Op 24 januari wordt Michel Preud’homme 50 jaar. Voor die gelegenheid vroeg Sport/Voetbalmagazine aan 50 personen om hem één vraag te stellen. Deel 1: Michel Preud’homme, de man en de doelman.

Jeugddroom

1. YVES LETERME: “Kan je op je 50ste stellen dat je je jeugddroom hebt waargemaakt?”

Michel Preud’homme: “Als kind trok ik in het dorp vaak naar de naburige boerderij en ik droomde ervan om veearts te worden. Met dat beroep voor ogen koos ik voor mijn middelbare studies trouwens voor Latijn-wetenschappen. Maar op de duur moest ik zo veel dagen in de week gaan trainen dat ik dat later omboog naar lichamelijke opvoeding.

“Toch heb ik de indruk dat ik veel dingen in veel verschillende domeinen heb kunnen verwezenlijken. Zodra iets mijn passie wegdraagt, weet ik dat ik alle nodige inspanningen kan leveren om mijn doel te bereiken.”

Doelman bij Standard

2. MARC GROSJEAN: “Je debuteerde in de eerste klasse – meteen tegen Anderlecht trouwens – als gevolg van een blessure van Christian Piot. Maar klopt het dat je eigenlijk slechts als vierde doelman aan het seizoen was begonnen?”

Preud’homme: “Dat klopt. Christian Piot had zich nog in de zomer geblesseerd in een Europese bekerwedstrijd en was voor lang tijd out. Dus moest Standard dringend een nieuwe tweede doelman aanduiden als back-up voor Jean-Paul Crucifix die Piot verving. Ik lag voor die positie in concurrentie met Claudy Dardenne. Die vervulde net zijn legerdienst en er werd toen beweerd dat het leger Dardenne geen verlof wilde geven en dat ik daardoor zijn plaats innam. Toen Crucifix in een wedstrijd tegen Boom op zijn beurt geblesseerd raakte, mocht ik debuteren en toevallig was dat juist tegen Anderlecht.”

3. ARIE HAAN: “Als ploegmaat bij Standard maakte ik je er opmerkzaam op dat je te voorzichtig was en te weinig in de voeten van de tegenstanders ging. Nadien nam je meer risico’s. Kwam dat door mijn opmerkingen?”

Preud’homme: “Absoluut. Wat ik bij Arie Haan het meest waardeerde, was hoe hij sprak met de jongeren. Hij had toen al een enorme carrière achter de rug maar behandelde niemand vanuit de hoogte. Hij brak niemand af, hij praatte altijd op een constructieve manier. Na de training bleef hij soms op het oefenveld om zich met de jonge spelers bezig te houden. Haan trapte ook graag naar doel. Samen hebben we heel wat supplementaire trainingsuren afgehaspeld.”

Doelman bij KV Mechelen

4. PHILIPPE ALBERT: “Als er bij KV Mechelen wedstrijden waren die je absoluut niet wilde verliezen, dan wel die tegen Standard. Vanwaar die obsessie?”

Preud’homme: “Bij Standard speelde ik alternerend met mijn schoonbroer Gilbert Bodart. Dan bood de club hem een contractverlenging aan en mij niet. Daaruit leidde ik af dat Standard meer in hem geloofde dan in mij, al werd dat officieel nooit zo voorgesteld. Ik tekende bij KV Mechelen met de overtuiging het bestuur van Standard te bewijzen dat ik beter was dan Bodart. Voor wedstrijden tegen Standard was ik dan ook dubbel gemotiveerd.”

5. FRANK RAES: “Heb je nog contact met Gilbert Bodart?”

Preud’homme: “Nee, er is geen contact meer. Er doen zich gewoon geen gelegenheden voor om elkaar te ontmoeten. Wat hij de laatste tijd meemaakt, volg ik via de media. Zulke zaken zijn dubbel zo triestig als ze iemand overkomen die je lange tijd goed hebt gekend.”

6. MARC EMMERS: “Wat is je mooiste souvenir: de titel met Standard of de Europese beker voor bekerwinnaars met KV Mechelen?”

Preud’homme: “Ik zou zeer moeilijk kunnen kiezen tussen de titel van Standard die ik als trainer heb behaald, en de Europese beker voor bekerwinnaars met KV Mechelen. Dat zijn mijn mooiste twee souvenirs. Maar louter als doelman beschouwd, weegt de herinnering aan de Europese beker met KV Mechelen zwaarder door dan de landstitel met Standard. De Europese beker voor bekerwinnaars kan qua niveau rustig de vergelijking met de huidige UEFA Cup doorstaan. Die beker pakken met KV Mechelen was zeer bijzonder. Voor de Europese supercup walsten we nadien ook over PSV: 3-0. Ik denk ook met plezier terug aan onze twee gelijke spelen tegen AC Milan. Dat was toen de beste ploeg van Europa of zelfs de wereld.”

Doelman bij Benfica

7. CHRISTIAN PIOT: “De meeste erkenning genoot je bij Benfica. In Lissabon heb je nog altijd de status van levende legende. Word je in België meer gewaardeerd als je in het buitenland actief bent?”

Preud’homme: “Zonder twijfel en dat geldt zowel voor een Belgische voetballer als voor een Belgische trainer. Toen ik bij Benfica was, had ik in België een veel betere reputatie dan toen ik er speelde. Als je in het buitenland aan de slag bent, behoor je niet tot de dagelijkse, Belgische actualiteit en word je heel anders geanalyseerd. Afstand verhoogt de aura. Neem nu Erik Gerets. Die wordt tegenwoordig in België als een heilige beschouwd en terecht. Maar ze zouden Erik veel kritischer benaderen, mocht hij in België werken.”

Doelman bij de nationale ploeg

8. HUGO BROOS: “Je was bloednerveus toen je op twintigjarige leeftijd debuteerde bij de nationale ploeg – een wedstrijd in Oostenrijk. Is het volgens jou nu nog mogelijk om als twintigjarige doelman te debuteren bij de nationale ploeg?”

Preud’homme: “Logisch dat ik nerveus was. Ik werd in zeven haasten opgeroepen toen zowel Jean-Marie Pfaff als Theo Custers onbeschikbaar bleken. We namen het op tegen het grote Oostenrijk, mét Herbert Prohaska en Johann Krankl. De Belgen telden veel afwezigen – Charly Jacobs moest worden opgetrommeld. In een zondvloed en in de modder konden we in het Praterstadion de 0-0 houden. Nadien keerden Pfaff en Custers terug en verdween ik weer in de schaduw. Op mijn volgende match met de nationale ploeg moest ik twee jaar wachten. Er waren toen uitzonderlijke omstandigheden nodig om op twintigjarige leeftijd te debuteren als international. Indien de gevestigde waarden buiten dienst vallen, is zoiets nu nog altijd mogelijk. Nood breekt wet.”

9. PAUL VAN HIMST: “Op het WK 1994 bereidde je je totaal anders voor dan op het WK 1990. Waarom?”

Preud’homme: “De ervaring van het WK ’90 hielp me bij de voorbereiding en de beleving van het WK ’94. In 1994 veranderde ik alles. Voor Mechelen was het seizoen vroeg gedaan. Al in maart hadden we niks meer te winnen of te verliezen. Ik vroeg Fi Vanhoof de toestemming om me specifiek op het WK voor te bereiden. Op 35-jarige leeftijd wist ik precies wat ik nodig had, dus stelde ik zelf mijn programma samen, een lichte versie van een voorbereiding op een nieuw seizoen. Phi-lippe Albert en Marc Wilmots trakteerden me na de training nog op een bombardement van onmogelijke ballen. Soms zat ik ’s namiddags nog twee uur in de fitnesszaal nadat we in de voormiddag op de club intensief hadden getraind. Voor het eerst werden er tijdens een WK-voorbereiding hartslagmeters gebruikt. Tijdens de conditietrainingen hield ik die zorgvuldig in het oog. Lorenzo Staelens en Franky Van der Elst dubbelden me voortdurend op de atletiekpiste, maar ik bleef rustig, ik wilde vooral mijn energiereserves niet aanspreken. Een ander groot verschil tussen Italië ’90 en VS ’94 lag in mijn gedrag ter plaatse. In Italië gunde ik mezelf geen moment rust. Ik stond mezelf niet eens toe om vijf minuten in de zon te zitten. Ik sloot me op in mezelf en trok veel tijd uit om de tegenstanders te analyseren. In Amerika lag ik geregeld aan de rand van het zwembad en soms verliet ik het hotel. Daardoor was ik veel meer ontspannen op het WK ’94.”

10. FRANKY VAN DER ELST: “Waren die drie weken in de Verenigde Staten de mooiste uit je carrière?”

Preud’homme: “Ik haalde veel voldoening uit het WK ’94. Na het toernooi werd ik uitgeroepen tot beste doelman van de wereld. Maar uiteindelijk is dat een puur individuele bekroning. Het is niet de mooiste periode uit mijn carrière omdat we in de VS geen prijs wonnen. Ik beleef meer vreugde aan collectieve bekroningen: de kampioenstitels in België, de nationale bekers van België en Portugal, de Europese beker voor bekerwinnaars.”

11. JAN CEULEMANS: “Is de wedstrijd tegen Nederland, in Orlando op het WK ’94, de beste uit je carrière?”

Preud’homme: “Ik zie nog een absolute topmatch: Cercle Brugge-KV Mechelen in de competitie 1993/94. Die dag stopte ik ook alles, net als in Orlando. Ik pakte zelfs een penalty van Dorinel Munteanu. Met Mechelen leverde ik wel meer topprestaties die vergelijkbaar waren met die van tegen Nederland. Maar die wedstrijden haalden duizend keer minder de media.”

Tegenstanders

12. BRYAN RUIZ: “Wie was de beste speler tegen wie je als doelman speelde?”

Preud’homme: Marco van Basten en Paolo Rossi. Voor een doelman waren die twee spitsen een nachtmerrie omdat ze compleet onvoorspelbaar waren zodat je geen tijd kreeg om te reageren. Erwin Vandenbergh bezat die kwaliteit ook, maar Van Basten en Rossi waren toch van een ander niveau. Van Basten had bovendien aan het kleinste hoekje genoeg om te scoren. Al is dat hem tegen mij niet gelukt. Rossi echter vloerde me twee keer toen Standard 2-0 verloor bij Juventus.”

Bijgeloof

13. MARC WILMOTS: “Waar komt je legendarische bijgeloof vandaan?”

Preud’homme: “Ik ben me er bewust van dat mijn bijgeloof op geen enkele manier mijn succes heeft veroorzaakt. Voor mij is dat een spel. Het zijn rituelen die me tegelijkertijd ontspannen en stimuleren tot concentratie voor een wedstrijd. Het begon vooral bij KV Mechelen, omdat Aad de Mos nog duizend keer meer bijgelovig was dan ik. Als ik iets vergat, verweet hij me: ‘Je bent niet scherp!’ Voor hem was het een drama als ik bijvoorbeeld vergat om de spelers een tandenstoker te geven.”

14. ERIC VAN MEIR: “Toen je trainer van Standard was, trokken we voor een match tegen Club Brugge op afzondering in Knokke. Christian Piot vroeg of de spelers een glas wijn mochten drinken. We wonnen die wedstrijd en nadien werd dat glas rode wijn verplicht op elke afzondering. Ben je nog altijd zo bijgelovig?”

Preud’homme: “Ik heb nooit voetballers verplicht om wijn te drinken! (lacht) In sommige landen zoals Spanje is het gebruikelijk dat voetballers zelfs op de dag van de wedstrijd een lichte wijn drinken aan tafel. Bij ons gebeurt dat niet. Maar bij Standard stond ik toen een glas wijn toe. Er zaten serieuze levensgenieters in die groep: Laurent Wuillot, Ivica Mornar, Robert Prosinecki, Michaël Goossens, … Ik had liever dat ze openlijk aan tafel een glas wijn dronken dan stiekem op hun kamer. Het was tegen mijn natuur maar het hielp me om weer een goede sfeer in de groep te pompen.

“Ik ben nog altijd bijgelovig. Op wedstrijddagen krijg ik altijd dezelfde sms’jes van mijn familie en ik antwoord altijd hetzelfde. Een Luikse journalist stuurt me systematisch een bericht zonder kop of staart. Bijvoorbeeld: ‘Ik ga naar de kermis in Luik, zal ik oliebollen voor je meebrengen?’ En dan antwoord ik om het even wat, dikwijls dingen die niets met het voetbal te maken hebben. Op welbepaalde momenten van de dag zeggen Manu Ferrera en ik altijd dezelfde dingen tegen elkaar. En het is nog altijd uitgesloten dat ik op de lijnen van het veld stap. Als de journalisten van Belgacom hun reclameborden zo posteren dat ik voor hun interview op een lijn moet postvatten, dan moeten ze hun borden eerst verplaatsen.”

Ex-doelman

15. OLIVIER RENARD: “Na je afscheid als doelman zagen we je nooit meer in het doel. Niet op training, niet in een jubileum- of benefietwedstrijd. Waarom niet?

Preud’homme: “Ik speelde na mijn afscheid nog één wedstrijd. Dat was zes maanden later, een jubileummatch van gewezen buitenlandse spelers uit de Portugese competitie tegen Angolese spelers die nog in Portugal actief waren. We werden afgeslacht, maar ik speelde een bere-sterke match. De kranten schreven’s anderendaags dat ik beter meteen weer keeper zou worden. Nadien heb ik niet meer gevoetbald. Ik vond geen tijd meer om mijn fysieke conditie te onderhouden en ik weigerde me te verzoenen met middelmatige prestaties. Ik wilde het beeld dat ik in mijn carrière naliet, niet verzwakken. In mijn beginperiode als trainer van Standard stond ik op training wel eens in het doel. Mijn spierkracht was toen nog intact. Intussen ben ik zes kilo spieren kwijt.”

Vriendschap

16. BENOÎT THANS: “Denk je nog wel eens aan de kameraden van toen? De godganse dagen dat we bingo speelden in een café in Seraing? De vakanties in Griekenland met Czerniatynski, Delangre en mezelf? Je smeet toen eens je tennisracket kapot omdat je verloor.”

Preud’homme: “Ik denk daar soms met nostalgie aan terug. Ik heb ongelooflijk plezierige extrasportieve momenten met ploegmaats beleefd. Namiddagen dat we kaart of bingo speelden in een bistro. Vakanties met Marc Wilmots, Philippe Albert, Marinko Rupcic. Naar Griekenland met Delangre, Czernia, Thans. Etienne Delangre organiseerde alles en stelde het programma samen: jogging om 8 uur ’s morgens, tafeltennis om 9 uur, waterpolo om 10 uur, tennis om 2 uur in de namiddag. We speelden wedstrijden bij een temperatuur van 40 graden. En we speelden ze alsof het de finale van de Europabeker betrof. Echte competitiebeesten, dat was ziekelijk.”

17. ETIENNNE DELANGRE: “Is vriendschap in het voetbal mogelijk?”

Preud’homme: “Het is mogelijk maar moeilijk. We ontmoeten elkaar wanneer we jong zijn en daarna leggen we andere trajecten af: ander clubs, andere steden, soms zelfs andere landen. En nadien beginnen we professioneel aan een nieuw verhaal en blijft er weinig tijd over om elkaar op te zoeken. Maar er zijn mensen die ik altijd met veel plezier terugzie. De ontmoetingen met ploegmaats van bij KV Mechelen verlopen altijd uitermate hartelijk. Ik denk bijvoorbeeld aan Geert Deferm en Piet den Boer. Ik ben ervan overtuigd: als ik over tien jaar de spelers van Standard van vorig seizoen ontmoet, dan zal dat met dezelfde geestdrift zijn.”

Vrije tijd

18. PIET DEN BOER: “Je ontmoette je vrouw in een snoo-kerzaal en samen hebben we nog gesnookerd tegen Stephen Hendry, die later in het snooker zou uitgroeien tot een wereldtopper. Speel je nu nog snooker?”

Preud’homme: “Gesnookerd tegen Stephen Hendry? Dat weet ik zelfs niet meer. Bij KV Mechelen snookerden we zeer veel. In Portugal viel dat totaal weg. Terug in België nam ik de draad weer op. Er stond thuis een snookertafel. Maar ik ben onlangs verhuisd en door een gebrek aan ruimte nam ik die tafel niet mee. En zo blijft alleen nog golf over als vrijetijdsbesteding.”

19. MARC DEGRYSE: “Kan je op een golfterrein je hoofd helemaal vrijmaken van het voetbal?”

Preud’homme: “Ja, maar ik heb eerst wel een halfuur à drie kwartier nodig om mijn hoofd leeg te maken. Ik betreur dat ik geen golf speelde toen ik nog actief voetbalde. Nu ben ik na een parcours van vier uur kapot, omdat ik niet meer de conditie van een profsporter bezit.”

Familie

20. STEVEN DEFOUR: “Toen je Standard trainde, was je dochter Mégan een van mijn hevigste supporters. Ben ik nog altijd haar favoriete speler?”

Preud’homme: “Jawel. Voor mijn twee kinderen is het een moeilijke situatie, want ze aanbidden Standard. En mijn zoon voetbalt bij KV Mechelen. Maar ze begrijpen mijn keuze en ze wensen maar één zaak: dat hun papa zich goed voelt. Maar ik kan Steven geruststellen: er hangt nog altijd een poster van hem in de kamer van mijn dochter.”

21. ENZO SCIFO: “Heb je het gevoel dat je, naarmate je ouder wordt, een gemakkelijker mens wordt voor je naaste omgeving?”

Preud’homme: “Zeker niet. Zodra we in de fase van de voorbereiding op de wedstrijd belanden, word ik moeilijker om mee te leven. En na een nederlaag verander ik in een onverdraagzame mens, want nederlagen kan ik nog altijd niet aanvaarden. Tegenover mijn assistent-trainers gaat het nog, omdat we dezelfde emoties delen. Maar voor mensen van buiten de professionele context ben ik gewoon onuitstaanbaar. Aan mijn naaste omgeving vraag ik altijd in alle duidelijkheid om me met rust te laten.”

22. DE MOEDER VAN MICHEL PREUD’HOMME: “Sinds je in Gent werkt, moet ik 400 kilometer rijden om de wedstrijden van je ploeg te zien en dat is zelden mogelijk. Lijd je evenzeer als ik onder die afstand?”

Preud’homme: “Vanzelfsprekend. Mijn moeder en haar tweede man – die ik beschouw als mijn tweede vader – kwamen steevast naar de wedstrijden van Standard, terwijl ze nog maar twee of drie thuiswedstrijden van Gent bijwoonden. Ik zou hen graag meer zien. Ik mis hen, maar ik ben altijd zeer duidelijk tegenover mijn naasten geweest. Ik heb hen gezegd dat ze me altijd mogen opzoeken, maar dat ik misschien weinig tijd voor hen kan vrijmaken. Misschien krijgen ze me een uur te zien, misschien vijf minuten. Mijn werk komt eerst, dat weten ze.” S

door pierre danvoye – beeld: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content