Dit was sportjaar 2016: ‘De demonen waren eindelijk verdreven’

© Belga

De redactie van Sport/Voetbalmagazine deelt haar meest gedenkwaardige sportmomenten van het voorbije jaar. Soms persoonlijk, soms hartverwarmend, soms hartverscheurend. Vandaag: van Peter Genyn tot Yannick Carrasco.

Frédéric Vanheule

De onverzettelijkheid van Peter Genyn. Onder de loden zon van Rio de Janeiro trokken we tijdens onze eerste dag van de Paralympics, in het gezelschap van Vlaams minister van Sport Philippe Muyters, naar het atletiekstadion. Peter Genyn zat daar net voor de start van de finale op de 100 meter rolstoelsprint (T51) stevig voorovergebogen.

Wij dachten, in eerste instantie, om vol geconcentreerd in het schot te vertrekken. Tot we van de Belgische delegatie zijn verhaal te horen kregen. Op zijn zestiende de nek gebroken bij een duikongeluk in een ondiepe vijver, zijn heil gezocht in het rolstoelrugby en zo deelnemer aan de Paralympics van Athene (2004) en Londen (2012). Maar in 2013 volgde dan een complexe breuk aan het bekken, waardoor hij voor het individuele werk koos. Na het EK (2014) en het WK (2015) volgde nu een nieuwe triomf met de winst op de 100 en 400 meter sprint.

Een sterk staaltje van veelzijdigheid en doorzettingsvermogen. En die houding? Genyn kan niet meer zweten door zijn verlamming, hetgeen voor een ondraaglijk gevoel zorgt bij tropische temperaturen. Dé oplossing? Een ijsbad voor en na de wedstrijd.

Steve Van Herpe

De invalbeurt van Yannick Carrasco in de finale van de Champions League. Wat hij in de tweede helft van de CL-finale tegen Real Madrid bracht, was sensationeel. Telkens hij aan de bal kwam, vlogen gensters voetbalgenialiteit de lucht in. Hij liet Danilo alle kleuren van de regenboog zien en scoorde bovendien nog ook, waarna de beroemde kus met zijn vriendin volgde. 2016 was sowieso het jaar van Yannick Carrasco. Hij groeide uit tot basisspeler bij Atlético Madrid én de nationale ploeg van Roberto Martínez.

Chris Tetaert

Het was midden augustus, de finale van het hoogspringen bij de mannen, een van die vele lange nachten tijdens de Spelen in Rio. Luvo Manyonga, een 25-jarige Zuid-Afrikaan, had zich vlot gekwalificeerd en was, zo hadden de BBC-commentatoren voorspeld, een serieuze medal contender. Het chronische slaaptekort begon zijn tol te eisen, maar geen competitie was meeslepender dan in die bewuste nacht. Eerste plaats na drie sprongen (8m28), bij zijn vierde poging ging hij nóg verder: 8m37, een persoonlijke record. Goud! Of toch niet. Jeff Henderson (VS) ging met zijn laatste poging nog een centimetertje verder, maar de Zuid-Afrikaan vierde enthousiast mee. De demonen waren eindelijk verdreven.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Hij was in 2010 wereldkampioen bij de juniores geworden met een sprong van 7m99, een jaar erna zweefde hij op het WK in Daegu met 8m21 naar een vijfde plaats. Indrukwekkend voor iemand van 20 jaar. Op de Spelen in Londen (2012), zo klonk het toen, lag het goud voor het grijpen. Maar geen zes maanden later lag de naïeve Manyonga in de goot van het township waar hij was opgegroeid. Het prijzengeld was al lang op, de jongeman had schulden en was verslaafd aan ’tik’ – de Zuid-Afrikaanse variant van crystal meth -, waardoor hij ook eens een dopingschorsing van 18 maanden moest uitzitten. Zijn trouwe coach, Mario Smith, overleed in een verkeersongeval, Manyonga zat fysiek en mentaal aan de grond. Tot hij in 2014 John McGrath, een Ierse straatveger die bijkluste als fitnesscoach, tegen het lijf liep. Hij gebruikte nog sporadisch ’tik’, pas vanaf midden 2015 was hij helemaal clean. Om een jaar erna olympisch zilver te pakken.

Matthias Stockmans

Het was vlak na de aanslagen in Brussel en Zaventem dat we het vliegtuig (door de omstandigheden vanuit Parijs) opstapten richting Reykjavik. Onze opdracht: een reportage over het succes van de IJslandse nationale voetbalploeg, voor het eerst in de geschiedenis gekwalificeerd voor een groot toernooi. Het bleek een welgekomen verademing kort na zo een verstikkend trauma in eigen land.

De IJslanders leven in een bijzondere cocon: met amper 300.000 zijn ze, gezeten op een onherbergzaam stukje eiland, de lucht is er zuiver, het levensritme laat ruimte voor geest en lichaam, de temperaturen zijn koud maar de mensen hartelijk. Het poetste ons wereldbeeld weer eventjes op. Mooi ook waren de verhalen van supporters die allemaal wel op één of andere manier familie of vrienden blijken van de voetballende internationals, of van de assistent-bondscoach die eigenlijk ook tandarts is.

Toen al vertelden vele waarnemers, waaronder Runár Kristinsson, Arnar Gretarsson en bondsvoorzitter Geir Thorsteinsson, dat IJsland wel eens de sensatie van het EK kon worden. Ze kregen gelijk. Niet alleen verrasten de noorderlingen vriend en vijand door de kwartfinales te bereiken, ze gaven ook dynamiek aan een toernooi en een verwoest en verroest continent door hun enthousiaste gezangen, hun dolgedraaide voetbalcommentatoren, hun eigenzinnige versie van de haka (de Viking Clap!) en hun voorbeeldige wedstrijdmentaliteit. Wij onthouden sindsdien de slogan: ‘Always be yourself… unless you can be a Viking, then be a Viking.’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Lees ook:

Deel 1

Deel 2

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content