Vrije Tribune

‘Een snelle of eenvoudige oplossing voor het dopingprobleem in de sport ligt niet voor het oprapen’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Europa beweert een waardenmaatschappij te zijn. Laten we zoeken naar een dopingbestrijding die én efficiënt én waardengestuurd is’, schrijft emeritusprof Yves Vanden Auweele.

Vandaag worden er verschillende argumenten gebruikt tegen doping. Ten eerste is de dopingbestrijding gebaseerd op gezondheidsargumenten, met name op reële en potentiële gezondheidsrisico’s. Vervolgens op het principe van gelijke kansen. Er speelt echter ook een moreel argument: het spel moet eerlijk worden gespeeld en fraudeurs moeten worden gesanctioneerd. Illustratief voor dit laatste zijn de reacties op de uitnodiging van Lance Armstrong op de Ronde van Vlaanderen: ‘Hoe komt men erbij om het prototype van een dopingzondaar, een gepatenteerde leugenaar die de renners van zijn ploeg tiranniseerde, een ereplaats te verlenen op Vlaanderens mooiste?

Een snelle of eenvoudige oplossing voor het dopingprobleem in de sport ligt niet voor het oprapen

Ondanks deze argumenten is op het terrein doping aan het ‘boomen’ als nooit tevoren. Nooit eerder verschenen op de markt zoveel nieuwe prestatieverhogende producten of producten die doping moeten maskeren. Mechanische hulpmiddelen worden tersluiks geïntroduceerd en binnenkort kunnen we zelfs genetische doping verwachten. Dit gebeurt terwijl er nauwelijks een daling in het dopinggebruik zichtbaar is.

De motor van het dopinggebruik is immers een fundamenteel belangenconflict die de kern van de prestatiesport raakt: ‘doping nemen en de kans op winnen verhogen of de regels volgen en kans op verliezen verhogen’. In de sport denk je nu eenmaal vooral aan jezelf: je moet optimaal functioneren en beter zijn dan je tegenstrever. Sport is in essentie een aftasten en verleggen van uitersten en grenzen (‘sneller – hoger – sterker’). Daarnaast zijn er beloningen in reputatie, eer en geld die zo groot zijn dat de verleiding om doping te nemen en hierbij grote risico’s te nemen, enorm toeneemt. Dat dit belangenconflict onderkend wordt, blijkt uit het feit dat we enkele dagen na de commotie over de uitnodiging van Lance Armstrong in De Morgen lezen: ‘t’ was toch ne goeie coureur‘ en op Knack.be, ‘doping hoort bij wielrennen als kalkoen bij Kerstmis’.

Jager en prooi

Vandaag is er weinig dat dopinggebruikers en dopingbestrijders ertoe aanzet gas terug te nemen; noch de onthullingen van bewuste, soms zelfs staatsgeorganiseerde doping, noch het gevoel dat men met de kraan open aan het dweilen is. Integendeel, beide partijen hebben hun inspanningen om elkaar te vlug af te zijn nog verhoogd. Beide partijen lopen de kantjes eraf met te verwachten kwalijke neveneffecten. De relatie tussen dopinggebruikers en dopingbestrijders is meer dan ooit een relatie van jager en prooi geworden, een relatie die steeds driester en bitterder wordt.

De zerotolerantiepolitiek gebruikt steeds meer gesofistikeerde analytische onderzoekstechnieken. Het eist dat atleten ook buiten competitie bereikbaar moeten zijn ter controle – hun ‘whereabouts‘ moeten opgeven. Atleten worden er zelfs toe aanzet om elkaar ‘als spijtoptant’ te verklikken. Deze technieken staan niet enkel haaks op mensenrechten als het recht op privacy en de vrijheid van beweging maar vergiftigen ook de relaties tussen de atleten.

Jan Vorstenbosch, Nederlandse professor in toegepaste ethiek stelt vast dat er, om uit deze escalatie te geraken, nogal wat steun is om, zowel op praktische als op principiële gronden, het verbod op dopinggebruik op te heffen of op zijn minst te liberaliseren.

De argumentatie hiervoor vertrekt vanuit de ervaring in de ‘war on drugs’ dat criminalisering en repressie meer kwaad dan goed doen en recreatief druggebruik zelfs aanzwengelen. Bovendien lijken experimenten met het gezondheids-gecontroleerd gedogen van recreatieve drugs gunstig uit te vallen. Men argumenteert dat op dezelfde manier de negatieve effecten van de zerotolerantiepolitiek in de sport zouden kunnen wegvallen.

Interne logica van de sportpraktijk

Het argument van gelijke kansen is sowieso zwak in het licht van de grote toegelaten verschillen in mogelijkheden op het vlak van diëten, het slapen en trainen op (gesimuleerde) hoogte, het trainen in windtunnels, kledij, mentale training… Is elitesport niet in essentie het opzoeken van het optimale menselijk presteren door atleten die verschillen in biologie én in wedstrijdvoorbereiding?

Wie dus liberalisering van doping steunt, weerhoudt het gezondheidsargument doch maakt brandhout van het gelijkekansenargument. De essentie van de elitesport ‘het optimum van menselijke prestatie bereiken’ wordt beter mogelijk en bovendien worden de kwalijke neveneffecten van de zerotolerantiepolitiek vermeden.

Vorstenbosch formuleert echter drie argumenten tegen deze pragmatisch-liberale houding.

Hij vindt vooreerst dat die houding onvoldoende aandacht heeft voor de interne logica van de competitieve sportpraktijk: bij liberalisering gaat er onmiddellijk een ongebreidelde rush naar het meest gesofisticeerde dopingproduct worden ingezet.

Vervolgens vreest hij dat men door doping te liberaliseren zou stoppen met zoeken naar moreel aanvaardbare strategieën om het belangenconflict – van winnen door doping of verliezen zonder – op te lossen.

Basisdoelstelling van de elitesport

Het volgens hem meest fundamentele argument tenslotte, is gericht tegen de (liberale) stelling dat doping bijdraagt tot het realiseren van de basisdoelstelling van de elitesport: ‘het bereiken van het optimum van menselijke prestatie’. Excellentie in sport is volgens hem geen absoluut gegeven doch wordt altijd bereikt en als dusdanig erkend in een historische en sociale context van concrete wedstrijden in concrete omstandigheden: ‘zie de recordpoging op een piste in Milaan om de marathon te lopen in minder dan twee uur. Deze (niet geslaagde) recordpoging werd niet gehomologeerd omdat volgens de reglementen de vereiste context niet werd gerespecteerd’. Sportregels, ook dopingregels ‘moeten’ worden bedacht, geëvalueerd en eventueel veranderd op basis van wat zin en betekenis geeft aan de sport én aan de atleet in veranderende omstandigheden. Regels gebaseerd op waarden maken de sport beter. Europa beweert een waardenmaatschappij te zijn. Laat men dan zoeken naar een dopingbestrijding die én efficiënt én waardengestuurd is.

De richting van oplossing door Vorstenbosch aangegeven is moreel en academisch correct. Toch lijkt het me twijfelachtig of op basis hiervan in de praktijk het dopinggebruik kan uitgeroeid of zelfs maar gecontroleerd kan worden of de schadelijke neveneffecten van de zerotolerantie onmogelijk zou kunnen maken. Alle acties en argumenten tegenover elkaar afwegend, denk ik dat het heel moeilijk wordt om het dopingprobleem eenvoudig op te lossen in de toekomst.

Emeritusprof. Dr. Yves Vanden Auweele is sportpsycholoog, werzaam aan de KU Leuven en lid van Panathlon en Logia.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content