Walter Pauli

Kris Boeckmans, of het grote belang van de kleine renner

Sterren schitteren maar tegen de achtergrond van een anoniem en onopvallend uitspansel. Maar dat hebben niet alle favorieten altijd zo begrepen.

Tegen de ultieme demarrage van Peter Sagan had ook Kris Boeckmans natuurlijk geen verhaal, maar dat hij vlak voor de finish de verkeerde kant uit reed had hij ook niet verdiend. Al zijn het wel ’typisch’ zijn voor voorlopig onbekende renners uit kleinere (of althans minder rijke) ploegen. Ineens zijn ze waar niemand ze verwacht.

Het overkwam de jongens van het Nederlandse team Vacansoleil zelfs twee keer. Niet alleen Kris Boeckmans was een onverwachte mededinger, ook zijn ploegmaat Kenny Van Hummel mengde zich in de eerste tussensprint. Volgens Mark Cavendish zou hier moeten staan: ‘Kenny Van Hummel meende zich te moeten mengen’, want hij gaf de Nederlandse sprinter een bolwassing. Van Hummel had daar niets te zoeken, volgens Cavendish zijn alle sprints, van de massasprint dus die tussentijdse versnellingen onderweg, het exclusieve domein van ‘de groten’: de grote namen, de grote ploegen, die dan bij de afrekening van de Tour ook de grootverdieners blijken te zijn.

En toch: zonder kleine ploegen geen grote namen. Mark Cavendish kan maar excelleren als hij het hele peloton achter zich laat, en dat mag een bende van bijna tweehonderd renners zijn. Klimmers heten pas ‘gevleugeld’ als minstens een half uur voor de bus over de streep zijn gereden. Zonder achterblijvers, zonder opgevers, zonder die anonieme ‘groep’ is er niemand die kan ontsnappen, die vooruit kan lopen of terug opgeslokt worden. Sterren schitteren maar tegen de achtergrond van een anoniem en onopvallend uitspansel.
Maar dat hebben niet alle favorieten altijd zo begrepen. In de Tour van 1985 vond Bernard Hinault het nodig om Joel Pelier manu militari (letterlijk, want Hinault gebrùikte dan zijn handen) tot de orde te roepen. Pelier was een kleine renner uit een nog altijd redelijk kleine ploeg, namelijk het team dat geleid werd door Jean de Gribaldy – over hem straks meer. Mocht niet, want Hinault had beslist dat er die dag niet gedemarreerd zou worden, of althans niet te vroeg. En laat net vroege ontspanningen het domein van uitstek zijn van mindere goden en zwakkere ploegen. Hun kansje op een succesje. Eddy Merckx deed dat ook, al maakte die niet zelf zijn handen vuil. Hij had daarvoor Jos Spruyt. Bonkige beer, sterk lijf, slechte manieren. In ‘The Godfather’ speelt van die Spruyt een alter ego mee: Luca Brasi. De mannetjesputter die karwijtjes opknapt die niemand anders wil en durft doen. Spruyt durfde vechten met Franse renners, die dan bij Merckx zijn beklag kwamen doen om zijn onbeschofte helper. Waarna Merckx de klagende Fransen in principe gelijk gaf, en Spruyt in de praktijk zijn ding bleef doen. Grote renners, dikke ploegen, incluis de nek. Zo is dat wel.

Jean de Gribaldy was de man van de kleine ploegen. Telg van een geslacht van verarmde adel, die zijn kleine ploegjes vormde naar het beeld van verre baronieën die zich vaak gedroegen als roofridders. Zo waren ook de ploegjes van de Gribaldy: ze waren beducht om hun raids: ritwinst inpikken, ereplaatsen, leiderstruien, voor de neus van de machtige ploegen. En vanuit die bescheiden teams leidde de Gribaldy grote renners op. De bekendse poulain van de Gribaldy was de Ier Sean Kelly, de man die elke koers won, behalve die hij verkocht – op dat vlak was zuinige Sean een echte Ier. Maar zijn meest typische ontdekking is toch Joaquim Agostinho Op een dag kwam bracht hij die kerel in het peloton. Alles aan hem was donker: zijn huidskleur, zijn haar, zijn borstelige wenkbrauwen, en vooral de blik in zijn ogen. Agostinho was een Portugees, en in de late jaren zestig had die nationaliteit nog iets ‘exotisch’ had. Nu was Agostinho wel al in exotische oorden, geweest, maar hij zweeg als vermoord wat in de tropen had gedaan. ‘Vermoord’ is niet toevallig gekozen: hij had er gediend in de smerige koloniale oorden die het Portugal van dictator Salazar nog voerde in Angola, Mozambique en Guinee Bissau. De zwijgzame Joaquin met de donkere blik zou een geducht renner blijken die vooral in de Tour excelleerde, en dat zowel in de periode-Merckx (waar hij bij het topteam Bic de luitenant van de geduchte Luis Ocana werd) als in de era-Hinault (waar hij nog twee keer het podium haalde in Parijs). Maar zonder Jean de Gribaldy was hij nooit renner geworden, of gebleven. Agostinho kon tijdrijden en klimmen als de besten, maar sturen als de slechtste. Zo overleed hij ook: toen hij op zijn éénen veertigste, nog altijd als prof, in een wedstrijd in Portugal in volle finale een hond niet kon ontwijken en erover viel. Hij had hoofdpijn, maar een man die in de jungle de dood in de ogen zag, maalt daar niet om. Het bleek een schedelfractuur te zijn die hem fataal werd. In Portugal is zijn herinnering nog altijd levend: een van de grootste sportmannen van zijn land, die dus opklom (en later op hoog niveau renner bleef) via die kleine ploegjes.

Als de Gribaldy vandaag één opvolger heeft in het peloton, dan Hilaire Van der Schueren van Vacansoleil dat nu is. Onderschat Hilaire niet. Hij lijkt een dikke, goeiige plattelander, die tegen de Nederlandse pers met verve het rolletje speelt van de archetypische Vlaming met zijn sappig taaltje. Dat hij dik is valt moeilijk te ontkennen, maar verder is Van der Schueren niet simpel maar slim. Lang geleden was hij trouwens de assistent van Jan Raas. Raas wilt enig intellect te waarderen, menselijke feeling en koersdoorzicht vooral. Net als de teams van de Gribaldy zijn de Vacansoleils uitdagers van de macht. Geen roofridders uit Centraal-Frankrijk, eerder kapers, in de Hollandse traditie van Piet Hein. Ook zij mikken op punten en premies, ritten en truien die de elite graag voor zichzelf reserveert. Dat lukte dit seizoen al opperbest, met Thomas De Gendt die een raid opzette naar de Stelvio en tot op het Giro-podium geraakte. In de Tour de France deed Kris Boeckmans dus al een eerste worp, Kenny Van Hummel zal zich nog wel laten zien, en de vraag is of Johnny Hogerland zichzelf kan overtreffen, na zijn heroïsche Tour van vorig jaar, toen hij omzwachteld en gekwetst was nadat een Franse tv-auto hem van de weg had gemaaid.

Wat dat is zo bij een kleine ploeg: wie de groten tergt en uitdaagt, deelt per definitie in de klappen. Het is volhouden en rechtkrabbelen. Dat was met Hoogerland, dat zal zo met Van Hummel zijn, en het is niet anders met Boeckmans. De wereld zag hoe hij zich vergiste, maar hij was er daar wel bij, ongeveer in het wiel van Peter Sagan. Als die na weer een ritzege opnieuw een nummertje opvoert, let hij natuurlijk niet op de kleintjes. Wacht maar.

Walter Pauli

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content