‘Ik wil iets achterlaten. Ik wil dat jongeren zien: hé, die jongen is hier ook van nul begonnen, en kijk nu.’

Pas op zijn zestiende liep Bashir Abdi (31) zijn eerste wedstrijd – op voetbalschoenen en in een shirt van David Beckham. Vijf jaar later werd hij Belgisch kampioen veldcross en in 2018 behaalde hij zilver op de 10.000 meter op het EK van Berlijn.

Toch lijkt Bashir Abdi zijn ware bestemming pas gevonden te hebben in de marathon, die mythische 42,195 kilometer waar je boven alles tegen jezelf en de afstand loopt. Al in zijn tweede marathon, op 28 april 2019 in Londen, sloopte hij met 2:07.03 het 24 jaar oude Belgische record van Vincent Rousseau.

Een half jaar later deed hij daar in Chicago 49 seconden vanaf, en begin vorige maand werd hij tweede in de stadsmarathon van Tokio met een verbluffende 2:04.49. Daarmee is Bashir Abdi een outsider geworden voor een olympische medaille, óók – of misschien nog meer – nu de Spelen een jaar werden uitgesteld.

Bashir Abdi: ‘Het is een dubbel gevoel. Enerzijds verkeerde ik in het begin van het seizoen in supervorm, en was ik enorm gemotiveerd om nóg harder te werken voor de Olympische Spelen. Langs de andere kant denk ik dat het de meest logische beslissing was.

‘Alles moet nu herpland worden. We hebben geen zekerheid. Elke keer als ik nu loop, vraag ik me waarvoor ik aan het trainen ben. Maar uitstel is geen afstel, ik hoop dat ik volgend jaar nóg sterker sta en voor een mooie klassering kan gaan.’

Sta je soms zelf te kijken van de progressie die je de afgelopen twee jaar gemaakt hebt?

Abdi: ‘Niet echt, neen. Ik denk persoonlijk dat er nog meer in zit, zoals het Europees record. In vergelijking met die andere jongens van NN Running Team (zijn ploeggenoten Eliud Kipchoge en Kenenisa Bekele liepen respectievelijk al 2:01.39 en 2:01.41, nvdr.) heb ik nog niet veel bereikt, vind ik. Mijn topklassering in Tokio was een verrassing, maar de tijd had ik zeker verwacht op basis van mijn trainingen.’

‘Atletiek is eigenlijk heel simpel: een wedstrijd is alleen maar het resultaat van het werk dat je er hebt ingestoken. Vroeger, toen ik de tien kilometer liep, was ik na vier weken stage klaar om te knallen. Voor de marathon van Tokio ben ik op 18 december vertrokken naar Ethiopië, op 10 februari ben ik vier dagen naar huis gekomen voor de halve marathon van Egmont, en de volgende keer dat ik mijn familie zag, was 6 maart.’

‘Het is echt hard. Op het moment dat alles goed gaat, valt het nog mee, maar als het even wat minder gaat, voel je je schuldig. Gelukkig heb ik een fantastische echtgenote die nooit klaagt.’ (lacht)

Waarom kies je voor die lange stages in Ethiopië?

Abdi: ‘Ik vind Ethiopië gewoon heel leuk. In Sululta, waar we trainen, leeft atletiek enorm. Al heel vroeg op de dag zie je mensen lopen, ze trainen nog voor ze naar hun werk gaan. Dat is heel motiverend voor mij.’

‘Vaak lopen er kinderen mee die op het platteland wonen, soms zelfs zonder schoenen. Die lopen dan een kilometer of langer met me mee, dat je denkt: loop ik nu zo traag of wat? (lacht) Die mensen zijn gewoon zo getalenteerd, ik denk dat het geheim de hoogte is, Sululta ligt op 2700 meter.’

‘Trainen voor een marathon is veel moeilijker dan de wedstrijd zelf.’

Hoe zien je dagen eruit in Sululta?

Abdi: ‘We trainen zeven dagen op zeven, ik loop zo’n tweehonderd kilometer per week. Ik sta ten laatste om vier uur ’s morgens op, en om één uur ’s middags kom ik terug van de eerste training. We hebben dan niet de hele tijd gelopen, je bent ook een tijdje met de auto onderweg. Het verkeer in Adis Abeba is gewoon verschrikkelijk.’ (lacht)

‘Er is helemaal geen reglement, iedereen doet wat hij wil. Om vijf uur ’s avonds is de tweede training. Die is meer in de buurt, en meestal ook korter dan de ochtendtraining. We eten enkel heel gezond voedsel: ’s morgens havermout, ’s middags pasta of rijst met vlees, en ’s avonds brood met bonen. Als ik terugkom in Gent, loop ik dan ook meteen naar de frituur. (lacht) Trainen voor een marathon is veel moeilijker dan de wedstrijd zelf.’

Wereldrecord

Tokio was nog maar je vierde marathon. Leer je elke wedstrijd bij?

Abdi: ‘Het kost tijd om de marathon te doorgronden. Mijn tactiek is dat ik iedere kilometer sneller loop, zodat ik op het einde van de wedstrijd iedereen kan voorbijsteken. In Tokio liep ik de laatste zes kilometer sneller dan de winnaar, in Chicago was dat zo voor de laatste twaalf kilometer.’

‘In extremere weersomstandigheden verbruik je echter meer energie en moet je je marathon anders indelen. Meteen met de eerste groep mee vertrekken, bijvoorbeeld, en proberen om zo vlak en zo zuinig mogelijk te lopen.’

35 kilometer zou een soort magische grens zijn, waar zelfs ervaren atleten nog tegen verrassingen aanlopen.

Abdi: ‘Iedere getrainde atleet kan probleemloos tot dertig kilometer geraken, maar daar begint het werk. Alles loopt een beetje leeg: energie tekort, koolhydraten tekort. De marathon, dat is voor mij de laatste tien kilometer, want dan kan ik nog versnellen. Daar train ik heel bewust op.’

‘Maar als je echt voor een toptijd gaat, zoals mijn teamgenoot Eliud Kipchoge, kan je die tactiek niet toepassen. Wie het wereldrecord aanvalt, moet in de eerste helft al op het schema van het wereldrecord zitten. Dan is traag of snel starten niet van toepassing.’

Denk je dat Kipchoge in een stadsmarathon onder de twee uur kan duiken?

Abdi: ‘Zeker weten. Als er iemand het kan, is het Kipchoge of Kenenisa (Bekele, nvdr). Het probleem is dat ze geen atleten vinden die tot dertig kilometer kunnen hazen op het wereldrecordschema.’

Grootste geheim

Eind vorig jaar ging Kipchoge al een keertje onder de twee uur. Hij werd gegangmaakt door 41 roterende hazen en een elektrische auto, én hij liep op de Nike Alphafly NEXT%, een loopschoen met drie carbonplaten in een zool van vier centimeter hoog. Ga jij die ook gebruiken?

Abdi:’Ik heb in Londen, Chicago en Tokio met de Nike Vaporfly NEXT% gelopen. De Alphaflys voldoen aan de normen en ik heb ze in Ethiopië getest, maar ik vond het maar niks. Ik heb mijn enkel omgeslagen, ik kreeg blaren. De keuze was dus snel gemaakt.’

Wat vind je van de kritiek op de schoenen?

Abdi: ‘Toen ik de eerste keer het Belgische record liep, beweerden sommige mensen (onder andere Vincent Rousseau, nvdr) dat het met mijn schoenen te maken had. Nu loop ik drie minuten sneller dan in Londen, op dezelfde schoenen. Het zou tof zijn om nu eens de reactie van die mensen te horen. Ik denk dat het nog altijd de atleet is die het verschil maakt, en niet de schoenen.’

Wie op zo’n korte tijd zoveel progressie maakt, krijgt automatisch vragen over doping voorgeschoteld.

Abdi: ‘De tijd zal bewijzen dat er niks aan de hand is. De reden waarom ik wegliep van de piste, is dat ik het Belgisch record onrealistisch vond (de Belgische records op de 5000 en 10.000 meter staan op naam van Mohammed Mourhit, die in 2002 betrapt werd op doping, nvdr). Ik wist: hoe hard ik ook train, die tijden zal ik nooit lopen.’

‘Ik moest mijn doel ergens anders zoeken. De records op de halve marathon en marathon vond ik wel binnen mijn bereik liggen. Ik heb nu het Belgische record, en als mensen daar vragen over hebben, is dat hun recht. Het zou fijn zijn als ze ook het werk zien achter de prestatie.’

‘Die magere Kenianen die achter elkaar liepen in rondjes, daar zag ik de logica niet van in.’

Toen je nog op de piste liep, had je erg veel last van blessures. Hoe kwam dat?

Abdi: ‘Op de piste is alles intensiever, met meer snelheid. Je traint ook vaak op spikes. De schoenen waar ik nu mee train op de weg geven meer ondersteuning. Mijn trainer Gary Lough (waar Abdi sinds anderhalf jaar mee samenwerkt, nvdr) streeft naar regelmatigheid. We trainen langer, maar wel trager en meer gecontroleerd.’

‘Ik heb ook geleerd uit mijn blessures en probeer niet meer dezelfde fouten te maken. Vroeger ging ik altijd door de pijn. Ik dacht: hoe harder je traint, hoe meer kans je hebt. Maar eigenlijk is dat niet zo: je moet je lichaam onderhouden. Ik denk dat mijn grootste geheim nu is dat ik al drie, vier jaar zonder grote blessures ben.’

Vrijheid

Je begon pas op je zestiende te lopen. Daarvoor voetbalde je.

Abdi: ‘Ik begreep de loopsport niet. (lacht) Toen ik nog in Afrika woonde, zag ik eens een Diamond Leaguewedstrijd op tv. De honderd meter: dat was begrijpelijk, zij liepen om ter eerste. Maar die magere Kenianen die achter elkaar liepen in rondjes, daar zag ik de logica niet van in.’

‘Voetbal was meer entertainend: veel lawaai, veel gezang. (enthousiast) Wat me het meeste aansprak bij atletiek, was de vrijheid: op je eentje gaan lopen in het park, vogeltjes die fluiten, dat rustgevende gevoel, niemand die lawaai maakt. Het is die vrijheid die me motiveerde om atletiek te gaan doen.’

Je eerste stappen in de atletiek waren geen onverhoopt succes, horen we.

Abdi: ‘Mijn specialiteit was vooral alle horden omver lopen. (lacht) Mijn eerste wedstrijd was een oefencross hier op de club. Ik liep in een T-shirt van David Beckham, zaalvoetbalschoenen en lange sokken. Ik werd derde, ik kreeg een medaille en bloemen, dat was heel motiverend. Maar pas toen ik in 2012 Belgisch kampioen veldlopen werd bij de senioren, dacht ik: dit kan iets worden.’

‘Ik zal nooit vergeten hoe we ’s avonds op Zaventem aankwamen. We waren allemaal aan het huilen.’

Je groeide op in Mogadishu in Somalië. Wat herinner je je nog van je kinderjaren?

Abdi: ‘Het was niet fijn. De situatie was heel erg. Er was burgeroorlog, je kon niet zomaar naar buiten. Op mijn achtste zijn we verhuisd naar Djibouti, waar het wel veilig was. We verbleven daar bij familie. Mijn moeder reisde alleen naar België en wilde mij, mijn vader, mijn zus en mijn broers via gezinshereniging naar Gent laten komen. Omdat er nog geen Belgische ambassade was in Djibouti, verhuisden we naar Adis Abeba. Daar speelden we veel voetbal, met een bal van sokken. Ik wist helemaal niet dat er zoveel atleten waren in Ethiopië.’

Hoe lang zijn jullie van jullie moeder gescheiden geweest?

Abdi: ‘Het heeft vier jaar geduurd voor wij onze moeder terugzagen. De procedure in Adis Abeba duurde anderhalf jaar, en we hebben twee jaar en half in Djibouti gewoond.’

‘Het weerzien was heel emotioneel. Ik zal nooit vergeten hoe we ’s avonds op Zaventem aankwamen. We waren allemaal aan het huilen. Alles was nieuw voor mij, alles was zo mooi verzorgd, de mensen waren allemaal zo… (kijkt naar zijn arm, wrijft erover) ánders.’

De eerste sneeuw

Wat maakte de meeste indruk op jou?

Abdi: ‘Sneeuw. Ik had nog nooit sneeuw gezien. Ja, wel op tv, in een Indische film, maar ik dacht dat het papiersnippers waren die omhoog geblazen werden. Toen ik hier de eerste ochtend opstond in Gent, keek ik uit het raam en het was overal wit. Ik zag de auto’s heel traag rijden, dus ik dacht: die blanke mensen kunnen niet rijden.’

‘Ik besloot om te gaan kijken. Ik dacht dat het suiker was, maar toen ik het aanraakte, voelde ik dat het iets anders was. Zo koud! Mijn moeder legde uit dat het sneeuw heette. Mijn eerste ontmoeting met sneeuw zal ik nooit vergeten.’

Je moeder moet een heel sterke vrouw geweest zijn.

Abdi: ‘Ze was een heel speciale vrouw. Mijn moeder kwam hier, integreerde, leerde perfect Nederlands en ging bij de sociale dienst van de stad Gent werken. Ze is in 2011 gestorven aan maagkanker, maar ze heeft altijd een heleboel familieleden in Somalië onderhouden, onder wie een aantal weeskinderen. Ze stuurde maandelijks geld naar daar.’

‘Ze was niet alleen heel sterk voor ons, maar ook voor onze hele familie. Als ik vandaag naar Afrika ga, word ik nog steeds aangesproken door mensen die ik zelfs niet ken en die steun kregen van haar. Het verbaast me altijd weer.’

‘Immigratie niet per se negatief hoeft te zijn: die mensen hebben gewoon redenen om weg te vluchten uit hun land.’

Hoe kijk jij als voormalig vluchteling aan tegen de huidige vluchtelingencrisis?

Abdi: ‘Ons verhaal is anders dan dat van veel vluchtelingen nu. Als erkende vluchtelingen kwamen wij gewoon met het vliegtuig. Wij kregen een visum in de Belgische ambassade en hadden toestemming om naar België te komen. Ik ben nooit in een asielcentrum geweest, onze moeder kwam ons ophalen op de luchthaven. Wij konden ons inschrijven bij de gemeente, daarna gingen we gewoon naar school, naar de OKAN-klas om Nederlands te leren en te integreren.’

‘Ik denk dat alles nu ingewikkelder is, dat alles een beetje negatiever geworden is. Terwijl immigratie niet per se negatief hoeft te zijn: die mensen hebben gewoon redenen om weg te vluchten uit hun land. Heb je de documentaire gezien die Rudi Vranckx onlangs maakte in Somalië? (‘De eeuwige oorlog’, over hoe Somalië al bijna dertig jaar lang verscheurd wordt door vechtende clans en terreurorganisaties, nvdr) Ik hoop dat veel mensen naar zo’n programma’s kijken, en beter begrijpen waarom mensen vluchten.’

Zie jij oplossingen?

Abdi: ‘Ik denk dat we sneller moeten selecteren wie recht heeft om te blijven en wie niet. Nu duurt alles heel erg lang. Ik tolk soms voor de stad Gent voor families van Somalische afkomst. Als ik sommige verhalen hoor, is dat heel aangrijpend. Het is moeilijk, ze moeten jaren wachten op een antwoord.’

Je bent erg sociaal geëngageerd: je werkt samen met Mo Farah en Bert Misplon aan een scholingsproject in Somalië, en met de vzw Sportaround laten jullie wekelijks kinderen uit 54 scholen sporten.

Abdi: ‘Ik heb dat zelf meegemaakt, ik weet hoe moeilijk het is voor sommige kinderen om te sporten. Ik vind het gewoon heel belangrijk om mensen te helpen. België heeft mij veel gegeven, en ik wil graag iets terugdoen. Mocht ik al die kansen in België niet gehad hebben, dan zou ik hier vandaag niet voor jou zitten. Ik wil gewoon iets achterlaten. Voor jongeren die net als ik hier toekwamen, wil ik een motivatie bieden. Dat ze zeggen: hé, die jongen is hier ook van nul begonnen en kijk nu.’

Loes Geuens

(TE) VEEL RESPECT VOOR MO FARAH

Bashir Abdi is goed bevriend met Mo Farah, eveneens van Somalische afkomst en tweevoudig olympisch kampioen op de 5000 en 10.000 meter. Ze stonden samen aan de start in de marathons van Londen en Chicago, maar Farah besliste intussen om zich opnieuw toe te spitsen op de vijf en tien kilometer.

Bashir Abdi:’In Chicago was Mo niet oké (hij werd uiteindelijk achtste op 2:09.58, nvdr), maar ik durfde hem niet voorbij te gaan. Ik ben pas vertrokken op het moment dat hij me een teken gaf om te gaan. Ooit was ik een kleine jongen die naar hem opkeek, en nu loop ik sneller dan hij. Eigenlijk was ik blij dat hij niet meedeed in Tokio. Daardoor voelde ik me meer vrij om te doen wat ik wilde. Dat heeft niks met hem te maken: Mo was enorm blij voor mij, hij was de eerste persoon die me gebeld heeft na de wedstrijd. Hij is een hele goede vriend en ik heb enorm veel respect voor hem.’

Je vriend Bert Misplon zegt dat je soms te veel respect hebt voor anderen. In Tokio liet je je in de bevoorrading wegdrummen en moest je twintig meter dicht lopen.

Abdi: ‘Ik weet het, maar ik zou me enorm schuldig voelen als iemand door mij zou vallen of zijn drank zou missen. Ik kan maar hopen dat de anderen het ook zo zien. Sport moet leuk zijn, en in de marathon kan je je niet agressief opstellen, dat heeft geen zin. Als er ergens nog iets mis gaat, kan je het nog goedmaken.’

Dat bewees je in je allereerste marathon, in Rotterdam. Ondanks een vroege val liep je nog een behoorlijke 2:10.46.

Abdi: ‘Meteen na de start struikelde ik over iemand die voor mij viel. Ik stond meteen op, en op het moment dat ik wilde vertrekken, werd ik langs achter opnieuw getackeld. Ik stond vol schaafwonden en heb er zelfs een tatoeage aan overgehouden! (wijst naar een litteken op zijn voorhoofd) Ik heb de marathon eigenlijk op een heel pijnlijke manier leren kennen. Dat is een voordeel, want als er nu niks gebeurt, dan denk ik: dit is gewoon een vlekkeloze marathon.’ (lacht)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content