Chris van der Weerden (31) speelde met PSV Champions League-voetbal en trainde met Ronaldo en Ruud van Nistelrooy. Wegens blessures en een slepende ziekte miste hij een nog grotere carrière. Germinal Beerschot is zijn eerste buitenlandse club.

Rampspoed vormt het karakter. Chris van der Weerden heeft een stérk karakter. Als jonge snaak werd hij één van de grootste talenten van Nederland genoemd, op tweeëntwintigjarige leeftijd en na één sterk seizoen bij Vitesse Arnhem kon hij kiezen tussen PSV en Ajax. Samen met Phillip Cocu verkaste Van der Weerden naar de lampenclub. Hij bleef er zes seizoenen, waarna hij drie jaar bij FC Twente rond maakte. Veel vreugde beleefde hij niet aan die periode, ondanks drie kampioenstitels en één Johan Cruijff-schaal met PSV. Allerhande blessures – spierscheuren, kneuzingen, armbreuken, ontstekingen – en de ziekte van Crohn, die bij hem op 24-jarige leeftijd werd vastgesteld, zorgden ervoor dat Van der Weerden nooit de verwachte topcarrière maakte.

Vorig seizoen, zijn laatste contractjaar bij Twente, maakte hij eindelijk nog eens een hele campagne vol zonder fysiek leed. “Dat was nodig ook”, zegt hij. “Het eerste jaar bij Twente speelde ik slechts 24 wedstrijden en kenden we een pover seizoen, het liep helemaal niet zoals verwacht. Het tweede jaar werd ik geplaagd door tal van spierscheuren, waardoor Twente met het gevoel zat dat ze iets gekocht hadden waar ze niet blij mee waren. Maar ik heb nooit aan mezelf getwijfeld, ik had gewoon veel pech. Ik weet welke kwaliteiten ik bezit, die verlies je niet zomaar en verder ga ik daar niet over zeuren.”

FC Twente bereikte bovendien de finale van de Amstel Cup. Dat is een mooi afscheid van het Nederlandse voetbal.

Chris van der Weerden : “Ik zie het niet als een afscheid. Als een degelijke Nederlandse club mij een goed aanbod had gedaan, was ik ginds gebleven. Maar mijn zaakwaarnemer vertelde me dat Germinal Beerschot nog een rechtsback zocht. Zo simpel is het. Twente bood me nog een nieuw tweejarig contract aan, maar na vijftien jaar Nederlands betaald voetbal, wilde ik wel eens iets anders proberen.”

Is België anders genoeg ?

“Toch wel : andere stadions, andere gezichten. Daar was ik aan toe. Bovendien is België handig voor de familie, want ik blijf gewoon in Eindhoven wonen. Het familiale aspect is heel belangrijk.”

Je werd gehaald als verdediger, maar je beste seizoen speelde je in 1994/95 op het middenveld bij Vitesse Arnhem. Welke positie beschouw je als de jouwe ?

“Vanaf mijn eerste jaar bij NEC heb ik zowat overal gestaan. Dat is vervelend omdat je dan voor de trainer een ideale twaalfde man bent. Maar je leert er veel van. Dick Advocaat hield me bij PSV voor de competitiewedstrijden op de bank en voor de Champions League-matchen kwam ik dan als middenvelder aan de aftrap. Elke trainer heeft zijn visie, daar leg ik mij bij neer.”

Als 22-jarige kon je kiezen tussen Ajax, dat net Europees kampioen was geworden, of PSV. Je koos voor PSV.

“Ja, omdat ik na een week twijfelen mijn gevoel volgde. De mentaliteit van PSV sprak me meer aan. Dat gemoedelijke weer, hé.”

Je hebt met PSV een pak ervaring in de Champions League kunnen opdoen. Herbeleef je die momenten vaak ?

“Ik koester ze wel, omdat ze het mooiste zijn wat een voetballer kan overkomen. Als iemand er over begint, zal ik er met veel trots over praten. Naar Kiev, op Manchester United, in Nou Camp… noem maar op. Hét moment dat mij altijd zal bijblijven, is mijn eerste wedstrijd in Camp Nou. Toen was ik echt bijzonder nerveus, tot Jan Wouters naar me toe kwam en zei : ‘Geniet er nou maar van, jongen, er zitten 100.000 mensen naar je te kijken’.

“Mijn slechtste herinnering aan de Champions League is het persoonlijke duel met Luis Figo, toen nog bij Barcelona. In 35 minuten smeerde hij me twee gele kaarten aan. Hij is natuurlijk een mooie voetballer om naar te kijken, maar hij gaat liggen bij de minste aanraking en dat irriteerde me toen erg. Ik vind het een slechte instelling. Natuurlijk, als ik rood krijg, ben ik de domme en is hij de slimme.

“Mijn eerste Europese wedstrijd ooit was met Vitesse tegen Parma, mijn rechtstreekse opponent heette Gianfranco Zola. Het leuke was dat ik hem helemaal uit de wedstrijd speelde.”

“Neen. Heel belangrijk is dat je de wedstrijd aanvoelt. Ik had na enkele minuten al door dat hij heel slecht is in de defensieve omschakeling. Dus als ik mij offensief aanbood, kwam ik veel in balbezit.”

Je hebt in je carrière ook heel wat gereputeerde trainers gekend. Kan je hen eens vergelijken ?

“De ene probeert eerder motivator te zijn, de andere richt zich meer op het tactische en technische. Herbert Neumann was iemand die veel individueel met de spelers praatte en zeer gemakkelijk was in de omgang. Bovendien had hij zelf een fantastische traptechniek waarmee hij respect afdwong. Advocaat is iemand die zijn groep heel scherp wil houden door hard en intens te trainen. Hij zit overal bovenop en schenkt enorm veel aandacht aan het collectieve, de passing, het coachen. Neumann was daar rustiger in. Erik Gerets focust meer op een bepaalde kern en praat vooral met de sterkhouders in het elftal. Hij teert ook nadrukkelijk op een zeer diverse oefenstof, werkelijk zeer goed.”

Met hem had je het minste contact ?

“Tja, hij zag het niet meteen met mij zitten. Als je dan naast de ploeg valt, maakt het niet uit wie de trainer is, dan voel je je altijd slecht.”

En Sir Bobby Robson ?

Robson was een typische motivator. Zijn trainingsstof dateerde van dertig jaar geleden, maar het werkte. Nog steeds, trouwens. Wij beschikten toen niet over een ruime of uiterst kwalitatieve selectie, maar hij heeft er het maximale uitgehaald. We plaatsten ons voor de voorronde van de Champions League. Je hebt zoveel respect voor wat hij allemaal heeft meegemaakt en alles wat hij aanraakt, verandert in goud. Als je zo’n unieke trainer mag meemaken, houd je dat bij voor de rest van je loopbaan.”

Je was vaak geblesseerd in je carrière.

“Ja, nooit erg, altijd kleine dingetjes. Behalve dan mijn ziekte : de ziekte van Crohn. Dat was in 1997, ik was vierentwintig. De dokters raadden me aan om aan een andere job beginnen te denken. Maar ik wilde alleen voetballen, dat is het enige wat ik kan. Ik ben toen een tijdje in de war geweest. Uiteindelijk is het nog goed gekomen, al heb ik er veel moeite voor moeten doen. Ik was twintig kilo afgevallen en die moest ik er weer bij krijgen. Van zestig kilo weer naar tachtig. Het heeft een jaar geduurd voor ik weer volledig fit was.

“De ziekte van Crohn is een chronische darmontsteking, die elk moment kan opsteken. Het doet verschrikkelijk pijn en je moet constant op je voeding letten. Ik voelde me heel zwak.”

Draag je er nu nog sporen van ?

“Nee, ik moet ook geen medicijnen meer nemen. Maar ik heb in interviews al zo vaak over die ziekte moeten vertellen, dat ik na verloop van tijd ‘die speler met de ziekte van Crohn’ ben geworden. Mijn internist heeft mij toen aangeraden om mij niet te veel te verdiepen in de ziekte, anders ga je er te veel over nadenken en dat is niet goed. Hij kende mij en wist dat ik een gevoelsjongen ben. Dus probeerde ik het te verstoppen en gewoon verder te gaan.

“Na driekwart jaar inactiviteit hernam ik stilaan de oefeningen. Dat begon met eerst dertig seconden wandelen en dan dertig seconden rust. Zo bouw je heel langzaam op. En telkens je weer iets verder kan gaan, ben je heel blij. Tijdens de behandelingsperiode kon en mocht ik zelfs geen boterham met kaas eten. Ik lag in het ziekenhuis aan een infuus met zout water en dan snak je naar zulke simpele dingen als een boterham. Zo is het altijd in het leven : er moet eerst iets gebeuren, voor je beseft wat je hebt.”

Heeft die periode je veranderd ?

“Het heeft me in ieder geval gesterkt. Ik denk wel dat er een verschil is met voor en na. Ik geniet nu meer van gezond zijn. Vroeger was dat de normaalste zaak van de wereld.”

Het valt op dat je ondanks alles een behoorlijk optimistische kerel bent.

“Dat komt door mijn vader. Hij was vroeger aan één oog blind en sinds tien jaar volledig blind. Toch blijft hij elke dag positief ingesteld. Hij heeft altijd enorm met mijn voetbalcarrière meegeleefd en dan, op een moment dat mijn loopbaan echt richting top evolueerde, raakte hij zijn zicht kwijt. Dan toch elke ochtend met een goed humeur kunnen opstaan, dwingt bij mij respect af. Daar trek ik me aan op. Hij komt nu nog naar de wedstrijden om de sfeer op te snuiven. Als je kort bij het veld zit, hoor je de spelers. Mijn moeder zit naast hem en brengt verslag uit en meestal neemt hij ook een radiootje mee om de wedstrijd te volgen. Ik vind het bijzonder belangrijk dat hij die sfeer rond zijn voetballende zoon toch kan meemaken.”

Klopt het dat je vader ook een goede voetballer was ?

“Toen hij nog één goed oog had, kon hij inderdaad fantastisch voetballen. Hij had een fenomenale linker en speelde als linksbuiten. Maar door zijn handicap heeft hij nooit het hoogste niveau gehaald. Hij heeft mij en mijn broer leren voetballen. Al van mijn vijfde droomde ik ervan om profvoetballer te worden. Toen ik dan op mijn vijftiende een contract tekende, vond ik dat redelijk absurd.”

Wordt Germinal Beerschot het slot van je carrière ?

“Ik plan niets meer. Eerst en vooral ga ik de komende twee jaren proberen fit te blijven. Dat is wat een voetballer wil : elke week voetballen en winnen. Ik zie dan wel hoe mijn lichaam er over twee jaar voor staat.”

door Matthias Stockmans

‘Zo is het altijd in het leven : er moet eerst iets gebeuren, voor je beseft wat je hebt.’

‘De mentaliteit van PSV sprak me meer aan dan die van Ajax. Dat gemoedelijke weer, hé.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content