De broers Borlée: ‘De Memorial moet een apotheose worden’

© BELGAIMAGE
Martin Grimberghs Medewerker van Sport/Voetbalmagazine

Na hun gouden medaille op de 4×400 meter willen de broers Kevin, Jonathan en Dylan Borlée vrijdag in Brussel vooral genieten van de Memorial Van Damme, om er vervolgens weer honderd procent tegenaan te gaan met het oog op Tokio.

De jaren lijken geen invloed te hebben op de broers Borlée. Misschien omdat resultaten niet hun enige drijfveer zijn. Waarschijnlijk omdat ze zich vooral bekommeren om wat ze van zichzelf vinden en niet zozeer om wat anderen van hen vinden. Zeker omdat ze de jongste jaren geleerd hebben om alles wat hen overkomt – goed of slecht – te relativeren. Zo gaat het leven als je al meer dan tien jaar je droom achternaloopt.

Met welke ambities staan jullie, op het einde van een op alle vlakken slopend seizoen, vrijdag aan de start van de Memorial Van Damme?

Kevin Borlée: ‘In de eerste plaats om te genieten. Dat is wel niet de reden waarom we na Berlijn niet meer getraind hebben. We kenden een bewogen seizoen en na het geslaagde EK was het logisch dat er decompressie optrad de laatste weken.’

Dylan Borlée: ‘Voor mij persoonlijk was het een heel lang seizoen. Ik ben dus echt wel vermoeid. Dat neemt niet weg dat ik zin heb om het beste van mezelf te geven, maar dan wel zonder me veel druk op te leggen. We willen er vooral plezier aan beleven in Brussel, zoveel is zeker. We zullen wel zien welk resultaat dat oplevert.’

Jonathan Borlée: ‘Ja, het idee is duidelijk: de Memorial moet bovenal een apotheose worden.’

Kevin en Dylan, het is op de piste van het Koning Boudewijnstadion dat jullie je persoonlijk record hebben gevestigd. Het is ook daar, Dylan, dat jij in 2016 voor het eerst Kevin hebt verslagen. Blijft het daardoor voor jullie altijd speciaal om in Brussel te lopen?

Kevin: ‘Ja, maar die records danken we vooral aan de snelheid van de piste. Het hoeft niet te verbazen dat Yohan Blake hier de tweede tijd ooit op de 200 meter gelopen heeft ( 19.26 in 2011, nvdr).’

Jonathan: ‘Je moet nochtans geen mirakels verwachten. Het is elk jaar hetzelfde: de Memorial staat zo laat op het seizoen op het programma dat de echte vormpiek bij de atleten achter de rug ligt. We starten dan ook nooit met het doel om records te breken. Het zal er op de eerste plaats op aankomen om niet helemaal in te storten.’

Motiverende factor

Gaven de gouden medaille op de estafette en de medailles op de individuele 400 meter jullie, Jonathan en Kevin, de mentale boost die nodig was om met de juiste ingesteldheid de voorbereiding op Tokio 2020 aan te vatten?

Jonathan: ‘Die resultaten waren belangrijk, ja, want hadden we klappen gekregen, dan hadden we er misschien de brui aan gegeven. Een doel bereiken mag je niet onderschatten als motiverende factor om verder te werken. Ik bewonder veel mensen omdat ze in staat zijn, ondanks ontgoochelingen, toch met volle goesting door te gaan. Dat is allesbehalve gemakkelijk, in ons beroep is het misschien zelfs het allermoeilijkste. Met de lastige jaren die we achter ons hebben, hadden we nood aan zulke resultaten om die zo belangrijke motivatie te behouden.’

Door op te groeien met twee topatleten heb ik altijd beseft wat ‘een goede tijd lopen’ betekent.

Dylan Borlée

Dylan: ‘Het klopt: als we in Berlijn allemaal door de mand zouden gevallen zijn, dan zou het bijzonder zwaar geweest zijn om twee maanden later de trainingen te hervatten. Nu kunnen we met een gerust hart een rustpauze inlassen om er dan weer honderd procent tegenaan te gaan.’

Jonathan, jij behaalde in Berlijn voor het eerst op een internationaal kampioenschap een medaille. Dat moet een enorme opluchting geweest zijn. Het moet toch gekriebeld hebben om te bewijzen dat je er ook op sleutelmomenten, in een grote finale, kunt staan?

Kevin: ‘Hem dat vragen is doen alsof hij nog nooit gepresteerd heeft in finales. Jonathan won in 2009 wel de 400 meter op de prestigieuze NCAA-kampioenschappen. Denk ook aan de finale van het WK in Moskou in 2013, waar hij vanuit baan 8 zijn tweede chrono ooit liep ( 44.54, nvdr). Jammer genoeg liepen drie atleten die dag sneller, de concurrentie kun je nu eenmaal niet beïnvloeden. Ik haalde toen zelfs de finale niet.’

Jonathan: ‘Het is altijd fijn om een sterke race te lopen op het juiste moment. Wellicht is het zelfs nog mooier om dat te doen op je 30e dan op je 20e, want je hebt niet meer diezelfde onbezorgdheid als toen je jonger was. Op je 20e ga je in de startblokken staan, je vertrekt en je loopt zonder erbij na te denken. Dit was meer het succes van de reflectie, van de maturiteit.’

Dylan: ‘Het is best grappig: ik heb die jeugdige onbezorgdheid nooit gekend. Ik heb altijd beseft wat ‘een goede tijd lopen’ betekent. Ik heb mijn carrière niet kunnen beginnen met te zeggen: ‘We zullen wel zien wat het geeft.’ Daarvoor kende ik er al te veel van. Opgroeien met twee atleten van wereldniveau heeft me zeker geholpen, maar soms vind ik het jammer dat ik bepaalde zaken niet zelf heb kunnen ontdekken.’

Feestje bouwen

Jonathan en Kevin, veel mensen waren verrast door jullie lauwe reacties na jullie halve finale, die toch voor beiden de kwalificatie voor de finale opleverde en waarin jullie bovendien toptijden realiseerden – 45.07 voor Kevin, 44, 87 voor Jonathan. Was het omdat Dylan zich niet voor de finale plaatste dat jullie niet euforisch waren?

Jonathan: ‘Daar zijn verschillende verklaringen voor. Ten eerste zijn we alle drie behoorlijk introvert. We profileren ons niet graag in de media. Ten tweede klopt het dat we graag alle drie de finale hadden bereikt. Ook al liep Dylan super op het EK, we weten dat hij meer wilde. Dat is een van onze zwakke punten: we helpen elkaar elke dag en we pushen elkaar, maar als een van ons iets minder is, dan is het extra moeilijk om daarmee om te gaan.’

Kevin: ‘Ja, en dan is er ook nog het wat vreemde concept van een interview meteen na een 400 meter.’

Dylan: ‘Ik heb nergens spijt van. Ik heb iets geprobeerd in de halve finale, namelijk snel vertrekken, maar ik was verplicht om dat te doen. Drie Belgen in de finale zou al ongelooflijk gek geweest zijn, maar dan ook nog eens drie broers… Vandaar die ontgoocheling.’

Het introverte karakter dat jullie alle drie typeert, past niet echt binnen de atletiek, die op zoek is naar charismatische leiders die een show kunnen opvoeren à la Usain Bolt of Pierre- Ambroise Bosse. Bij jullie krijgen we vaak een gereserveerde indruk.

Dylan: ‘400-meterlopers voeren over het algemeen geen grote show op voor hun wedstrijd. Je weet immers nooit hoe je lichaam gaat reageren in de laatste rechte lijn. Maar het is waar dat ze ons al gezegd hebben dat we na een wedstrijd niet altijd de indruk geven tevreden te zijn. We zijn het nochtans wel, maar we tonen het misschien te weinig aan het publiek. We doen dat niet met opzet, het zit gewoon in ons karakter. Maar ik kan je verzekeren: we zijn ook geen monniken. We kunnen echt wel een feestje bouwen, hoor.’

Jonathan: ‘We heffen onze armen geen 20 minuten omhoog, maar we kunnen wel juichen. Het klopt wel dat we alle drie eeuwig ontevreden zijn.’

Dylan: ‘Soms zijn we te hard voor onszelf, ja. En sinds ik terug ben uit Berlijn, spreek ik bijna uitsluitend over de toekomst, zelden over de gouden medaille die we behaalden.’

Sabbatjaar

Iedereen was zich uiteraard bewust van jullie mogelijkheden, maar niet helemaal van die van Jonathan Sacoor. Verraste zijn prestatie jullie, en dan in het bijzonder tijdens de finale van de estafette?

Jonathan: ‘Neen, want we kenden zijn maturiteit. We vermoedden alle drie dat hij niet het type was dat zou falen tijdens een finale. Maar laten we niet de fout maken om hem te snel te verbranden. Ik heb atleten gekend die op hun vijftiende de 400 meter liepen in 45 seconden. Anderen deden er 49 seconden over, maar doken vier jaar later onder de 45 seconden. Op dit moment kun je enkel vaststellen dat Jonathan Sacoor goed omringd is en dat hij snel loopt. Dat is al niet slecht, hé!’ ( lacht)

Kevin: ‘We kenden de opstelling van de tegenstanders niet toen we de volgorde van de lopers bepaalden. We wisten dus niet dat Jonathan Sacoor tegen MatthewHudson-Smith moest lopen. Uiteindelijk was het misschien wel een zegen, want hij had niets te verliezen.’

Dylan: ‘Te meer omdat we wisten dat we hem in een goede positie konden brengen en dat hij zo zijn race in de best mogelijke omstandigheden kon beginnen.’

Wat dachten jullie toen Kevin er als slotloper aan begon achter de verrassende Spanjaarden?

Dylan: ‘Toen ik de Spanjaard als een pijl uit een boog zag vertrekken, was ik er zeker van dat Kevin hem zou inhalen.’

Jonathan: ‘We waren er ons allemaal van bewust dat die kerel te snel vertrok, maar toch twijfelden we. We beseften dat hij het niet ging volhouden, maar we wisten niet hoe Kevin zou reageren met zoveel wedstrijden in de benen.’

Kevin: ‘Ik zei niet bij mezelf: ik ga hem oppeuzelen. Had ik dat wel gedaan, dan had ik dezelfde fout gemaakt als hij. Ik heb mijn eigen koers gelopen, zonder naar de anderen te kijken. Gelukkig slaag ik er op mijn 30e toch al in de juiste beslissingen te nemen.’ ( lacht)

Jonathan: ‘De Spanjaarden namen een groot risico door iemand als slotloper te gebruiken die het niet gewend was om aan estafetteraces deel te nemen. Zo snel van start gaan in een 400 meter, dat zie je eerlijk gezegd maar zelden. Maar zelfs als hij een andere tactiek had gebruikt, dan nog denk ik dat Kevin hem in de laatste rechte lijn voorbijgesneld zou hebben.’

Nafi Thiam opperde al het idee om een sabbatjaar te nemen na de Olympische Spelen van Tokio. Hebben jullie nooit een sabbatjaar overwogen?

Kevin: ‘Na 2016 hebben we toch wat gas teruggenomen. We hadden nood aan een andere trainingsaanpak. Een echt sabbatjaar nemen is echter niet zo eenvoudig in de atletiek.’

Jonathan: ‘Soms is het voor een atleet een geluk dat hij zich blesseert. Op het moment zelf is dat natuurlijk frustrerend, maar het laat het lichaam soms toe om zich volledig te herstellen. Bovendien geeft het je mentaal ook de nodige frisheid om er weer vol voor te gaan de volgende seizoenen. Voor ons zijn het de medailles die ons een boost geven met het oog op Tokio. We gaan dus zeker niet klagen.’

‘In België wachten ze op resultaten om in actie te schieten’

De ontluiking van Jonathan Sacoor is een van de eerste vruchten van de invloed die jullie nu al een decennium lang uitoefenen op de atletieksport in België. Zijn jullie er trots op dat het deels dankzij jullie is dat iemand als Sacoor zich op de 400 meter richt?

Jonathan Borlée: ‘Wij vinden eerder dat alles begonnen is met Cédric Van Branteghem. Het staat hoe dan ook vast dat dit succes te danken is aan een project, namelijk dat van de estafetteploeg. Het verbaast niet dat de prestaties van de 4×400 jonge atleten ertoe aanzet om eerder voor de 400 meter te kiezen dan voor de 100 of de 200 meter. Die jongens willen deel uitmaken van een project. Dat vormt de basis.’

Kevin Borlée: ‘In de tijd van Cédric kon je met een tijd van 49 seconden in de finale geraken, met 48 seconden stond je op het podium. Dat is nu niet meer mogelijk. Het is niet door de broers Borlée dat die kerels nu sneller lopen, dat is dankzij het project. Dat project is op zijn beurt niet gebaseerd op individuen. Om de Belgische atletieksport nog meer op de kaart te zetten moeten projecten de atleten dienen en niet omgekeerd.’

Jonathan: ‘Hetzelfde zie je terug in de turnsport. Ze hebben een team op poten gezet en merkten dat de meisjes daardoor beter werden. In België wachten ze op resultaten om in actie te schieten. Dat is fout: je moet actie ondernemen om resultaten te bekomen. De mentaliteit moet veranderen.’

In die optiek kan de oprichting van het 400-meterteam bij de vrouwen een nieuwe stimulerende factor worden.

Jonathan: ‘Dat is ook weer een project dat van buitenaf komt. Maar die meisjes hebben ervoor gevochten en zijn er gekomen. Chapeau daarvoor, maar het toont andermaal aan dat het zulke projecten niet gemakkelijk gemaakt wordt in België.’

Kevin: ‘Hetzelfde geldt voor de 4×400 bij de mannen. Dat project startte destijds op initiatief van Cédric Van Branteghem, Patrick Himschoot en mijn vader. Ik herinner me dat ze moesten aandringen om een ploeg af te vaardigen naar het EK in 2006. Pas daar zag de atletiekbond het potentieel. Het vervolg bewees dat de beste ideeën vaak van buitenaf komen.’

Jonathan: ‘Ooit wil ik me graag inzetten om jongeren te helpen bij de moeilijkheden die eigen zijn aan sportbeoefening in België. Maar ik zou dat echt willen doen als de eerste vraag die ze me stellen niet is welke taal ik spreek, maar wel wat mijn competenties zijn. Mijn vader heeft het onlangs nog eens gezegd en ik geloof ook dat het een goed zaak zou zijn als ze in ons land van sport opnieuw een federale bevoegdheid zouden maken. Op die manier kunnen ze de middelen verhogen en met de beste elementen werken.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content