Flashback naar 14 juli 1964: Jacques Anquetil overbluft Raymond Poulidor in de Tour

© AFP

Tot de zomer van 1964 is er nog maar één renner in geslaagd om in één jaar zowel de Giro als de Tour te winnen: Fausto Coppi. In 1964 doet een tweede renner dat: Jacques Anquetil. Die eindzege in de Ronde van Frankrijk is zijn vijfde, ook dat is een record.

De feiten

In een Tour die op diverse vlakken de geschiedenisboeken haalt, is de laatste etappe een dubbele. ’s Ochtends programmeert de directie een rit in lijn van een goeie 118,5 kilometer. Benoni Beheyt wint die in de spurt voor Ward Sels, de eerste helper van Rik Van Looy.

Die is vroeg in de Tour zwaar gevallen, zodat zijn eerste luitenant in de spurt zijn kans mag gaan. Sels is pas 23 en profiteert van die vrijheid, hij wint dat jaar vier ritten. De Tour eindigt op de Belgische nationale feestdag, een dinsdag, niet op een zondag, en langs de kant staat een massa volk.

Na de rit in lijn kan het peloton even rusten. Nog niet definitief, na de middag staat er nog een tijdrit op de agenda. Vertrek in Versailles, aankomst in Parijs. Lengte: 27,5 km. Na de lunch verkent gele trui Anquetil nog een laatste keer het parcours in de auto, samen met zijn ploegleider Raphaël Geminiani. Daar beslissen ze over de verzetten.

Tijdrijden is de specialiteit van Anquetil, maar veel foutenmarge is er niet. Met Raymond Poulidor en Anquetil staan twee Franse rondewinnaars tegenover elkaar, de eerste won de Vuelta, de tweede de Giro, en het tijdsverschil voor de start van de laatste halve rit bedraagt… veertien seconden in het voordeel van Anquetil. Eén schuiver in een bocht, één lekke band en de gele trui verandert van schouder.

Zo ver komt het evenwel niet. Anquetil is direct sneller dan zijn rivaal, zij het maar een paar seconden. Pas in de laatste vijf kilometer wordt het pleit definitief beslecht en de kloof uitgediept tot finaal 55 seconden. Na winst in 1957, 1961, 1962 en 1963 is de vijfde eindzege binnen. Voor het eerst sinds Fausto Coppi in 1952 wint een renner in één jaar Giro én Tour.

Making-of

Sport gedijt goed bij het tegen elkaar uitspelen van tegenpolen die om de macht strijden. Muhammad Ali versus Joe Frazier in het boksen, Ayrton Senna en Alain Prost in de formule 1, Gary Kasparov en Anatoli Karpov in het schaken, Lionel Messi en Cristiano Ronaldo in het voetbal. De een wordt zelden zonder de ander genoemd en beiden ontlenen ze aan die vete een nog grotere faam.

Het wielrennen van de jaren 60 kent zo’n tweestrijd tussen twee Fransen: Raymond Poulidor en Jacques Anquetil. Anquetil, twee jaar ouder dan zijn rivaal en met beduidend meer overwinningen op zak, is de blonde glamourboy. Het idool van Parijs, de bourgeoisie. Hij houdt van feesten en vrouwelijk schoon en laat het geld rollen.

De donkerharige Poulidor is de man van het volk, uit de grond getrokken van la France profonde, het Frankrijk buiten de hoofdstad. Een familievader die een rustig leven leidt en op de centen let – wat hem door zijn ploegmaats weleens kwalijk wordt genomen. Jan met de pet herkent zich in Raymond met de koerspet.

In 1964 wordt een grote clash verwacht tussen de opponenten. Ze lossen de verwachtingen in en voeren hevig strijd. Op de flanken van de Puy de Dôme schommelen ze schouder aan schouder naar boven. Anquetil is vermoeid – de Giro heeft krachten gekost – maar bluft en Poulidor laat zich vangen. Te laat demarreert hij. Zo mist hij de gele trui op luttele seconden. Het zal hem in de laatste rit een definitief nadeel opleveren.

En daarna

De grote kop in L’Equipe liegt er ’s anderendaags niet om: ‘Anquetil le vainqueur et Poulidor le héros‘. Na afloop hebben beiden woorden van lof voor de ander en worden er enkele kussen uitgewisseld.

In de loop van 1965 begint de relatie te verzuren. De rivaliteit wordt aangewakkerd in de pers en de Anquetillistes en Poulidoristes staan elkaar net niet naar het leven. De renners laten zich zelf niet onbetuigd en geven elkaar geen hand meer, al probeert de brave Poulidor olie op de golven te gieten wanneer een journalist vraagt of hij zijn achterban niet in bedwang moet houden. ‘Ja, natuurlijk, ‘ zegt Poupou, ‘het moet sportief blijven.’

Maître Jacques rijdt dat jaar de Tour niet – een zesde zege levert hem geen extra geld op – maar hij draagt zijn ploegmaats op om te verhinderen dat Poulidor wint. Die hoeven dat karwei niet eens zelf op te knappen. Een jonge Italiaan, op het laatste moment aan de selectie toegevoegd, krijgt in een van de eerste ritten een vrijgeleide en zal nadien tonen dat hij een groot kampioen is: Felice Gimondi.

Zowel de Tour van 1966 als die van 1967 kent opnieuw een Franse winnaar, maar niet één van de grote twee. In 1966 moet Anquetil uitgeput opgeven, maar hij leidt eerst nog de achtervolging op de ontsnapte Poulidor, zodat zijn ploegmaat Lucien Aimar uiteindelijk het geel draagt in Parijs. In 1967 is er geen Anquetil meer, maar nu is het Poupou die ziek wordt en pas als negende finisht. De zege is voor Roger Pingeon.

Vijf eindzeges is nog steeds een record dat Anquetil later moet delen met Eddy Merckx, Bernard Hinault en Miguel Indurain. Chris Froome kan zich dit jaar mits winst op dezelfde hoogte hijsen. Uiteraard won Lance Armstrong meer, zeven keer, maar zijn naam vind je vandaag niet meer terug op de erelijst.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content