Vrijdag ontvangt FC Brussels Anderlecht. Een speciale wedstrijd voor Bertrand Crasson. ‘Anderlecht zal altijd mijn club blijven.’

Precies drie kilometer bedraagt de afstand van het Edmond Machtensstadion aan de ene kant van de Ninoofse Steenweg naar het Constant Vanden Stockstadion aan de andere kant. Veel groter is de gevoelsmatige afstand tussen Anderlecht en Brussels. Niet dat Bertrand Crasson, opgegroeid bij Anderlecht, een probleem had om als kersvers Brusselsspeler af te spreken aan het Constant Vanden Stockstadion. Crasson is overigens niet de enige die ooit in het andere kamp stond. Bij Anderlecht leerden manager Herman Van Holsbeek en eremanager Michel Verschueren allebei het vak in Molenbeek. Debuteerde Anderlechttrainer Hugo Broos niet bij Molenbeek als hoofdtrainer, waar assistent-trainer Franky Vercauteren zijn spelerscarrière afsloot ?

Het grootste praktische probleem is Bertrand Crasson effectief aan tafel krijgen. Voor de fotosessie raakte hij zonder problemen (“ik ken hier de weg nog”) het hoofdterrein op, schudde er en passant trainer Hugo Broos de hand. Maar in café Green Park en het Clubhouse duurt het een hele tijd vooraleer hij iedereen die hem enthousiast toewuift de hand heeft geschud. Hartelijk was ook de ontvangst toen hij de Europese thuiswedstrijden tegen Benfica en Inter bezocht. In juni 2003 nam hij afscheid met een staande ovatie nadat hij vernam dat Anderlecht sportief niet meer op hem rekende.

Je voetbalt nu wel voor de vijand, Bertrand !

Bertrand Crasson : “Niet voor de vijand, veeleer voor de kleine broer. Als je van Anderlecht komt, ligt Molenbeek niet zo gevoelig. Over het algemeen is er bij Anderlecht meer sympathie dan haat tegenover Brussels of Molenbeek. Ik heb niet het gevoel dat ik een stap zette die je niet hoort te zetten. Anderlecht zal altijd mijn club blijven, maar ik had ook altijd sympathie voor Molenbeek.”

Je hebt al eens tegen Anderlecht gespeeld, met Lierse.

“Dat was een heel rare ervaring na meer dan 400 officiële matchen voor Anderlecht. Bang was ik niet : een paar maanden vooraf had ik nog een staande ovatie van bijna tien minuten gekregen na de match tegen La Louvière. Als je dat onverwacht overkomt, kan die band niet meer stuk. Ook bij die eerste match kreeg ik een staande ovatie. Vooraf merkte ik wel dat de bezoekerskleedkamer op Anderlecht kleiner is, minder comfortabel dan die van de thuisploeg. Maar aan minder comfort wen je. Ik heb geen probleem om een broodje met ham te eten in plaats van een maaltijd in een sterrenrestaurant.”

Is het ook anders voetballen voor een kleinere club ? Vorig jaar merkte je al eens op dat je je bij Lierse minder beschermd voelde door de scheidsrechter dan bij Anderlecht.

“Als speler voel je je in een grote ploeg beter beschermd door de scheidsrechters, maar dat zijn momentopnames. Vorig jaar kreeg Lierse een penalty tegen Charleroi, maar na een interventie van de lijnrechter legde de scheidsrechter de bal buiten de zestien meter. Dat overkomt je als speler van Anderlecht nooit. Maar al bij al valt het mee, hoor.”

Wat is dan positief bij een kleinere club ?

“De sfeer. Er is meer solidariteit dan bij een topclub, waar de concurrentie groter is. Met 15 internationals op een kern van 24 heb je niet altijd zin om bevriend te zijn met een speler die ook op jouw plaats aast. Bij een kleinere club hangt minder spanning. Je kan niet alles hebben. Doorgedreven concurrentie herinnert je eraan dat topvoetbal een ernstige aangelegenheid is.”

Je leerde bij Lierse ook verliezen.

“Vorig jaar gebeurde dat minder dan men denkt. Maar bij Lierse was een overwinning bijna een feest, terwijl een zege bij Anderlecht heel gewoon is. Ik wist niet wat ik hoorde toen de voorzitter van Lierse voor de wedstrijd tegen Club zei dat we daar wel zouden verliezen maar dan wel zouden proberen de match daarna te winnen. Bij Lierse leerde ik ermee leven dat een wedstrijd verliezen geen drama is.”

Heeft dat een invloed op de mentaliteit van de spelers ? Maakt die berustende houding een speler van een kleinere ploeg nog kleiner ?

“Ja, het bepaalt wat je in je opleiding meekrijgt. Als je er vanop jonge leeftijd niet van uitgaat dat je altijd moet winnen, probeer je niet je grenzen te verleggen. Zo’n speler gaat spelen op basis van zijn gebreken terwijl ik op Anderlecht van klein af leerde elke week te winnen : omdat je beter bent, omdat je daar de kwaliteit voor hebt. Daarom lijkt het me voor goeie voetballers niet goed om te lang bij een kleine club te blijven. Omdat je je op de duur vanzelf nog kleiner maakt dan je eigenlijk bent. Terwijl ik bij kleinere clubs spelers zie die meer intrinsiek talent hebben dan sommigen bij Anderlecht. Waarom spelen ze dan niet bij een topclub ?”

De vraag stellen is ze beantwoorden.

“Omdat niet alleen techniek en fysiek meetellen. Het mentale aspect maakt het verschil. Ik ben daar een mooi voorbeeld van. Ik had niet de techniek van Kompany. Ik bouwde mijn loopbaan op karakter en mentaliteit. Wat ik kon, kunnen anderen ook, op voorwaarde dat ze aan het mentale aspect werken. Zowel bij Lierse als bij Brussels valt me op dat sommige spelers verder kunnen komen dan ze beseffen. Dat lukt ze niet omdat ze zelfvertrouwen missen. Nong en Zézéto benutten niet al hun kwaliteiten, zijn soms geblokkeerd door opdrachten of druk waar ze moeilijk mee omkunnen. Het allerbelangrijkste in het voetbal, heb ik geleerd, is spelers op hun kwaliteiten uitspelen. Zo’n Stef Wils bij Lierse heeft enorme kwaliteiten. Maar toch zie of hoor je die soms niet gedurende negentig minuten. Misschien is hij al tevreden dat hij elke week mee mag spelen. Dat lijkt me een typisch Belgisch probleem.”

Bij Anderlecht had je de laatste maanden net het omgekeerde. Iedereen waande zich al basisspeler in de Serie A of de Premier League, maar tegen Inter werden er veel met de voeten op de grond gezet.

“Met het aanwezige talent kan Anderlecht Inter kloppen. Maar heb je gezien hoe Inter Anderlecht tactisch aanpakte, hoe elke speler in dienst van het team speelde ? Tegen Valencia en Inter raakte Aruna geen bal. Elke keer als hij de bal toegespeeld kreeg, vlogen twee tegenstanders op hem af. Ze wisten hoe ze hem moesten aanpakken. Europees is er voor Anderlecht op het collectieve vlak nog werk aan de winkel. In België zijn de kleine eersteklassers tactisch beter georganiseerd dan Anderlecht. Omdat ze die organisatie nodig hebben. Zonder dat overleven ze niet. Anderlecht heeft die organisatie in België niet nodig. Het rekent op de flitsen van zijn betere spelers : een actie van Aruna, van Wilhelmsson, Jestrovic die in de slotfase een penalty uitlokt. Maar Europees volstaat dat niet.”

Dus zit er meer in met dit materiaal dan er nu uitkomt ?

“Absoluut. Talent is er voldoende, maar ook talent moet het vak leren. Ik heb de indruk dat sommigen de dingen niet erg snel oppikken. Dat ligt ook aan henzelf. Club Brugge liet op mij een meer gedisciplineerde indruk. Tegen Inter zag ik Kompany en Vanden Borre meer aanvallen dan verdedigen. Terwijl ik de verdedigers van Inter niet één keer voorin zag opduiken. De jonge Anderlechtverdedigers hebben talent te koop, maar zijn tactisch niet gedisciplineerd. Buiten het terrein gaan ze goed met hun nieuwe status van vedette om, maar op het veld nog niet. Daar moeten ze nog leren dat een harde aanpak hoort bij het verdedigen. Een verdediger moet in de eerste plaats verdedigen.”

Waarom zit jij nu bij Brussels en niet meer bij Lierse ?

“Omdat ik voelde dat ik niet meer aan spelen toe zou komen. Ik zat er een beetje door, ook mentaal. De voorbereiding was heel hard, vooral fysiek. Daar betalen ze trouwens nu de prijs voor.”

Paul Put gaf al tijdens de voorbereiding aan dat je niet zou starten in de basis, omdat Timmermans op dat moment beter was. Jij maakte geen gedreven indruk meer.

“Het klopt dat ik niet meer enthousiast was, een stuk beleving miste en me afvroeg waarom ik nog zou doorgaan. Dat had ook te maken met privé-problemen waar Put van op de hoogte was en waar ik nu doorheen ben, maar daar wil ik nu niet meer over praten. Niet dat ik een probleem had met Put. Op één incident na : ik verzaakte aan een etentje met alle spelers toen de spelers op zondag en maandag vrij kregen. Op een dinsdagavond, na twee trainingssessies. Maar als invaller had ik wel al op zondagochtend getraind en maandagavond gespeeld. Omdat ik mijn kinderen wilde zien, vroeg ik aan kapitein Yves Van der Straeten om me te verontschuldigen bij de trainer en mijn ploegmaats. ’s Anderendaags op training zei Put me dat ik niet moest meetrainen, dat ik naar de manager moest. Hij interpreteerde mijn afwezigheid als een persoonlijke belediging. Pas achteraf hoorde ik dat hij dat etentje uit eigen zak had betaald, terwijl ik meende dat het uit de spelerskas werd betaald. Had ik dat geweten, dan had ik de trainer zelf gebeld.

“Na dat incident had ik geen zin meer om bij Lierse te blijven, zonder doel elke dag heen en terug te rijden. Ik dacht zelfs aan stoppen. Liever dat dan verder doen zoals ik bezig was, niet aan spelen toekomen. Bovendien had ik binnen de club al begrepen dat niemand zich tegen mijn vertrek zou verzetten.”

Je had ook niet het meest geslaagde seizoen uit je carrière achter de rug.

“Dat geef ik ook toe. Al hadden we wel de vijfde minst gepasseerde verdediging uit eerste. Bekijk alle tegengoals van Lierse maar eens : je zal er niet veel vinden waar ik in de fout ging. Persoonlijk speelde ik geen sterk seizoen, maar als geheel deed de verdediging het goed. Het ergerde me dat men alles wat fout ging op het Lisp in de schoenen schoof van Ferrera , De Bilde en mij. De Bilde kostte Lierse niets, ik evenmin. Het was toch niet onze fout dat de spelers niet betaald werden ?”

Misschien ben je ook een paar maanden te lang gebleven.

“Misschien wel. Maar Lierse heeft me niet weggestuurd, ik ben zelf naar de voorzitter gestapt met de vraag of ik mocht vertrekken. Dat kon. Tien dagen hoorde ik van niemand iets, trainde ik gewoon door. Met het voornemen om te stoppen als ik op 31 augustus niets anders vond. Eerst was er nog een contact met Oostende, waar ik een appartement had. Gilbert Bodart polste me toen. Van Brussels, waar mijn naam tevoren al genoemd was, had ik al een hele tijd niets meer gehoord. Tijdens de laatste dagen van de transferperiode meldden ze zich toch. Toen koos ik voor hen. Ik heb Bodart gebeld, maar ik weet dat hij nog altijd boos is.”

Wat had Brussels in jouw ogen meer dan Oostende ? Allebei komen ze uit tweede klasse.

“Ik woon in Brussel. Het heeft niets met de trainer te maken. Vorig jaar meende iedereen dat ik via Emilio Ferrera naar Lierse was gekomen. Dat was niet het geval. Ook nu was het niet Ferrera die me belde, maar Johan Vermeersch die op mijn komst aandrong.”

Wat is het verschil tussen met de reserven van Brussels tegen Westerlo spelen en met de reserven van Lierse ? Want ook bij Brussels ben je geen vaste titularis.

“Wat me hier aantrok, was het project achter deze club. Het gesprek van twee uur dat ik met Vermeersch voerde over het project Brussels beviel me, met de rol die hij hier voor mij ziet. Niet alleen als speler, maar ook met het oog op later. Ik voel het respect voor wat ik in mijn carrière presteerde. Vermeersch rekent op mijn ervaring voor het werken met jonge spelers in de jeugdschool van Brussels, die een van de pijlers van deze club moet worden. Ik ga hier meer doen dan alleen maar trainen en misschien spelen. Ik héb met de reserven van Brussels op Westerlo gespeeld, maar hier amuseer ik me. Ik hervond bij Brussels het enthousiasme dat ik bij Lierse kwijt was geraakt. Ik voel dat Brussels op mij rekent voor de toekomst. Als ik stop, wil ik niet op mijn luie kont in de zon gaan liggen. Wat De Bilde nu doet, daar word ik na zes maanden gek van. Hier krijg ik de kans mijn ervaring door te geven. Brussels heeft een enorm potentieel, zowel sportief als commercieel.”

Dat verhaal hebben we al zo dikwijls gehoord. Waarom zou het deze keer wel lukken ?

“De sponsors zijn er al, het publiek nog niet. Brussel is een grote stad. Niet alle Brusselaars zijn supporter van Anderlecht. De uitdaging om die club iets bij te brengen, trekt me aan.”

Ook al speel je niet elke week.

“Ook al speel ik niet elke week. Niemand heeft het eeuwige leven, ook niet als speler.”

door Geert Foutré

‘In België zijn de kleine eersteklassers op het veld beter georganiseerd dan Anderlecht.”Bij Brussels hervond ik het enthousiasme dat ik bij Lierse verloren was.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content