Gejuich en gefronste wenkbrauwen waren al zijn deel bij Germinal Beerschot, maar dat weerhoudt Marc Brijs er niet van zichzelf te blijven. ‘Ik moet niet super enthousiast gaan doen, want dat gaat mij niet af.’

M arcBrijs mag dan een nieuwkomer zijn onder de eersteklassetrainers, onopgemerkt is zijn trainingsaanpak bij Germinal Beerschot totnogtoe niet gebleven. Evenals zijn vroegere job bij de politie en zijn passage bij Berchem Sport overigens. “Niet dat ik mijn verleden verloochen, bijlange niet, maar ik ben nu trainer van Germinal Beerschot en dus wil ik liever daarover aangesproken worden.” Aldus geschiedt.

Hoe tevreden ben je over je ploeg ?

Marc Brijs : “Voor de punten die we nu hebben, had, denk ik, iedereen op voorhand willen tekenen. Het doel was een rustig seizoen kunnen draaien en daar zijn we mee bezig. Maar de groep wil nog altijd stapjes voorwaarts maken, dus we blijven ook scherp. Er zit progressie in ons spel en als dat gekoppeld is aan puntengewin, is dat prettig. Aanvankelijk hebben de groep en ikzelf gekozen voor veel pressie naar voren in een 4-4-2. Ik speel heel graag met twee diepe spitsen. Daar hebben we de spelers voor en de conditie. Al zijn we, vind ik, niet altijd beloond voor die manier van spelen, want ze is toch gedurfd. Maar dat is gekoppeld aan een terugval bij de mensen die dat systeem rechthouden, en dan bedoel ik de twee centrale middenvelders die een dienende rol hebben voor de flanken en de spitsen. Er kwam te veel ruimte en in het midden werd er te veel gezwommen.

“Tegen Beveren konden we dat nog recht houden met een gelukkige 3-1 thuis, maar dan kwam Anderlecht op het meest ongelukkige moment in onze neerwaartse curve, met voor hen een ongelooflijke boom na hun wedstrijd tegen Celtic. Tegen Heusden-Zolder vond ik het weer beter lopen en hebben we het tactisch concept wat aangepast. In dat nieuwe systeem gedijt de ploeg weer goed, maar û en daar hebben we het onlangs nog over gehad û ook dit systeem is eindig. Ook hier gaan we de feiten moeten trachten vóór te blijven. Ik heb één keer de fout gemaakt misschien iets te lang vast te houden aan één concept : ik ga proberen dat geen tweede keer te doen.”

Hoe bedoel je ?

“Ook dit systeem zal doorgrond worden, dus we zullen moeten blijven evolueren. Het grote verschil is de centrale as : een trio op het middenveld waarin Haagdoren nu achter één diepe spits speelt, met de twee flankaanvallers die op het juiste moment middenvelders worden. De dominantie ligt nu centraal, terwijl die voordien op de buitenkanten lag. Dat is toch wel een merkelijk verschil, ook omdat we nu met één in plaats van twee spitsen spelen. Om wat geborgenheid te creëren, om wat gereserveerder te kunnen spelen en minder initiatief te nemen en minder hoog te gaan spelen. Op dat moment was dat de juiste keuze van de groep.

“Nu is de kunst om dit niet uit te mergelen. We mogen gewoon niet herkenbaar worden. SefVergoossen bijvoorbeeld heeft om die reden ook zijn systeem moeten aanpassen. Van de ene kant voelen spelers zich natuurlijk geborgen in een herkenbaar systeem, maar van de andere kant word je zo ook makkelijker te bespelen voor de tegenstanders. Tenzij je heel sterk bent, natuurlijk. Vorig jaar kon alleen Club Brugge dat, nu alleen Anderlecht en misschien Standard. Ik ben er zeker van dat we dit seizoen ook weer met twee diepe spitsen zullen gaan spelen. Maar mentaal moet het voor de spelers haalbaar zijn. Dat heeft tijd nodig en daar kan een winterstop heel goed aan doen.”

Gestalte is een beetje waar het jullie aan ontbreekt.

“Dat kan je gewoon niet loochenen. Nu moet ik wel zeggen dat we op fasen in de lucht nog maar zeer weinig doelpunten hebben geslikt. Want we hebben daar onze inzet, kracht en organisatie tegenover gesteld én Luciano durft zeer ver uit zijn doel te spelen. Maar uiteindelijk blijven hoge ballen voor doel cruciale momenten. Zeker als we tegen ploegen komen waarin zes, zeven mensen van 1 meter 90 spelen. Al kunnen Hoefkens en Van Dooren daar altijd wel iéts goedmaken.”

Door het programma van clubdokter Chris Goosssens schijnen jullie fysiek heel scherp te staan : een speler loopt gemiddeld een kilometer of 11 in een wedstrijd, maar jullie kunnen er 13 aan. Betekent dit dat we van Germinal Beerschot sowieso een sterke terugronde te zien zullen krijgen ?

“We zitten al aan 15 kilometer ondertussen. Maar dat zijn gemiddelden over de hele selectie genomen natuurlijk. We hebben dat met 1,8 à 1,9 kilometer naar omhoog kunnen drijven. Dat maakt dat je minder diep gaat in je inspanningen, frisser blijft, sneller recupereert : enfin, dat je een hoger tempo kunt hanteren. Dat biedt wat comfort, maar ook daar hebben we nog altijd progressie te maken. Al is dat conditionele niet het enige wat hier telt natuurlijk.

“Ik hoop dat we een sterkere terugronde krijgen, al weet je dat je sowieso een aantal dips krijgt in een seizoen. Tot nu toe hebben we dat door onze conditionele paraatheid tot één klein dipje kunnen beperken. Maar we werken ook verder dan dit seizoen : het is niet alleen het huidige seizoen zonder problemen volmaken wat telt ; we moeten volgend seizoen ook van een hoger niveau kunnen starten.”

Want je wil over drie jaar meedoen voor de titel, zei je. Sta je daar nog achter ?

“Meer dan ooit. Ik heb gemerkt dat hoe langer hoe meer mensen dat idee overnemen en dat is prettig. We hebben dat ook met de spelers doorgepraat : de club vroeg om uit de degradatiezone te blijven, maar samen hebben we ervoor gekozen om die ambitie hoger te leggen. Maar ik vind dat je ook op langere termijn een doel voor ogen moet houden. Als je gaat zeggen : over drie jaar moeten we erin blijven, is dat geen motivatie.”

Maar is een titel op die termijn wel realistisch ?

“Ik denk het wel. Volgend jaar zal de lat hoger liggen. We zullen over drie jaar zien of het realistisch was of niet. Het is in ieder geval de wens van de voorzitter. En die komt toch dikwijls uit, hé. JosVerhaegen neemt zo’n club niet over om ze daarna te laten mislukken. Ook budgettair zal het natuurlijk wel moeten groeien.”

Jos Verhaegen, zo lazen we in een kranteninterview, ziet hier vier potentiële internationals rondlopen.

“Dat heb ik dan gemist, dat hij dat gezegd heeft. Maar er is een aantal mensen die aanvankelijk geen leiders waren, die zich nu enorm opwerpen en het niveau naar omhoog trekken.”

Zoals ?

“Onze centrale as is enorm sterk. Onze verdedigende driehoek Luciano-Hoefkens-Van Dooren is op dit moment, denk ik, de beste van België. Plus heb je Cooreman-Haagdoren- Victor op het middenveld en voorin. Ik noem niet graag namen, maar dat zijn echt wel jongens die zich ontpopt hebben tot dragers van de ploeg.

“Maar ons huidige systeem is afhankelijk van de buitenspelers. En als die zich momenteel niet kunnen wegcijferen in dienst van het geheel, komt het in het gedrang. Want uiteindelijk zijn het spitsen die een drang naar het doel toe hebben, en nu moeten ze meer dan ooit hun verdedigend werk doen. Dat kost loop- en denkwerk en dat doen ze zonder morren. Dat is momenteel onze sterkte. Iedereen heeft veel voor elkaar over, tolereert veel û fouten mogen gemaakt worden. Dus iedereen gedijt goed in deze sfeer. De nieuwe wind van Jos Verhaegen zet zich door in alle geledingen. Plus dat we toch een aantal mensen met knowhow op de club hebben.”

Henk Houwaart had het over “meikevers” onder de eersteklassetrainers en Perazic vroeg zich af wat “die politieman uit Beerschot” aan ervaring had.

“Ach, ik kan alleen voor mezelf spreken en dan weet ik : zulke uitspraken doe ik niet. Ik probeer altijd vooral het positieve in iemand te zien en de zaken van meer dan één kant te bekijken. Als anderen zich geroepen voelen zaken te beweren over mensen die ze nooit hebben gesproken of zelfs van ver niet kennen, zegt dat meer over hen. Ik voel mij daar ook niet door aangesproken. Te langen leste zullen we zien wie boven drijft. Het belangrijkste is dat je binnen je eigen kwaliteiten blijft werken. Dat betekent dat ik niet super enthousiast moet gaan doen, want dat gaat mij niet af.”

Voel je je aanvaard ?

“Kijk, ik wil niet arrogant of lichtzinnig doen na amper zes maanden in eerste klasse, want dat is niks. Je bent een nieuw gezicht en je hebt geluk dat je in een club komt waar een nieuwe wind waait, waar positivisme is, waar iedereen op dezelfde manier denkt. Aanvaard of niet aanvaard : het is aan mij om het te bewijzen. Ik ga mijn eigen weg. Je merkt wel dat er heel veel mensen klaar staan om hun ideeën te ventileren, niettegenstaande je hen nooit hebt gesproken en ze je werk nog nooit van dichtbij hebben bekeken of zich de moeite hadden getroost om het te doorgronden. Dat is iets wat je niet onder controle hebt. Maar, oké, geen probleem, ik probeer daar gewoon mezelf in te blijven.”

Hoe ga je daarbij om met kritiek ? Na de wedstrijd, zeggen mensen die je dan vaak bezig horen, zie je het dikwijls anders dan de rest.

“Ik ben daar onlangs nog over aangesproken, dat ik naar het schijnt nogal snel reageer (lacht). Maar ik vind dat ik moet opkomen voor mijn groep als ik voel dat die te snel veroordeeld wordt. Ik noteer ook alles tijdens de wedstrijd, dus ik heb de feiten voor mij. In het begin voelde ik me genoopt om een analyse te maken van a tot z, maar daar is precies geen oor naar. Ik heb het gevoel dat ze meer zitten te zoeken naar een of andere uitspraak, waardoor ik niet altijd met een goed gevoel van een persconferentie kom. Maar dat betekent dat ik ook nog moet groeien in die rol, dat besef ik, hoor.”

Je hebt je onder andere laten opmerken door voor de wedstrijd tegen Antwerp een kabouter in de kleedkamer te plaatsen, en over de gepastheid daarvan is veel te doen geweest. Heb je daar spijt van ?

“Integendeel. Ik heb dat gewoon als motivator en ankerpunt willen gebruiken, niet om iemand of een ploeg in een slecht daglicht te stellen. Anders keert zich dat vroeg of laat toch tegen je. Ik vind het alleen jammer dat het naar de pers is uitgelekt.”

Dat kon je toch verwachten ?

“Neen, eigenlijk niet, want doordat de spelers in de wedstrijd de kabouterdans deden, is de pers vragen beginnen te stellen. Anders had dat nooit de kleedkamer hoeven te verlaten.”

Je had ook op andere momenten verrassende ingevingen. Zo stuurde je Tim Reigel met zijn vriendin naar de cinema toen het wat minder ging. Waar haal je je ideeën ?

“Als je een tijdje op een lager niveau gewerkt hebt, zoals ik, biedt dat te langen leste ontegensprekelijk een hele hoop voordelen. Ik heb daar geleerd dat je niet voorspelbaar mag worden : regelmatig een andere invalshoek kiezen geeft het beste rendement, vind ik. Als je in die omstandigheden een groep enthousiast moet houden met een beperkt aantal trainingen, moet je niet uit de losse pols werken. Je moet elke minuut goed gebruiken, zonder het frisse en het spontane uit het oog te verliezen. Zo evident is dat allemaal niet. Dat denken zet zich nu door in een luxueuzere positie. Dat ik niet op hoog niveau heb gevoetbald, ervaar ik daarin niet als een gebrek.

“Ik heb ook het geluk dat ik met een enorm leergierige en ambitieuze groep zit. Ik probeerde ze aanvankelijk wat te sensibiliseren door te werken met spel- en wedstrijdvormen waarin ze altijd naar een oplossing of een voordeelsituatie moeten zoeken. In het begin lukte dat niet altijd onmiddellijk, maar nu merk je soms dat ze slimmer zijn dan de trainer (lacht) en dat ze zelf een andere manier vinden. Dat kan je alleen maar toejuichen, dus ik hoop dat er een moment komt dat mijn rol uitgespeeld is. Bij ons is het niet alleen de trainer die praat : er is, op een respectvolle manier, een grote interactie. Dat maakt ons allemaal sterker, inclusief mezelf.”

Dat enthousiasme heb je al een paar keer benadrukt in interviews. Dat klinkt alsof je je iets anders had voorgesteld van eerste klasse.

“Toch niet, maar het is niet zo evident dat een groep alles oppikt wat een trainer wil. Er zitten er in een groep altijd die in een fase van hun carrière zitten, dat het financieel en sportief gezien allemaal niet meer hoeft. Hier heeft iedereen zijn eigen motivator gevonden. Het jeugdige is nog altijd niet weg. De mondigheid, de wil om mee te denken heeft mij verrast. We zijn een half jaartje bezig en je ziet dat spelers sneller en spontaner hun verantwoordelijkheid opnemen. Dat is voor mij tot nu toe de mooiste vaststelling. De coaching was vroeger te veel gebaseerd op wedstrijdvormen zonder enige gerichtheid. Nu wordt er gestreefd naar iets, naar dominantie, en iedereen denkt daarin mee.

“Wat ik bijvoorbeeld ook zie, is dat spelers hun eigen groepsdiscipline vormen. Als er een vijf minuten te laat binnenkomt, dekken ze hem in en kom ik dat zogezegd niet aan de weet. Maar als het twee keer dezelfde was, had die wel een boete aan zijn been. Ik zie het zoals een huwelijk : je maakt een aantal afspraken, maar daartussen moet je elkaar ook vrijheid geven. Wat dat betreft, is omgaan met een groep ook niet meer dan de weerspiegeling van de samenleving : spelers moeten met een goed gevoel naar de club komen.”

Ben je, tussen haakjes, familie van Pierre Brijs, de gewezen basketscheidsrechter ?

“Ah ja, da’s mijn peter. Hij is moeten stoppen door een hernia, maar hij was toch een keer of dertien, denk ik, scheidsrechter van het jaar. Nu is hij tafelcommissaris. Sport zit zo wel wat in de familie. Mijn broer heeft ook een eigen club voor gevechtssporten en mijn vader is basketter geweest.

“In elke sport is wel iets te lenen voor een voetbaltrainer. Dat kan soms wel eens verfrissend zijn. Dus af en toe gaan wij ook wel eens een andere sport doen. In korfbal bijvoorbeeld zit heel veel qua beweging, positiespel. Daar pik je altijd wat van op. Het komt er alleen op aan het rendement weten te vinden en je moet het kunnen overbrengen, anders doen ze zomaar wat. Net als met die teambuildingdag die we gedaan hebben. Je bouwt zoiets op. Ik had bijvoorbeeld die dag de spitsen in één groep ondergebracht en dan zie je ze aankomen, allemaal met het petje omgekeerd, camouflagekleuren aangebracht. Dan weet je : het zit goed. Zeker als je ziet hoe ze reageerden toen DirkHuysmans te laat kwam : de anderen stonden voor de bus zodat we niet konden vertrekken. Op dat moment is het nut van die dag al bewezen.

“Ik merk ook dat de ploeg vitaal is, dat er charisma in zit en dat etaleren ze in sommige fasen. Zoals een Steve Cooreman tegen Charleroi doorjaagt op Defays, die groter en sterker is, of hoe een Hoefkens op Lokeren uit de verdediging komt om een bal te recupereren. Kijk, die lef wil ik zien.”

door Raoul De Groote

‘Of de titel op termijn een realistisch doel is ? Ik denk het wel.”Ik heb geleerd dat je niet voorspelbaar mag worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content