Rüdiger Safranski – Goethe en Schiller, het verhaal van een vriendschap

De bijzondere vriendschap tussen Goethe en Schiller is het onderwerp van Rüdiger Safranski’s essay Goethe en Schiller.

Rüdiger Safranski – Goethe en Schiller, het verhaal van een vriendschap

Vertaald door Mark Wildschut

Uitgeverij: Atlas

Aantal pagina’s: 351

Prijs: 34,90 euro

ISBN: 978-90-450-1677-1

Friedrich Schiller overleed op 9 mei 1805 na een langdurige ziekte. Zelfs Christiane Vulpius, de vrouw van Goethe, zag ertegenop het treurige nieuws aan haar man te vertellen.

Drie weken later noteerde Goethe: ‘Ik dacht mezelf te verliezen, en verlies nu een vriend en met hem de helft van mijn bestaan.’

Deze vriendschap, die elf jaar (1794-1805) duurde, is het onderwerp van Rüdiger Safranski’s essay Goethe en Schiller. Voor Goethe, die met Werther beroemd geworden was, was Schiller aanvankelijk een rivaal.

Ietwat verstoord constateerde Goethe dat Schiller na de première van De rovers in de schouwburg van Mannheim (1782) ook een beroemdheid geworden was. Schillers woeste theaterstuk, dat de 33-jarige Goethe op een onplezierige manier aan zijn eigen sturm-und-drangperiode herinnerde, beviel de meester van Weimar niet.

Goethe vermeed het pathos, het effect en al die schrille tonen waarin Schiller juist grossierde. Omdat Schiller door Goethe op een afstand gehouden werd, liet de schrijver van De rovers zijn rancune de vrije loop.

Schiller vond Goethe ‘een zeldzaam soort egoïst’, iemand op wie je geen vat krijgt: ‘Ik zie hem als een preutse dame, bij wie je een kind moet maken om haar tegenover de wereld deemoed bij te brengen.’

Schiller was afgunstig op Goethes roem en op diens fortuinlijke positie. Hij zocht steun bij Goethes vijanden, ook bij Charlotte von Stein, die zich door Goethe verraden voelde en haar vroegere protegé ervan beschuldigde dat hij te veel zoop.

Des te hechter werd de vriendschap tussen Goethe en Schiller zodra ze elkaar hadden ontmoet. Ze vulden elkaar perfect aan. Schiller zelf werd meester door een goede leerling te zijn.

Aan Goethe schreef hij enkele weken na hun kennismaking: ‘U streeft ernaar uw grote ideeënwereld te simplificeren, ik zoek variëteit voor mijn kleine vermogens. U moet een koninkrijk regeren, ik slechts een enigszins talrijke familie van begrippen die ik van ganser harte tot een kleine wereld wil uitbreiden.’

Goethe voelde zich meteen begrepen, en gevleid.

Piet de Moor

Partner Content