Elf seizoenen KV Mechelen, Koen Sanders (50) kijkt er nog altijd van op. Bejubeld bij Club Brugge, uitgespuwd na een zware blessure, een moeilijke start Achter de Kazerne, eerherstel en (Europees) succes. Het verhaal van een verrassende voetbalcarrière.

Koen Sanders laat even op zich wachten. Een middagdutje, zo vertelt Bram, zijn zoon. In de strak ingerichte woonkamer, in een rustige straat in Jabbeke, herinnert niets aan voetbal. Boven is er wel een klein kamertje waar alle trofeeën een plaatsje kregen. Stille getuigen van een mooie carrière. Sanders, sinds 2000 postbode, verontschuldigt zich. “Vroeg opstaan begint door te wegen, zeker in de winter. Normaal gezien rond halfzes, voor de krantenronde al om halfvier.” (blaast) Maar nu loert de zomer om de hoek. Het contact met ‘de mensen’ is vluchtiger dan vroeger, ja, maar de buitenlucht en het gevoel van vrijheid maken veel goed. “Toen ik stopte met voetballen, in 1998 in bevordering bij Wevelgem City, legde ik een examen af bij een bank die vooral werkte met boeren uit de Westhoek. ‘Hoeveel keer moet je een koe per dag melken?’ En: ‘Hoeveel liter melk geeft een koe?’ Zulke vragen… Ik probeerde mij een uier voor te stellen en zat er blijkbaar boenk op. (lacht) Ik kon beginnen, maar het was niets voor mij. De hele dag opgesloten in mijn loketje. Ik doofde uit als een kaarsje.”

Koen Sanders zal twee uur anekdotes oprakelen. Over Aad de Mos, bijvoorbeeld. “Zó bijgelovig. In Boekarest, tijdens onze laatste maaltijd voor de wedstrijd, kroop Paul De Mesmaeker onder tafel en beet in iemands been. Leuk, maar omdat we wonnen, stond De Mos erop dat Polle dat voor elke match deed.” Hij denkt met weemoed terug aan Lei Clijsters, zijn overleden ploegmaat. “De grootste speelvogel van allemaal. Het deed me pijn toen ik hem na zijn carrière hoorde praten. Zó antipathiek, alleen maar om Kim uit de publiciteit te houden. Dat was Lei totáál niet. Gevoelig, altijd in voor een grapje, maar ook op en top prof. Niet roken, niet drinken. Of toch, een keer op oefenkamp in Italië. Van aan de andere kant van de tafel riep hij: ‘Koentje, Koentje, santé!’ De Versavels, Patrick en Bruno, hadden hem zo zot gekregen dat hij een glaasje wijn had gedronken. (stilte) Lei, zo sober geleefd en toch…”

Ook wanneer Sanders terugblikt op zijn afscheid bij KV Mechelen, toen Willy Dussart voorzitter was, valt er een stilte. Hij denkt terug aan een interview in Sport/Voetbalmagazine in augustus 1993. De titel – Help, de klub verzuipt – zet de teneur, de foto is sprekend. “Ik zat samen met Geert Deferm in een bootje en we droegen allebei een reddingsvest.” (lacht) Enkele quotes. “Hopelijk gaan we niet terug naar het amateurisme van vroeger (…) De miserie en de problemen die er hier zijn, echt, te veel is te veel (…) Dussart heeft niet veel ervaring, ik vind dat je dit aan het transferbeleid heel goed ziet…” Sanders: “Natuurlijk moesten we voor het bestuur komen. ‘Alles wat in het geel is aangeduid, is negatief voor de club’, zei Dussart. En die vier pagina’s waren helemaal geel gekleurd. (lacht) Schorsing, boete… Ach, hij wilde gewoon komaf maken met het verleden. Geert vertrok, mijn contract lieten ‘ze’ het seizoen erna aflopen.”

Elf seizoenen eindigen in een vertrek via de achterdeur. “Nooit op een deftige manier afscheid van de supporters kunnen nemen, terwijl ik een goede band met hen had. Samen met de supportersclub van Boortmeerbeek naar Rock Werchter, ze kwamen zelfs met een bus naar ons huwelijksfeest. Mooi, toch? Het seizoen erna, toen ik met Harelbeke opnieuw Achter de Kazerne was, kreeg ik een bloemetje en een staande ovatie.”

Het afscheid liet een diepe kras na, járen bleef Koen Sanders weg uit Mechelen, tot hij zich in 2003 opnieuw met de club verzoende. “In derde klasse. Wanneer KVM in de buurt van Brugge voetbalde, ging ik kijken. En telkens weer was ik onder de indruk van de supporters, die hun ploeg massaal steunden. Toen voelde ik mij opnieuw trots dat ik daar ooit had gevoetbald.”

Voetbal als hobby

Sanders kijkt graag terug op zijn voetbalparcours. Bejubeld en gefêteerd bij de jeugd van Club Brugge, waar hij als achttienjarig broekje debuteerde. Zijn oudste broer, Dirk, had onder Ernst Happel meegeschreven aan de Europese successen. Koentje, zo klonk het, zou nóg beter doen. “Ik ging nog naar school, trainde alleen op woensdagnamiddag met de A-kern, toen Gilbert Gress me plots opstelde.” Het sprookje duurt amper zeven wedstrijden, tot Sanders in Beerschot met een gebroken kuitbeen en enkel van het veld wordt gedragen. “Dokter Martens heeft het nooit expliciet gezegd, maar in die tijd was de kans klein dat je van zo’n blessure volledig herstelde.” Dat blijkt. “Snelheid afgebot, technisch wat minder, ik kon nooit meer overtuigen. En dat terwijl ik in de jeugdreeksen altijd topschutter was. Maar plots: goede matchen, dan weer slechte, op de bank… Club wilde me zelfs niet houden.”

In de zomer van 1984 vertrekt Sanders naar KV Mechelen. Amper 21 jaar, maar de voetbaldromen zijn dan al begraven. “Mijn vrouw en ik konden bij Telindus – het bedrijf van voorzitter John Cordier – aan de slag, met het voetbal kon ik wat bijverdienen: 30.000 frank (740 euro, nvdr) per maand extra, 5000 frank (125 euro, nvdr) per punt.” Het blijkt een ongelukkige keuze. “We woonden op een appartementje en konden niets. Mijn vrouw, amper achttien jaar, had zelfs nog nooit eten klaargemaakt. En ik zeker niet, altijd verwend geweest.” (lacht)

Op het veld trekt Sanders de lijn van bij Club gewoon door. “Slecht. Na een match of tien zat ik niet meer in de kern. We konden er gewoon niet aarden. Ik ging zelfs niet meer naar de matchen, terwijl we vanop ons appartementje de lichten van het stadion konden zien. Ik wilde eigenlijk zo snel mogelijk naar Brugge terugkeren. Geen karakter, hé, tot aan mijn blessure had ik nooit tegenslagen gekend. Een mietje. Erwin Koeman heeft me dikwijls een ‘bleiter’ genoemd. Tot Benny Asselberghs zei dat ik voor mijn plaats moest vechten, dat ik mentaal sterker moest worden. Ook op tactisch vlak was ik nergens. Zo veel trainers gehad, toch een paar grote namen – Spitz Kohn, George Kessler, Leo Canjels, Ernst Künnecke – maar niemand die me ooit had gezegd wat ik verkeerd deed of waar ik moest lopen. Tot Aad de Mos kwam.”

Koen Sanders spreekt bijna lyrisch over de Hagenaar, ook al is het eerste gesprek zijn zoveelste teleurstelling in Mechelse loondienst. “Ik had op dat moment een doelpunt of zes, zeven gescoord, maar De Mos was niet onder de indruk. ‘Niet goed bezig, mannetje.’ En toen hij me in een wedstrijd, na een slechte terugspeelbal, na 20 minuten naar de kant haalde, moest onze dokter – Walter Jaspers – me tegenhouden. Razend! Net toen ik goed aan het spelen was, zou die Hollander alles verbrodden. (lacht) Impulsief, hé. De Mos creëerde graag wat spanning, zelfs toen ik al een vaste waarde was. Het weekend voor de finale in Straatsburg werd ik plots gewisseld voor Raymond Jaspers, terwijl ik dat seizoen alles had gespeeld. Ik begon te twijfelen. Onterecht. Hij wilde mij alleen scherp zetten.”

Het is Aad de Mos die de minzame en bescheiden West-Vlaming van zijn kwaliteiten overtuigt. “Eerst rechts op het middenveld, daarna werd ik rechtsback. De flank aflopen, dreigen, een voorzet geven. Doen wat ik goed kon. Maar ook: leren wat ik niet moest doen. Voor iemand die mij zo veel vertrouwen gaf, deed ik alles. De Mos was als een tweede vader, met wie ik ook naast het voetbal veel praatte. Voor de buitenwereld leek hij degoutant, maar tussen de spelers was hij een totaal ander mens.”

Na het eerste halve seizoen onder Aad de Mos moeten alle spelers prof worden. Een moeilijke beslissing. “Ik had geen zware job. Wat bureauwerk of in Brussel pakjes afleveren – toch niet helemaal onnuttig. (lacht) Ik heb lang getwijfeld, maar ik had geen keuze. Uiteindelijk werden mijn twee weddes samengevoegd: 70.000 frank (1735 euro, nvdr) per maand, plus premies, het dubbele van een gewone job in die tijd. Ik heb ooit eens opslag gevraagd, maar Cordier zei dat je in een ploeg nu eenmaal vedetten én waterdragers hebt. Dan voel je je klein hoor… Maar veertien dagen erna belde hij me op. ‘Het is in orde.’ (lacht) Speciale man. Koel. Hij was de baas, wij de werknemers.”

Een mentale boost

De Mos wil Achter de Kazerne een topploeg uitbouwen, maar moet bij de basis beginnen. “De eerste training was er precies eentje voor miniemen. (lacht) Korte passjes naar elkaar, in een tijd spelen. Niet onterecht, want van de meeste spelers was de basistechniek abominabel. Graeme Rutjes, bijvoorbeeld, zette vanaf de eerste dag een grote mond op, maar voetballen? (blaast) Technisch ondermaats. Maar het grote voordeel van die Hollanders was dat ze vanaf de eerste dag meegingen in De Mos’ verhaal. Hij teerde voor een groot deel op het revanchegevoel van spelers die bij andere clubs waren afgeschreven en werd gediend door het tijdsbeeld, toen je spelers nog kon straffen om de concurrentie aan te scherpen. Rutjes en Koeman waren de twee vaste buitenlanders in de kern, voor de derde plaats was het altijd kiezen tussen Piet den Boer en Eli Ohana. Piet was dikwijls ongelukkig… Nu zouden spelers gewoon vertrekken.

“Erwin Koeman kon als geen ander spelers een goed gevoel geven. Toen hij me in een interview een van de meest onderschatte voetballers van België noemde, gaf dat een enorme boost. Iedereen heeft af en toe bevestiging nodig. Als jouw baas altijd maar kritiek op je stukken geeft, dan is dat ook niet plezant, hé?”

KV Mechelen verbaast. In De Mos’ eerste volledige seizoen wint het de beker van België (1987), het jaar erna Europacup II en de Europese supercup. Sanders, verrassend: “Toch voelden we ons nog altijd geen topploeg. We waren al blij als we thuis van een van de toppers konden winnen. Raar, hé? Maar misschien zegt dat ook wel veel over onze mentaliteit. Dat gevoel is pas veranderd toen we Anderlecht in 1989 Europees uitschakelden én kampioen werden. Pas toen voelden we ons mínstens evenwaardig.”

En, benadrukt hij: “Toen leefde ik echt voor het voetbal. Slapen in de namiddag bijvoorbeeld, ook iets wat ik van de trainer heb geleerd, terwijl ik in mijn eerste seizoenen toch geregeld op stap ging. Mijn vrouw heeft ’s avonds veel alleen thuisgezeten… (lacht) Maar dat heeft de groep dichter bij elkaar gebracht: we híélpen elkaar op het veld, in de kleedkamer zat het goed. Maar na de titel vertrok De Mos naar Anderlecht en was het… anders.”

Ook zonder de Hagenaar blijft KV Mechelen aan de top meedraaien. Vier seizoenen na elkaar in de top vier, twee keer de finale van de beker van België. “Telkens verloren. Tegen Club Brugge – 3-1 – het seizoen erna tegen Antwerp. Wát een ontgoocheling: 2-2, strafschoppen. ‘Zet mij maar als allerlaatste’, zei Clijsters, omdat hij bij Waterschei al een paar penalty’s had gemist. 8-9 na elk tien strafschoppen, Clijsters móést trappen… Ik zat al in de kleedkamer, ik wist dat hij zou missen, ook al plaatste hij op training de ballen waar hij dat wilde. Maar toen: puur mentaal.” (schudt het hoofd)

In coma

Bram, Koens 23-jarige zoon, heeft twee uur geboeid geluisterd. Hij kent de verhalen. Gelezen, bekeken of hem ingefluisterd door de Mechelse supporters, die zijn vader drie keer tot meest verdienstelijke speler van het seizoen verkozen. Bram, trots: “Ik zie alle thuiswedstrijden.” Een echte Kakker, verknocht aan het geel en rood, nog meer sinds hij in augustus 2008 na een zwaar verkeersongeval drie weken in coma werd gehouden en de Mechelse supporters voor de wedstrijd tegen Tubeke een groot spandoek ontrolden. “En van Mark Uytterhoeven kreeg ik een replica van het shirt van 1988, getekend door alle spelers.”

Bram begrijpt niet dat zijn vader, in de eeuwige ranglijst van KV Mechelen met meer dan 300 wedstrijden op de derde plaats – na de legendarische Torke Lemberechts en Victor Coppens – slechts zelden naar Mechelen rijdt. “Te ver. Het verkeer…” Maar de herinneringen zitten in het hart. Ondanks het valse slotakkoord.

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: CHRISTOPHE KETELS/ IMAGEGLOBE

“Erwin Koeman heeft me dikwijls een ‘bleiter’ genoemd.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content