De zege op AA Gent bracht even soelaas voor Club Brugge, maar daarmee is de rust niet hersteld. Daarvoor zijn de wonden die de voorbije maanden werden gehakt véél te diep. De januarimaand moet er een van bezinning én besluit worden.

Heeft het te maken met de mediatraining waarin Nederlandse clubs toch veel verder staan? Bewonderenswaardig was het, de rust waarmee Adrie Koster de voorbije dagen en weken omging met de steeds groter wordende druk. Al geruime tijd leeft Club Brugge op een vulkaan, waarbij iedereen achter elke boom een vijand ziet en de interne onrust groot is. Ongeveer iedereen voelt er zich bedreigd in zijn positie en er wordt in een reactie daarop gefriemeld en verdacht gemaakt dat het niet mooi meer is. Toen een medewerker van de club onlangs op straat toevallig wat journalisten kruiste en met hen over koetjes en kalfjes babbelde, kreeg hij plots een telefoontje. Of hij niet beter zijn mond zou houden en doorstappen … Centimeters in de media werden geïnterpreteerd als vriendendiensten in ruil voor informatie, niet als informatie over geleverd werk. Overal vijanden, een klimaat van achterdocht. Er werd te veel gelekt, vonden ze in Brugge, en de schuldige(n) moest(en) worden gezocht. Of zoals een verwant van een voetballer het stelde: Club Brugge was Anderlecht geworden, waar alles op straat kwam. En Anderlecht een beetje meer Club Brugge, want daar hadden ze de crisis na Partizan en Standard (5-1) uitstekend intern weten te houden.

In zo’n sfeer van wantrouwen moest Adrie Koster werken. De trainer bleef echter beleefd alle aanvallen pareren. “Je moet zuiver blijven en dat lukt mij”, zei hij recent in Voetbal International na de zege op KV Mechelen. Ook toen stond hij al zwaar onder druk, maar terwijl intern steeds meer vraagtekens werden gezet bij zijn aanpak liet Koster in datzelfde blad op hetzelfde moment nog noteren: “Men heeft hier ingezien dat je naar de lange termijn moet kijken. Ik krijg de kans iets neer te zetten.” Naïef of gewoon eeuwig positief, dankzij die mediatraining.

Naïef is de coach allerminst. Neen, zei hij woensdag, hij voelde zich intern niet door iedereen gesteund. Hij zei het met de glimlach, beleefd. Een Belgische trainer wordt snel kribbig in dat soort crisissituaties en reageert gepikeerd en emotioneel op scherpe vragen. Zelfs een minzaam man als Ariël Jacobs overkomt het. Koster niet. Met het mes op de keel naar Gentbrugge afreizen en toch je in theorie beste speler en spelmaker ( Vadis Odjidja) na het zoveelste akkefietje langs de kant laten, een Belgische trainer zou naderhand gefileerd worden. Koster kwam ermee weg. Het was niet het eerste dispuut tussen de middenvelder en zijn trainer: Odjidja liep tijdens de voorbereiding na een incident al eens naar binnen, er was de rode kaart in Lokeren en het cynische applausje achteraf. En de manier waarop hij in Mechelen op het veld in discussie ging bij een richtlijn van zijn coach was ook al tekenend. Eerlijk gezegd verwachtten wij toen al aan de rust een disciplinaire wissel, maar Odjidja bleef toen op het veld. Koster vroeg zich naderhand wel af “of sommige spelers wel wisten waarmee ze bezig waren”, maar tot een sanctie kwam het toen niet. Nu wel, na een zoveelste incident eerder op de week.

Meer realisme

Toen het Club Brugge van Jacky Mathijssen in oktober 2007 struikelde over Brann Bergen staken trainer en spelersgroep de koppen bij elkaar. Beslist werd om wat compacter en meer verdedigend te spelen, de manier waarop deed er even minder toe. Gevolg: Ivan Leko frommelde een keer een vrije trap binnen, of Philippe Clement verlengde een hoekschop, en Club stoomde met een 28 op 30 uit de crisis en naar de eerste plaats. Het leek nergens op, geven de spelers van toen nu grif toe, maar er werd wel gewonnen.

Soms moet een coach concessies doen en dat besefte zondag ook Adrie Koster. Op papier oogt zijn 4-2-3-1 mooi, maar tegen Anderlecht bleek die vooral heel kwetsbaar in de omschakeling. Vanuit de spelersgroep kwam vorige week dan ook de vraag naar meer compact spel, naar meer realistisch voetbal. Ze waren het beu, de spelers, niet meer au sérieux te worden genomen. Onderuit in de derby, Europees geen potten gebroken én ook nog eens de prestigeslag tegen Anderlecht verloren, het was voor hen genoeg geweest. De romantiek mocht even weg.

Koster luisterde, zoals hij ook tijdens de vorige crisis had geluisterd. Hij gooide, gedwongen door de omstandigheden, wat meer knokkers in de strijd en won de slag op het middenveld. Voor aanvoerder Carl Hoefkens, die als geen ander meemaakte hoe de verdediging de voorbije weken onder druk kwam, mocht het zo wel even blijven. Hoefkens zag zondagavond “geen aanleiding om de ploeg voor de match tegen Charleroi te wijzigen”. Steviger kan de vinger richting ‘artiesten’ moeilijker worden uitgestoken.

De manier waarop ze voor elke morzel grond vochten, was wel verrassend. Op kerstavond liet een speler zich immers nog ontvallen dat hij het gevoel had dat “zeventig procent van de groep niet meer zo stevig achter zijn trainer stond”. Die had al te veel van zijn voetvolk tegen de haren in gestreken. Zijn laatste ‘stunt’ – Ryan Donk die te laat kwam voor de Europese verplaatsing naar Griekenland, de bus met een auto achterna reisde, maar toch startte in de basis – zette wel héél veel kwaad bloed.

Maar ze vochten in Gentbrugge alle elf heel hard voor elke bal, ook de Blondels, Dirars , Perisicen of Van der Heydens, de voorbije weken niet echt beschermend gekoesterd. Voor hun trainer? Of wilden ze hun eigen imago wat oppoetsen? Of dromen ze van een wintertransfer en valt alles zo mooi in de plooi? Wellicht van alles wat.

Tabula rasa

Is het vel van Koster hiermee gered? Tijdelijk, zonder meer. Maar vanaf het ogenblik dat je als club begint met het opleggen van quota is het hek van de dam. Stel dat er vandaag ook van Charleroi wordt gewonnen – de logica zelve – maar het in januari bij de hervatting fout loopt in Eupen, is het hek dan weer van de dam?

Het was zondag een zege om heel even van te genieten, zei assistent Peter Balette. Heel even. Voor iedereen. Maar niet lang, want zoals al gezegd: er werd de voorbije weken stevig gehakt en dat heeft diepe wonden gelaten.

Aan de capaciteiten van de trainer om zijn kleedkamer te managen werd zwaar getwijfeld. Aan zijn tactische keuzes ook. Er was nood, zo hoorde je, aan een sterke man à la Georges Leekens, een trainer-manager die alles binnenskamers kon houden. Die zou die groep wel eens tussen zijn boterham leggen. Peter Balette kwam onder vuur te liggen omdat Club te kwetsbaar was op spelhervattingen en zelf niet meer tot scoren kwam. Er werd getwijfeld, ook intern en naar buiten uit, aan de fysieke paraatheid van de spelers, een regelrechte vingerwijzing naar Jan Van Winckel. Die kon statistieken en cijfers genoeg voorleggen, maar waren de spelers wel fit genoeg?

Er werd getwijfeld, openlijk, aan de degelijkheid van de jeugdwerking. Waarom stroomde er niemand door? Waarom kon Anderlecht wel wat jongeren brengen en Standard ook, waarom lukte dat RC Genk en niet Club Brugge? Werkten ze daar wel hard genoeg?

Er werd kritiek geuit op de sportmanager en zijn transferbeleid. Die moest zich maar eens niet alleen op de borst kloppen voor het binnenhalen van Vargas, Odjidja en Perisic, maar ook eens kijken naar deze zomer. Camozzato, Dalmat, Scepovic, ze zaten vorige zondag alle drie op de bank en vielen niet in. Een vingerwijzing. Plots werd men zelfs weemoedig naar de tijd van Antoine Vanhove.

Club Brugge hangt bij transfers af van de goodwill en het contactennet van managers. Toen vorige zomer een scout in dienst werd genomen en die in het bureau van Luc Devroe vroeg of er eens geen bespreking kon komen met de cel scouting, antwoordde Devroe: “Hier zit de cel scouting …” Club is op dat vlak allerminst georganiseerd als topclub.

Neen, een ontslag van Koster lost niet alles op. Een ontslag van Devroe of een assistent of een jeugdcoördinator evenmin. Het is voor de voorzitter wel tijd voor bezinning. Club Brugge was de voorbije maanden een krabbenmand, waarin iedereen vocht om te overleven en wild om zich heen hakte, de collega’s niet spaarde. Niet eenvoudig, voor niemand, om daarin, zoals Koster het stelt, “zuiver te blijven”.

Zo raak je als ploeg nergens, een zege in Gent verandert daar niks aan. Met een schrikbewind raak je er evenmin. Tabula rasa of rondetafel om te zien of het in 2011 anders kan? De bal ligt in het kamp van de voorzitter.

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: REPORTERS

Club Brugge was de voorbije maanden een krabbenmand waarin iedereen vocht om te overleven. Vanaf het ogenblik dat je als club begint met het opleggen van quota is het hek van de dam.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content