Het verhaal van Afghaan Abdullah Sediqi: ‘In tranen zag ik hoe mijn land in slechte handen viel’

© KOEN BAUTERS

Op zijn flat in Wilrijk blikt taekwondo-atleet Abdullah Sediqi terug op een bewogen 2021. Vijf jaar na zijn vlucht uit Afghanistan realiseerde hij een droom: deelname aan de Spelen. Even later palmde de taliban zijn thuisstad Kaboel in. ‘Vrienden vragen voortdurend hulp, soms moet ik mijn gsm uitzetten omdat mijn hoofd het niet meer aankan.’

A bdullah Sediqi(24): ‘Als kind was ik thuis al de hele tijd met kussens aan het vechten. Op mijn achtste schreef ik me in bij een taekwondoclub die bekend is in heel Afghanistan. Bij de U12 haalde ik mijn eerste medaille. Enkele jaren later mocht ik al naar het buitenland om wedstrijden af te werken. Zo kwam ik in Tadzjikistan en in Bahrein. Mijn broers, die voor het Amerikaanse leger werkten, betaalden die reizen. Zo deden ze wat mijn vader vlak vóór zijn dood gevraagd had: ‘Zorg goed voor onze jongste.’

‘Tijdens de Bahrein Open van 2013 pakte ik goud. Bij mijn thuiskomst wachtten honderden mensen me op de luchthaven op. Ze hielden foto’s van me omhoog, ik mocht naar tv-shows en op straat klampten mensen me aan. Mijn aantal Instagramvolgers schoot de lucht in. Maar als je in Afghanistan succesvol bent als sporter, word je ook een doelwit. Op een avond kwam ik de trainingszaal uit en werd ik aangevallen. Ze braken mijn neus en staken me met een mes.

‘Zulke aanvallen horen erbij in Afghanistan. Een vriend van mij, de jongen die in Tadzjikistan brons pakte, werd zelfs vermoord. Wie achter zulke aanvallen zit, weet je niet. Het kunnen mannen zijn die zelf niet erg succesvol zijn en in de straten van Kaboel vaak problemen maken. Voor hen is het lastig om te zien dat anderen wel aanzien krijgen. Maar evengoed zijn het mannen die een tegenstander op je afstuurt.

‘Na die eerste aanval stond ik anderhalve maand aan de kant. Ik popelde om opnieuw te gaan trainen, maar mijn moeder zag dat minder zitten. Toen kwam Europa een eerste keer ter sprake. In 2015 waren veel Afghanen naar Duitsland getrokken. Maar Europa had intussen zijn grenzen gesloten. En mijn coach zei: ‘Misschien was die aanval iets eenmaligs.’

‘Niet veel later kwamen ze me opnieuw opzoeken, die keer zelfs ín de trainingszaal – ik zag hen in een ooghoek. Als je in Kaboel opgroeit, herken je die mannen meteen: beren van venten die een bepaalde soort broeken met grote zakken dragen. Ik werkte mijn training nog af, maar wilde nadien zo snel mogelijk naar huis. Net toen ik bij een vriend in de wagen zat, liepen ze op ons af – die keer hadden ze een pistool bij zich. We konden net op tijd wegscheuren.’

Wenen op toilet

‘Na die tweede keer vond mijn familie dat ik het land echt moest verlaten. Maar ik was bij het nationaal team net op topniveau, dat gaf me een bepaalde status. Ik wilde die niet zomaar opgeven. Ik probeerde andere oplossingen te bedenken. Misschien kon ik voortaan in een andere zaal trainen? Maar je weet hoe moeders zijn. Ook mijn broers en buren praatten op me in: ‘Als ze je neerknallen, bereik je helemaal niks meer.’

‘Die laatste nacht thuis was lastig. Het voelde zo onwezenlijk om te beseffen dat ik zou vertrekken en niet meer zou weerkeren. Natuurlijk hadden we niet rondgestrooid dat dat het plan was. Hoe minder mensen op de hoogte waren, hoe beter. De officiële versie luidde dat ik op trainingskamp naar Iran vertrok. Vlak vóór mijn vertrek maakte ik met een mes een gleufje aan de binnenkant van mijn broeksriem. Ik propte er een briefje van 50 euro in. Veel meer neem je best niet mee. De kans dat je onderweg bestolen wordt, is groot.

‘Mijn moeder weende toen ik ’s ochtends vertrok. ‘Op een dag wil ik je op de Spelen zien’, zei ze. ‘Op een dag sta ik daar’, antwoordde ik. In de luchthaven wachtte meer dan honderd man me op. Zo gaat dat in Afghanistan, de ene belt de ander op: ‘Abdullah vertrekt morgen naar Iran.’ Sommigen wisten of vermoedden wat er echt aan de hand was, anderen hadden geen benul. Die keken raar toen mijn broers huilend afscheid van me namen. Voorbij de douane ging ik een toilet binnen om zelf te wenen. Het waren mijn laatste tranen in Afghanistan.

‘Van een vriend die eerder naar Duitsland was getrokken, had ik gehoord dat hij daar niet goed kon trainen, omdat hij geen Duitser was. Dan leek België me een betere optie. Ik leerde dit land kennen toen Jaouad Achab in 2015 zijn wereldtitel pakte. Meestal gaan medailles naar grote jongens, maar Jaouad is niet zo groot, net als ik. Daarom viel hij me op. En Jaouad is ook zo’n jongen die, net als ik, altijd blijft aanklampen. Door over hem te lezen had ik ontdekt dat Jaouad als Marokkaan in België leefde en uitkwam voor België. Ik dacht: dat is dus een land dat vluchtelingen steunt.’

Het verhaal van Afghaan Abdullah Sediqi: 'In tranen zag ik hoe mijn land in slechte handen viel'
© KOEN BAUTERS

De scherpschutters

‘In Iran begon het. Mijn familie had smokkelaars betaald. Die tonen de weg en geven je te eten en te drinken. Soms stoppen ze je in een auto, het grootste deel van de tijd moet je stappen. Ik belandde in een groep met enkele vrouwen en kinderen. Zij hadden grote zakken vol bagage, maar er was geen man om hen te helpen dragen. Dus deed ik dat.

‘Op een dag kregen we vijf flessen water. De smokkelaar zei dat het nog een uur stappen was, dan zou een auto ons oppikken. Een van de vrouwen dronk een fles leeg. Toen we wat later aan het stappen waren, vroeg haar dochter een slok. ‘We hebben geen water meer’, zei de vrouw. Omdat die smokkelaar gezegd had dat het maar een uur meer stappen was, had ze de vier andere flessen achtergelaten, om ze niet te moeten dragen. Toen was ik zo kwaad. Natuurlijk zou het geen uur stappen zijn. Tien uur, ja, als het meezat.

‘We trokken een bergachtige jungle door. Een pad was er niet, we moesten ons zelf een weg banen. Mijn armen en gezicht lagen open van alle schrammen. Ik ging altijd als eerste, ook toen we door het water moesten. Ineens zag ik een slang voorbijschieten. Ik zei niks, anders zouden de meisjes nooit door dat water gewild hebben. Ik sprong gewoon. Toen ik mijn ogen weer opendeed, stond ik tot mijn middel in het water. De slang was weg. Ik ben zo bang geweest in die jungle, zeker de eerste nacht. Het was pikdonker. Door mijn hoofd flitsten films die ik gezien had. Ik dacht: straks komen de tijgers.

‘Ook bij de grens met Turkije klopte mijn hart in mijn keel. Daar zitten scherpschutters die vuren op vluchtelingen. De grote bagagezakken maakten het moeilijk om ongezien de grens over te steken. Op mijn buik sloop ik Turkije binnen. De vrouwen waren nog banger dan ik. Toen ik een eerste keer was overgestoken met bagage, besloot ik terug te gaan om hen te helpen. Het hadden mijn zussen kunnen zijn. En ik dacht ook: misschien helpt God mij dan op een ander moment.

‘In Turkije geraakten we per bus in Istanbul. Nadien moesten we nog eens door een jungle om in Griekenland te geraken. Maar in die tweede jungle liet onze smokkelaar ons in de steek. Toen moesten we zelf de weg zoeken. Tweeënhalve dag zwierven we er rond. Toen bereikten we het eerste Griekse dorpje. Daar zag ik een hotel en haalde ik mijn vijftig euro boven. Het was niet genoeg, maar de kerel aan de balie was een goede gast. Ik heb daar geslapen en geslapen.

‘Die mensen met wie ik de jungle was doorgetrokken, hadden nog wat geld. Omdat ik hen geholpen had met hun bagage, kochten ze voor mij ook een buskaartje richting Athene. Daar weten vluchtelingen in welk park ze moeten zijn. Vanuit dat park belde ik mijn familie. Mijn moeder was zo blij om me te horen. Ik loog dat er altijd grote mannen bij me geweest waren, dat ik gewoon had moeten volgen. Toen was ze gerust. Ik vroeg om de smokkelaars nog eens te betalen. Die clans hebben pionnen in Kaboel, die halen dan het geld op bij je familie.

‘Vanuit Athene reden we met een auto richting België. Samen met enkele anderen zat ik in de koffer. Het was er lastig om te ademen. Om de vijf uur stopten we even om iets te drinken en wat frisse lucht op te snuiven. Telkens als we een grens overstaken, weerklonk er een applausje in de auto. Aan het Noordstation mocht ik uitstappen, het was zes uur ’s ochtends. Vanaf daar moest ik het zelf uitzoeken. Via-via belandde ik aan het Klein Kasteeltje. Daar zou ik uiteindelijk acht maanden blijven.’

Slapen naast dronkaards

‘Tijdens mijn tijd in het Klein Kasteeltje ontmoette ik een Belg met Afghaanse roots, een taekwondo-atleet met een blauwe gordel. Hij nodigde me uit om eens mee naar zijn club in Kortrijk te gaan. Daar gaven ze me het adres van een club in Brussel, Kwan, waar ik mocht meetrainen. De trainingen vielen wel samen met het avondeten in het Klein Kasteeltje. Telkens als ik daar na een training terugkwam, was het restaurant al gesloten. Dus begon ik op trainingsdagen bij het ontbijt een boterham met kaas aan de kant te houden voor ’s avonds.

‘Die tijd in het Klein Kasteeltje was ontnuchterend. Er was geen internet, we kregen geen kleren en ik sliep er in een grote zaal naast mannen die aan de drank zaten. Het maakte me gek. Maar dat zei ik allemaal niet toen mijn moeder belde. ‘Draai eens rond met je telefoon,’ vroeg ze, ‘ik wil zien waar je zit.’ Ik verzon een reden om dat niet te moeten doen. ‘Maak je maar geen zorgen,’ zei ik, ‘het is oké. ‘ Maar ’s nachts lag ik te wenen. Ik begon te beseffen dat die twee trainingen per week niet zouden volstaan om een beter leven op te bouwen. Ik begon op mijn eentje extra te trainen. Ik ging vaak lopen door de straten van Brussel.

‘Op een dag kwam Jaouad Achab naar Kwan. Ik mocht eens met hem trainen. Achteraf vroeg ik of hij er kon voor zorgen dat ik ook eens in Wilrijk zou mogen trainen, bij Taekwondo Vlaanderen. Maar zo werkt het niet. Jaouad raadde me aan om eerst enkele medailles te halen. Dat lukte. Toen nodigde Taekwondo Vlaanderen me uit om één week te komen trainen in Wilrijk. Ze zagen me als een nieuwe sparring partner voor Jaouad, ik mocht blijven. En er kwam nog meer goed nieuws: ik kreeg een verblijfsvergunning.

‘Taekwondo Vlaanderen kon me wel nog geen contract bieden. Toen had ik het geluk dat het vluchtelingenteam van het Internationaal Olympisch Comité een uitweg bood. Dankzij de steun van het IOC kon ik vlotter aan competities deelnemen. Maar ik kampte met een trainingsachterstand en mijn tegenstanders haalden een heel hoog niveau. Ik verloor zo vaak dat ik me er begon bij neer te leggen dat ik zou moeten stoppen. Tot ik op de Spanish Open van 2019 zilver won. En een jaar later pakte ik brons op de Dutch Open.’

This is my time

‘Ik was superblij met die resultaten. Maar ze werden heel relatief toen een broer me belde om te zeggen dat mijn moeder door een covid-19-besmetting aan de beademing moest. Ik wou direct naar haar, zelfs als ik zo mijn leven op het spel zette. Wat kon er nu belangrijker zijn dan mijn moeder? Maar door de coronacrisis lag al het vliegverkeer plat. Twintig nachten lang deed ik geen oog dicht. Toen kwam het slechte nieuws.

‘Ik was verzot op mijn moeder ( zie kader, nvdr). Het is zo hard dat ze niet meer mocht meemaken dat de IOC-voorzitter mijn naam noemde bij de atleten die voor het vluchtelingenteam naar Tokio mochten. Mijn broers, mijn zussen en ik waren allemaal aan het wenen aan de telefoon. Wat zou onze moeder trots geweest zijn.

‘In Japan zou ik het in de eerste ronde moeten opnemen tegen Shui Zhao, de olympisch kampioen. Niemand geloofde dat ik hem kon verslaan. Maar ik ging niet naar Tokio om gewoon deel te nemen. Ik wou een medaille. De hele tijd flitste door mijn hoofd: this is my time. Het was zo’n ongelooflijke ervaring om daar op de Spelen te zijn. Op zo’n moment voel je wie je diep vanbinnen echt bent.

‘In de eerste ronde tegen Zhao kwam ik 7-2 voor. In de tweede ronde was het 11-11. Uiteindelijk verloor ik met 20-22. Had de kamp twintig seconden langer geduurd, ik had gewonnen. Ik was zo teleurgesteld. Tegelijk voelde ik nog meer energie om de volgende keer beter te doen.

‘Bij de volgende Spelen, in Parijs, zou ik graag voor België aantreden. Ik wil iets terugdoen voor dit land. Maar dan moet ik eerst de Belgische nationaliteit krijgen. Als dat lukt, kan Taekwondo Vlaanderen mij een contract geven. Nu moet ik het nog stellen met wat steun van het OCMW. Die enkele honderden euro’s volstaan net om mijn basisuitgaven te doen. Ik keek al uit naar een job, maar het is niet makkelijk om iets te vinden dat combineerbaar is met de trainingen. Soms jaag ik me op in mijn situatie. Bepaalde gasten die ik in het asielcentrum leerde kennen, staan op materieel vlak al een stuk verder. Zij hebben wel een job en een auto. Maar ik probeer mezelf voor te houden dat ik in een tussenfase zit. Op een dag zal ik rijk zijn. En ik heb nu al een leven dat veel beter is dan dat van leeftijdsgenoten in Afghanistan, zeker sinds afgelopen zomer.’

Abdullah Sediqi: 'Soms weet ik niet waar ik de kracht haal om door te gaan.'
Abdullah Sediqi: ‘Soms weet ik niet waar ik de kracht haal om door te gaan.’© KOEN BAUTERS

Zorgen om zus

‘In tranen volgde ik op tv hoe mijn land weer in slechte handen viel. De Amerikanen lieten zelfs de mensen die voor hen werkten achter. Een van mijn broers is nog altijd daar. Om het lot van de Afghaanse bevolking bekommerden de Amerikanen zich niet. Ze bouwden niks op voor de lange termijn.

‘De voorbije jaren kreunde Afghanistan onder de bomaanslagen en de armoede. Nu de taliban de macht overnam, is het wel veilig op straat. Maar wat in de plaats kwam, is misschien nog erger. Je mag niet kiezen welke kleren je draagt en je mag niet naar muziek luisteren. Sporten mag wel, maar wie heeft daar fut voor? Iedereen crepeert. De armoede werd twee keer zo erg. Ook mensen die vroeger een normaal leven leidden, bezitten niks meer. Het is echt niet zo dat al die mensen per se naar Europa wilden komen. Zij voelden zich gelukkig in Afghanisten, ondanks de aanslagen – zelfs daar leer je op een manier mee leven. Maar nu is het anders. Vrienden bellen voortdurend om hulp te vragen. Soms moet ik mijn gsm uitzetten omdat mijn hoofd de stroom aan berichten niet meer aankan. Het maakt me gek dat ik niks voor hen kan doen. Ik heb zelf geen overschot. Ook een van mijn zussen sms’t me elke ochtend. ‘Zie je al een manier om me ook in België te krijgen?’ Ik zeg dat ik probeer. Maar wat kan ik doen? Om haar maak ik me de meeste zorgen. Zij heeft geen man. Ze mag onder het talibanregime niet alleen het huis uit. Ze moet op buren rekenen voor haar boodschappen.

Abdullah Sediqi: 'Op mijn buik sloop ik Turkije binnen.'
Abdullah Sediqi: ‘Op mijn buik sloop ik Turkije binnen.’© KOEN BAUTERS

‘Soms weet ik niet waar ik de kracht haal om door te gaan. Tegelijk heb ik het gevoel dat het goed met me gaat. Andere jongens van het Afghaanse nationale team die ook naar Europa kwamen, verloren hier de weg. Zij staan nu aan de band in een fabriek. Ze hebben werk, dat is goed, maar de droom die ze najoegen, is vervlogen. Ik ben nog altijd op weg. Mijn coach zegt dat er olympisch goud in mij zit. Maar soms geef ik in een wedstrijd alles, voel ik dat ik goed ben en verlies ik toch. Dan duurt het een tijd vooraleer ik mezelf weer kan oppeppen. Op zo’n moment zegt mijn coach: ‘Het gaat niet om die medaille, het gaat om: jezelf uitdagen.’ Misschien is dat waar. Misschien is taekwondo wel mijn manier om ook in het echte leven de juiste weg te vinden.’

‘Mijn moeder gaf me zoveel energie’

Zijn vader verloor Abdullah Sediqi al op zijn vijftiende. Vorig jaar overleed ook zijn moeder. Ze stierf na een coronabesmetting. ‘Iedere wedstrijd van mij volgde ze op haar telefoon’, vertelt Abdullah. ‘Dan was ze elke keer zo emotioneel. Ze verdroeg het niet als ik eens op de grond viel. Dat hoort erbij in het taekwondo, maar zij zei: ‘Doe dat niet, train harder.’ ( lacht) Van de technische kant van de sport kende ze niet veel. Maar ze gaf me zoveel energie. Zoals die keer dat ik nog 2 kg moest verliezen om in Bahrein in de juiste gewichtsklasse te belanden. De nacht vóór de weging lag ik af te zien, ik mocht niks drinken. Zij bleef wakker om af en toe wat water op mijn hoofd te sprenkelen, om zo toch wat verkoeling te brengen. ( smaalt) Ze droeg die nacht mijn trainingsjasje. Ze wou graag dat het er zo professioneel mogelijk uitzag.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content