Volwassen geworden onder een regime van apartheid. Maar klagen doet Andile Masinga niet. ‘We waren arm, maar geprivilegieerd.’

Tongaat, zowat zeventig kilometer ten noorden van Durban in het hartje van de provincie Kwazulu-Natal, herbergt een erg grote Indische kolonie. Dat merk je vooral aan de verscheidene tempels, waarvan de Shri Jagganth Puri Temple de bekendste en ook wel de mooiste is, die het suikerstadje sieren. Maar zoals alle steden in Zuid-Afrika telt Tongaat ook een aantal zwarte Townships. “Hambhnati is in vergelijking met vele andere een geprivilegieerd Township”, zegt Andile Masinga.

Ruim zevenentwintig jaar geleden zag Masinga daar het levenslicht en op een korte tussenperiode in metropool Johannesburg na, woonde hij er meer dan vijfentwintig jaar lang. Samen met zijn vier broers, zijn zuster en nog een heleboel neven en nichten werd hij opgevoed door zijn grootmoeder. Vader Masinga liet het gezin al vroeg in de steek en Andiles moeder trok voor haar broodwinning een aantal jaren naar Johannesburg, waar ze Engels onderwees. Nu woont ze opnieuw in Hambhnati, waar nog altijd drie van haar vijf kinderen verblijven. Andiles oudste broer houdt zich in Jo’burg bezig met traditionele geneeskunde. “Als ik me onwel voel of een blessure voel opkomen, neem ik wat van zijn kruiden en dan genees ik snel”, beweert Andile.

Hoewel Hambhnati in de ogen van de blanken een erg arme wijk is, neemt Masinga het woord geprivilegieerd in de mond. “Omdat tenminste sommige kinderen naar school konden gaan. Hoewel wij het zeker niet breed hadden, kon ik toch vrij lang studeren. Om mijn diploma als lesgever te halen, moet ik nog twee vakken, bouwkunde en boekhouden, afwerken.”

Geprivilegieerd ook omdat je in het Township aan sport kon doen. “In tegenstelling tot vele andere Townships waren er sportfaciliteiten voorhanden, zoals een zwembad, een voetbalveld en een outdoor volleybalterrein. Ik speelde eerst voetbal, maar op mijn vijftiende begon ik te volleyballen bij het team van Hambhnati, dat eigenlijk een schoolteam was.”

Hoewel de Apartheid begin jaren ’90 officieel niet langer bestond, ondervond Masinga ook later nog dat de wortels van het systeem nog niet uitgeroeid zijn. “Toen ik in 1995 voor het eerst geselecteerd werd voor de nationale ploeg, werd ik samen met de andere zwarten uit de ploeg gehouden door de blanke coach. We werden enkel opgeroepen om de buitenwereld de waanidee te geven dat raciale verschillen geen rol meer speelden.”

Midden jaren ’90 speelde Masinga twee seizoenen voor een team dat hoofdzakelijk uit Indische kolonisten bestond. Met die club nam hij deel aan de National League. “Een competitie waarbij ploegen uit het hele land deelnamen. Maar door een gebrek aan geld werd die formule in 1998 gewijzigd. De spelers moesten zelf hun transportkosten betalen, wat niet langer houdbaar was. In de nieuwe competitieformule, de Champions Cup, worden de beste zestien teams van Zuid-Afrika, die zich kunnen plaatsen via regionale voorrondes, uitgenodigd om gedurende één week in september uit te maken wie er kampioen wordt. Ook de beste zestien vrouwenteams maken trouwens tijdens dat toernooi hun opwachting.”

Bij het begin van het vorige kalenderjaar trok Masinga van Hambhnati naar Johannesburg, waar hij bij Wits Technikon Volleybal Club onderdak vond. De komst van de 1m94 grote en sprongkrachtige aanvaller legde Wits Technikon geen windeieren. “Voor het eerst in de geschiedenis plaatste de club zich voor de Champions Cup. Ik ben best trots dat ik mijn steentje kon bijdragen tot de kwalificatie”, glundert Masinga.

Ook bij de nationale ploeg was hij ondertussen uitgegroeid tot een vaste waarde. Niet dat de selectie vaak samenkomt. “Van regelmaat is in elk geval geen sprake. Soms komen we twee keer per jaar samen, soms één keer, soms helemaal niet. De laatste keer dat het gebeurde, was in augustus vorig jaar. Toen namen we in Nigeria deel aan een vijflandentoernooi, met naast het gastland en Zuid-Afrika nog Kameroen, Mauritius en Soedan. Landen als Egypte en Tunesië, over het algemeen toch beschouwd als de sterkste volleybalnaties van het continent zie je enkel op de belangrijkste toernooien, zoals de All African Games.”

Op de laatste All African Games, een vierjaarlijks omnisportevenement (“beschouw het als de Afrikaanse Olympische Spelen”) in 1999 bewees Zuid-Afrika, waar de Games trouwens plaatsvonden, dat het volleybal er in de lift zit. “Voor het eerst slaagden we erin de halve finales te bereiken. Uiteindelijk eindigden we als vierde, na een nederlaag tegen Egypte in de wedstrijd om het brons.

“Volleybal is érg populair in Zuid-Afrika”, verrast Masinga enigszins, “hoewel er geen geld mee kan verdiend worden, waardoor veel spelers afhaken. Om volleybal een echte boost te geven, hebben we sponsors nodig. Daar nijpt het schoentje momenteel nog. We mogen nochtans niet klagen qua populariteit. In de Western Cape provincie is volleybal number one sport, vóór voetbal, cricket en rugby.”

Desondanks ligt het niveau van het volleybal er niet zo hoog. Naast Masinga speelt enkel libero Adriaan Strijdom in Europa, bij het Duitse Merdig. “Toen we het vorig seizoen met de nationale ploeg tegen Herve Mortroux opnamen, bleek dat we toch nog een maatje te klein waren. We beschikken over voldoende talent, maar omdat we vooralsnog geen profs hebben, blijft het moeilijk om te concurreren met Europese ploegen. Meer jongens zouden de kans moeten krijgen om overseas aan de bak geraken.”

Masinga greep die kans begin vorig seizoen, toen Herve Mortroux op uitnodiging van de Belgische handelskamer volleybalclinics kwam geven ( zie kader). “Ik ambieerde altijd al om in Europa aan de slag te kunnen. In 1997 speelde ik met de nationale studentenploeg in Italië. Toen had ik misschien al de mogelijkheid om aan een Europese club te geraken, maar ik was in zekere zin onwetend. Verscheidene coaches kwamen me na het toernooi feliciteren met mijn prestatie, maar ik durfde mij niet op te dringen, durfde niet te vragen of ik voor hun ploeg mocht komen spelen.”

En dus werd Herve Mortroux zijn eerste Europese ervaring. Het vergde een serieuze aanpassing. “Vooral aan het weer. Toen ik hier in november toekwam, was het barkoud. De eerste twee, drie maanden had ik ook wat last van heimwee, maar dat ebde stilaan weg. Sommige ploegmaats werden echte vrienden.” Masinga tekende bij Mortroux voor twee seizoenen, maar hoopt zich dermate in de gratie te spelen dat hij nog een twee- of driejarig contract in de wacht kan slepen. “Aanvankelijk moest ik me aanpassen aan de opstelling, die toch wat anders is dan ik in Zuid-Afrika gewend was, maar na verloop van tijd integreerde ik me beter en beter. Met een zevende plaats overtroffen we bovendien de stoutste verwachtingen.”

Masinga voelt zich duidelijk al thuis bij Herve en in België. Wil hij hier ook na zijn carrière blijven ? “Vorig seizoen leerde ik Frans en vanaf half september ga ik in Luik toerisme studeren. Misschien kan ik met dat diploma hier wel iets aanvangen. Maar om eerlijk te zijn, hou ik toch meer van Zuid-Afrika.”

door Roel Van den broeck

‘We zaten enkel bij de nationale ploeg om de buitenwereld de waanidee te geven dat raciale verschillen geen rol meer speelden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content