Belg, geboren op 13 oktober 1982 in Eeklo. 1,79 meter – 73 kilo. Profiel: de boerenzoon.

H ans Cornelis: “Iedereen denkt dat ik een West-Vlaming ben, maar ik heb altijd in Aalter gewoond. In Oost-Vlaanderen dus. Mijn ouders waren twee hardwerkende mensen. Allebei van boerenafkomst. Ik heb als waarde meegekregen dat je moet werken om ergens te raken.

“We waren met vier kinderen. Toen mijn zus werd geboren, heeft mijn mama verlof zonder wedde genomen. Mijn papa was metaalbewerker. ’s Morgens vroeg weg, ’s avonds laat terug thuis. In het weekend werkte hij ook, in bijberoep aan tractors. Ik ben zeker dat ik bij Genk een van de spelers ben die er het hardst voor werken. Als ik iets goed kan en ik wil iets bereiken, zal ik méér doen dan een ander. Dat heb ik meegekregen van thuis. Doorzettingsvermogen.

“Mijn papa is een harde. Mijn mama reageert emotioneel, soms té. Zij trekt zich de dingen aan en gaat ermee slapen. Ik zit daar een beetje tussen, maar neig toch naar mijn moeder.

“Ik was een brave jongen. Iemand die altijd binnen de lijntjes kleurde. Té braaf zelfs. Timide. En dan kom je bij Club Brugge, als tienjarige. Dat heeft me gevormd. Ik leerde er dat voetbal ieder voor zich is en werd verbaal sterker. Het ging er ook beleefder aan toe. Hand schudden als je ergens kwam, van die dingen. Bij ons in de familie kom je ergens toe en is het van: heuy! Dat is ook goeiendag zeggen, maar anders.

“Eén keer per jaar kocht mijn papa een koe. Als hij haar had vetgemest, ging ze naar het slachthuis. Daar gingen wij het karkas ’s morgens vroeg ophalen, waarna het werd gescheiden in onze keuken. Om vijf uur al begonnen ze eraan. Mijn slaapkamer was naast de keuken. Er werd gezaagd en geklopt, dan ben je snel wakker.

“Vraag me niet waar de koteletten of de biefstukken zitten, maar ik weet wel hoe je gehakt maakt, met zo’n speciale machine als in de generiek van ‘Van Vlees en Bloed’. Alles werd tussen een paar families verdeeld. Wij waren met zessen en kregen een halve koe. Dat was voor de diepvries. Ik hielp om de stukken in zakjes te steken. Met onze kippen, kalkoenen en schapen gebeurde hetzelfde. Je wist dat wat je at natuurlijk was.

“Spruiten, prei … Het stond allemaal in onze tuin. Ik pluk daar nog de vruchten van. ‘ Moeje niets èn veur den diepvries?‘, vraagt mijn mama dan. Het enige waarbij ik vroeger moest helpen, was het uitdoen van de bieten. Maar laat me geen prei planten, want ik weet begot niet hoe dat moet. Ik heb wél nog prei mee afgeknipt. Prei moet worden afgeknipt zodat het niet schiet, wist je dat? Maar nu: alle producten liggen toch in de winkel? (lacht)

“Het belangrijkste is dat het goed gaat met mijn familie en vrienden. Ik heb genoeg aan mijn hoofd om niet ook nog bezig te zijn met de opwarming van de aarde. Een lamp minder laten branden? Mijn huis beleggen met zonnepanelen? Ik denk daar niet te veel over na. Ik ben geen egoïst, maar ik ben meer bezig met mezelf en de mensen kort bij mij.

“Ik heb altijd alles gehad wat ik nodig had. Het werd mij allemaal in de schoot geworpen door mijn moeder. Ik gooide mijn kleren op de stoel en mama hing ze wel op. Mijn vrouw klaagt er soms nog over (lacht). Ik ben op luxe gesteld, zoals veel voetballers die het zich kunnen permitteren. Ik overdrijf niet, maar mijn ouders zeggen soms wel: móét dat? Maar je moet ook niet sterven met een miljoen op je bankrekening, hé?”

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content