Hongaar, geboren op 12 mei 1985 in Szolnok. 1,85 meter – 74 kilo. Profiel: de snelheidsduivel.

D ániel Tözsér: “Ik was achttien toen ik in Istanboel voor Galatasaray ging voetballen. Dat jaar heeft van mij een man gemaakt. Ik was niet langer de jongen die na de training naar huis gaat, waar zijn moeder hem een bord eten voorzet.

“Ik blijf niet graag lang op dezelfde plek. Ik heb een sterke persoonlijkheid. Ik weet wat ik wil. Wat ik goed doe en wat slecht. Van wat anderen zeggen, trek ik me weinig aan. Ik merk dat ik niemand onverschillig laat, maar dat stoort me niet. Zolang ik maar eerlijk ben met mezelf. Dat kun je niet leren, het zit in jou of net niet.

“Elke ervaring maakt je rijker. Ook de mindere momenten: ze laten toe dat je verder groeit. Bovendien: wat jou bedrukt maakt, is misschien iemand anders’ droom. Hoeveel spelers zouden niet voor deze club willen spelen, zelfs als ze maar op de bank zaten? Door zo te denken, krijg je weer kracht.

“Ik kom uit Hongarije, maar volgens mijn vrouw heb ik een Latijns karakter. Ik ben reformatorisch, maar respecteer iedereen. Mijn geloof is belangrijk, ja. Ik loop er niet mee te koop, maar ik bid en op mijn nachtkastje ligt de bijbel. Mijn geloof is iets tussen mij en God. Ik geloof niet dat wat in mijn leven gebeurt, komt doordat Hij me helpt of straft. Een mens baant zijn eigen weg in het leven. Als ik scoor, is dat niet dankzij God. Nee, dan is dat omdat ik hard heb gewerkt.

“Ik ben gek op wagens. Snélle wagens. Als ik slechtgezind ben, rij ik wat rond om tot rust te komen. Op dit moment heb ik een jeep, maar hierna wil ik een sportwagen. Mijn droom is ooit een Ferrari te kopen. De koning onder de wagens! Vooral de start is kicken. Even gas geven, en dan … vroaar! Die ene seconde. Je denkt aan niets meer, je hoofd helemaal vrij. Na die seconde wordt het gevaarlijk. Ik wil niet sterven tegen driehonderd per uur, zoals die arme jongen van Club Brugge. Ik denk niet dat mij dat ooit zal overkomen.

“Ik groeide op in Szarvas, een stadje van 20.000 inwoners. Er was een kleine rivier, een groot bos en veel gezonde lucht. Ik was altijd buiten. Voetballen, fietsen, in bomen klimmen. Niks PlayStation. Een beetje hyperactief. En ik hield wel van gevaar. De domme dingen die ik toen heb uitgehaald! Van de brug in de rivier springen. Of erger nog. Het was winter, koud, we verzamelden droge bladeren op school en probeerden die met een spuitbus en vuur in brand te steken. Voor hetzelfde geld was het boeltje ontploft en was ik een hand kwijt.

“Mijn oudere zus is advocate. Ze zou naar een van de beste middelbare scholen van Hongarije gaan, in Debrecen. Ik was twaalf en klaar voor een betere club. We zijn toen met het hele gezin verhuisd. Mijn ouders hadden direct werk. Mijn vader is vertegenwoordiger van producten tegen diabetes. Hij is zelf diabeticus. Als voetballer let ik op wat ik eet en ik drink geen alcohol. Ik zal het dus niet krijgen, denk ik, zolang ik me maar verzorg.

“Ik ben eerlijk. Als ik iets te zeggen heb, zeg ik het rechtuit, niet achter iemands rug. Dat pakt soms in mijn nadeel uit, maar ik verkies mijn hart te luchten zodat ik voor de spiegel kan staan en iedereen recht in de ogen kan kijken. Ik heb een zuiver geweten. Ik denk er vaak over na, dat ik mezelf moet veranderen, maar het is moeilijk to fuck yourself om je carrière te beschermen. Dat is mijn eigen, kleine strijd die ik voer.”

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content