Jean-Marie Dedecker en Jacques Borlée: ‘Met zilver begint het verlies al’

© Inge Kinnet

Samen zijn Jean-Marie Dedecker en Jacques Borlée goed voor 10 Olympische Spelen, 188 medailles op OS, WK’s en EK’s. Een allereerste gesprek tussen twee uiterst succesvolle dwarsliggers.

Jacques Borlée: ‘Hoe ben jij eigenlijk sportcoach geworden?’

Jean-Marie Dedecker: ‘ Jacques Rogge heeft me weer de sport ingetrokken nadat ik in 1981 gestopt was als judoka. Robert, die na Moskou gestopt was, wilde weer herbeginnen, en Jacques zocht iemand om hem te begeleiden en de nationale judotrainingen weer op te starten. Robert en Ingrid Berghmans waren de boegbeelden die ik naar voor kon duwen om middelen los te weken, en de schilden waarachter ik de nieuwe opkomende generatie kon laten groeien. Met een wereldkampioene en een olympisch kampioen sta je sterk als je om geld moet vragen. Maar winnaars trekken ook andere talenten mee, die zich aan hen optrekken. Een topsporter die verliest, moet je niet troosten. Dan wordt hij geconditioneerd om te verliezen. Hij moet eerst voelen dat verliezen pijn doet. De coulissen van een stadion is een Boulevard of Broken Dreams, want er zijn er niet veel die winnen. Met zilver begint het verlies al.’

Borlée: ‘ ‘Ik kan het niet vaak genoeg herhalen. Je moet je laten inspireren door winnaars. Om de top te halen heb je de best mogelijke structuren en trainingsmethodes nodig. Maar je mag zo veel geld hebben als je wil, als je mentale structuur niet goed zit, geraak je nooit aan de top. Dat jij de steun had van mensen van het kaliber van Jacques Rogge was een kostbare kracht.’

Jij was nooit olympisch coach geworden als je kinderen plots niet begonnen waren met atletiek, Jacques?

Borlée: ‘Ik trainde tennissers, was fysiektrainer in het basket en het voetbal. Toen mijn dochter Olivia zei dat ze aan atletiek wilde doen, moest dat binnen de best mogelijke voorwaarden zijn. Door haar te zien groeien, kregen mijn zonen ook goesting. Winnen is de beste motivator voor de atleten zelf, maar ook naar anderen toe. Winnen doet goesting krijgen om ook te winnen.

‘Uiteindelijk wist ik niet dat mijn kinderen zo’n niveau zouden halen. Mijn zonen hebben nog hockey gespeeld, en gevoetbald. Pas op hun zestiende hebben mijn kinderen zich toegelegd op atletiek. Ik raad elk kind aan eerst zo veel mogelijk sporten te combineren. Dat is niet alleen gezond, maar ook goed voor de ontwikkeling van al je spieren. Het maakt je een betere atleet. Als je vanaf je twaalfde maar één sport doet, ontwikkel je je eenzijdig en ben je op je achttiende mentaal opgebrand.’

Winnen doet goesting krijgen om ook te winnen.’

Jacques Borlée

Wat is jullie oudste olympische herinnering?

Dedecker: ‘Op de Spelen van Los Angeles in 1984 hadden ze mij nog ingeschreven als atleet, hoewel ik lang gestopt was en daar als coach was voor Robert. Maar hoe meer atleten je inschreef, hoe meer bobo’s er mee konden.’

Borlée: ‘Ik was atleet op de Spelen in Moskou 1980. Tijdens een stage in de VS hoorde ik de Amerikaanse propaganda die op gang kwam na de Russische inval in Afghanistan, die zou leiden tot de boycot van de Spelen. Zes maanden later werd ik in Moskou geconfronteerd met de propaganda van de andere zijde. Tussen de atleten werd er hevig gediscussieerd over die inval, maar de KGB kwam snel tussen. Sindsdien ben ik overtuigd liberaal en geen communist. Toen we in het olympisch dorp arriveerden, wilde ik een douche nemen, maar amper zette ik de kraan aan of alle tegeltjes vielen in het bad. In een splinternieuw gebouw.

‘Als atleet was ik zelfstandige. Ik wilde me op de best mogelijke manier voorbereiden. Men beloofde me van alles, maar ik kreeg nooit iets, dus investeerde ik in mijn eigen begeleiding. Toen ik stopte als atleet, had ik 300.000 frank ( 7500 euro) schuld.

Dedecker: ‘Ooit beloofde het olympisch comité voor een WK een premie van 30.000 frank ( 750 euro, nvdr) als we wereldkampioen werden. Maar toen Ingrid op dat WK twee wereldtitels won, stelden ze voor dat bedrag voor beide titels samen te geven, anders was er niet genoeg geld.

‘Aanvankelijk schreef ik Johan Laats en Harry Van Barneveld in als zelfstandigen. Ze verdienden net geen 500 euro per maand. Na een jaar kwam de rsz op controle en kregen ze een fikse boete. Omdat zij die niet konden betalen, heb ik ze uit eigen zak betaald: 109.000 frank, iets meer dan 2500 euro.

‘Uiteindelijk vond ik sponsors voor het hele team: eerst de bank Bacob, die 125.000 euro per jaar investeerden, waardoor ik een premiesysteem kon uitwerken waarbij een wereldkampioen 25.000 euro kreeg.’

Het volledige interview met Dedecker en Borlée verscheen in de olympische gids van Sport/Voetbalmagazine.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content