Joe Frazier, klasse, kracht en gruwel (Walter Pauli)

Een eerbetoon van Walter Pauli aan bokslegende Joe Frazier. 1944 – 2011

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Grote kampioenen halen hun status bij gratie van bijna even grote uitdagers. Geen Eddy Merckx zonder Felice Gimondi, geen Ayrton Senna zonder Alain Prost, geen Bjorn Borg zonder John McEnroe. Dat was ook het lot van de zopas overleden Joe Frazier. Alleen omdat Frazier zo groots was in zijn kampen tegen Mohammed Ali, moest die zichzelf overstijgen, en zo boven de boksgeschiedenis zelf uitgroeien tot ’the greatest’ van zijn sport. Dat was Frazierzijn lot, zijn beperking, maar ook zijn verdienste: in de laatste legendarische jaren van het boksen was hij erbij.

Flashback: eerste helft van de jaren zeventig, toen in het hele land op nachtelijke uren wekkers afgingen om naar boksmatchen te kijken. In pyama en kamerjas turen naar een tv in zwart-wit of primitieve kleuren. Wachten op wedstrijden tussen grote, sterke, afro-amerikaanse atleten, kampen die meestal plaatsvonden in een ver en vochtig land. De plaatselijke dictator wist zich almachtig ten aanzien van zijn eigen volk, maar voelde ook dat het rijke Westen hem nog niet ernstig nam. En dus organiseerde hij evenementen waarvan hij wist dat het oog van de wereld op zijn land gericht was, en dus op hem.

The Rumble of the Jungle

Toen kon dat nog met de bokssport. Toen organiseerde de Zaïrese president Mobutu in Kinsasha de beroemde kamp tussen Mohammed Ali en George Foreman (30 oktober 1974) en de Filippijnse president Marcos in Manilla het bloedstollende gevecht tussen diezelfde Ali en, inderdaad, Joe Frazier (1 oktober 1975). Het eerste gevecht ging de geschiedenis in als ‘The Rumble of the Jungle’, het tweede als ‘The Thrilla in Manilla.’ Beiden horen tot de meest legendarische gevechten ooit.

Olympische kampioenen

Hoewel ze elkaar in en soms ook buiten de ring haast naar het leven stonden, was er meer dat de levens van Mohammed Ali, Joe Frazier en George Foreman aan elkaar bond dan scheidde. Alle drie in de jaren veertig geboren in arme gezinnen in zuidelijke staten: Ali in Kentucky, Frazier in South-Carolina, Foreman in Texas. Alle drie een onweerstaanbaar talent, en alle drie waren ze Olympisch kampioen nog voor ze profbokser werden: Ali in Rome 1960 (op zijn achttiende), Frazier in Tokio 1964 (op zijn twintigste) en Foreman in Mexico 1968 (op zijn negentiende).

Toen barstte de onderlinge strijd los. Het gevecht om een eigen plaats af te dwingen in de dynastie van wereldkampioenen bij de zwaargewichten, de koningsklasse van het boksen. Sinds Rocky Marciano in 1956 zich vrijwillig had teruggetrokken, was de kroon voor een afro-Amerikaan: eerst de beminnelijke Floyd Patterson, dan de vreselijke Sonny Liston (die veroverde de titel door regerend wereldkampioen Patterson al in de eerste ronde tegen het canvas te meppen).

The Fight of the Century

Midden jaren zestig voelde de jonge generatie haar uur gekomen. Ali – toen nog als Cassius Clay – dwong Liston in 1964 na zeven rondes tot opgave en veroverde de titel. Hij verloor die in 1967 omdat hij weigerde te vechten in Vietnam (“I ain’t got no quarrel with the Vietcong. No Vietcong ever called me Nigger”). Hij werd geschorst, mocht pas drie jaar later terug in de ring, en wilde ‘zijn’ kroon graag terug van de dan regerende wereldkampioen, namelijk zijn jongere opponent Joe Frazier. In de ogen van Ali bezette Frazier als een onrechtmatige usurpator een titel die eigenlijk alleen hem toekwam. Op 8 maart 1971, in een afgeladen Madison Square Garden in New York, en voor het oog van talloze tv-stations, vond een gevecht door dat toen al ‘The Fight of the Century’ heette. Het was een en al van “the stuff legends are made of”: Frank Sinatra was erbij als fotograaf voor ‘Life’ (alleen zo raakte hij op de eerste rij) en Burt Lancaster verzorgde de commentaar.

Sterk als een stier

En Joe Frazier won. De sterke Frazier was een totaal ander type dan de meer sierlijke Ali. Ali, oorspronkelijk een halfzwaargewicht, was groot en rank, danste rond zijn tegenstander, liet een gevecht graag lang duren (hij had een onwaarschijnlijk incasseringsvermogen) om de uitgeputte opponent dan met een snelle serie felle slagen uit te schakelen. Frazier (net als Foreman) was een klassieke zwaargewicht: sterk als een stier. Vooral de linkse hoek van Joe Frazier was gevreesd: meer dan eens sloeg hij zijn tegenstrever knock-out met één zo’n voltreffer.

Ook Ali ondervond de gevolgen van die geduchte linkse. Hij had de hele kamp al weinig vat op Frazier, en in de laatste ronde ging hij gewoon neer toen hij die beruchte linkse hoek incasseerde. Mohammed Ali krabbelde nog recht, maar Joe Frazier werd unaniem aangeduid als winnaar op punten. Hij bleef wereldkampioen.

Boksen op zijn brutaalst

Toch zou de eretitel ‘Fight of the Century’ prematuur blijken. De tweede ontmoeting tussen Ali en Frazier was nog veel indrukwekkender. Het was boksen op zijn best, zijn brutaalst ook, zijn huiveringswekkendst. De derde en laatste krachtmeting tussen Ali en Frazier staat geboekstaafd als een van de vreselijkste, ruwste, ongenadigste topgevechten uit de bokssport. En weer met de wereldtitel als inzet. Zij het dat in Manilla 1975 Ali opnieuw de titelverdediger was, Frazier de uitdager.

Wat onverwacht had Frazier in 1973, in Kingston Town in Jamaïca, op zijn beurt de wet van de sterkste ondergaan tegen een jongere opponent: George Foreman. Die moest in 1974 zijn titel verdedigen in Kinshasa tegen Ali, en daar maakte Ali zijn glorieuze retour door de schier onklopbare favoriet Foreman knock-out te slaan. In de voorbereiding voor die kamp, had hij Frazier nog eens geklopt in een kamp die destijds veel aandacht kreeg maar verder weinig memorabel is.

Gorilla in Manilla

Maar in Manila 1975 was het menens: de inzet was hoger dan ooit. Ali naaide Frazier op door hem “gorilla” te noemen (“dat rijmt op Manilla”) en meer van dat fraais. Het ging om meer dan een titel, om geld of om winst. Het ging om triomf en vernedering, om eer en schaamte, om revanche vooral: Ali tegen zijn oude verlies tegen Frazier, voorgoed doen vergeten dat hij toen tegen Frazier zijn titel verspeelde. Frazier tegen zijn recente verlies tegen Ali, en doen vergeten dat hij tegen Foreman op zijn beurt zijn titel verspeelde.

Boksen werd bestiaal

Kijk hierboven zeker nog eens naar de beelden van dat gevecht. Ondanks het vroege aanvangsuur was het uitputtend boksen in de tropische hitte. Tegen zijn gewoonte in, begon Ali er vanaf de eerste ronde tegen een verschroeiend tempo klappen uit te delen. Frazier wankelde, maar bleef overeind. Mepte terug. Hard, genadeloos. Ali kon eigenlijk niet meer, zette toch door, hakte weer op Frazier in. Hij sloeg diens mondstuk van zijn gebit af, bleef vervolgens doorslaan, tot bloedens toe. Frazier kraakte niet. Tegen het einde van de kamp waren zijn oogkassen zo gezwollen, dat Joe Frazier virtueel blind stond te boksen. Frazier kon Ali slechts raken en afweren door te voelen waar zijn opponent stond. Door hem te ruiken ook. Het boksen werd bestiaal.

Voor het ingaan van de laatste ronde gooide Fraziers trainer Eddie Futch de handdoek, tegen de zin van de bokser. In interviews zou Futch blijven herhalen: “Als ik het niet had gedaan, had Frazier de kamp mogelijk niet overleefd.” Toen Ali de handdoek zag, zeeg hij prompt zelf neer. Mohammed Ali behield de wereldtitel, maar er is veel voor te zeggen dat hij in Manilla zijn lichaam verruïneerde. Hij bleef nog wel een paar jaar wereldkampioen (ondermeer Jean-Pierre Coopman bleek in februari 1976 vele maten te klein), maar het echt flitsende was weg. Weggeslagen door Joe Frazier.

Einde van een loopbaan, begin van een legende

Voor Frazier was het die dag helemaal voorbij. Nog eenmaal wilde hij zich tonen, tegen zijn nemesis George Foreman. Foreman sloeg hem ko. Zo eindigde zijn loopbaan, en zo begon de legende. De jaren zeventig was de laatste gouden era van het boksen, en Frazier hoort bij het trio dat het boksen een topsport maakte. Wie destijds keek naar de wedstrijden in Madison Square Garden, Kinshasa, Kingston of Manila, wist dat er zich iets legendarisch aan het voltrekken was. Joe Frazier heeft zijn plaats in die geschiedenis niet alleen verdiend, hij heeft ze ook zelf afgedwongen. De man heeft ervoor geknokt.

Walter Pauli

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content