“Wie is die man? Hij gaat de bal vragen bij de keeper, hij commandeert de backs, hij staat altijd in een positie om de bal aan te nemen, en je ziet dat hij alles en iedereen om zich heen beïnvloedt… Ik heb nog nooit zo’n complete voetballer gezien.” Bobby Charlton, de twintigjarige middenvelder van Manchester United, stond op 11 april 1957 met open mond in de tribunes van het Santiago Bernabéustadion te kijken naar de heenwedstrijd van de halve finale in Europacup I. Zijn team nam het op tegen Real Madrid, waar een zekere Alfredo Di Stéfano de lijnen uitzette. The Reds gingen onder leiding van de legendarische coach Matt Busby met 3-1 de boot in en kwamen thuis niet verder dan 2-2. In de finale ging Fiorentina voor de bijl met 2-0, doelpunten van Francisco Gento en Di Stéfano. Het was de tweede opeenvolgende keer dat Real de trofee won en ook de drie daaropvolgende jaren zouden de Spanjaarden de Beker met de Grote Oren mee naar Madrid nemen. Opmerkelijk: Di Stéfano scoorde in elk van die vijf finales. In de topschutterslijst aller tijden staat hij overigens nog altijd op de zesde plaats met 49 goals, na Raúl (71), Lionel Messi (67), Cristiano Ronaldo (67), Ruud van Nistelrooy (56) en Thierry Henry (50). Hij maakte zijn doelpunten wel in slechts 58 wedstrijden, gemiddeld 0,84 goals per match. Niemand deed ooit beter!

De van oorsprong Argentijnse spits, die vorige week maandag op 88-jarige leeftijd overleed in een ziekenhuis in de Spaanse hoofdstad, domineerde het Europese clubvoetbal in de jaren vijftig en zestig als geen ander. Hij droeg bij tot het succes van de in 1955 opgerichte Europacup I, want iedereen wilde de grote Di Stéfanoshow zien. Of hij de beste voetballer aller tijden was, is natuurlijk subjectief, maar zeker is dat hij in het rijtje Johan CruijffPeléDiego MaradonaFerenc Puskás thuishoort.

Javier Marías, een bekende Spaanse auteur/columnist en supporter van Real, schreef in zijn opiniestuk in El País het volgende: “Het is moeilijk ons ervan te overtuigen dat er na Di Stéfano nog een betere voetballer is geweest. Ze leken allemaal iets te kort te komen. Wát precies, is moeilijk te omschrijven. Pelé hebben we niet zo vaak aan het werk gezien, maar laat ons zeggen dat hij in vergelijking met Don Alfredo nogal frivool leek. Diegene die hem het dichtst benaderde, was misschien nog Cruijff, die zeker zijn evenknie was op het vlak van intelligentie, maar voor hem moest onderdoen qua eigenliefde en organisatorische kwaliteiten. Maradona was zonder twijfel sneller en behendiger, maar hij had dan weer een kort lontje en blonk niet uit in nobelheid. Messi is dan weer meer een balgoochelaar en dodelijker voor doel dan Di Stéfano, maar het ontbreekt hem aan menselijkheid; soms lijkt hij wel een krachtige doelpuntenautomaat die een beetje los staat van de rest van het spel en zijn ploegmaats.”

Naast vijf Europacups I won Di Stéfano, die pas op zijn 27e naar Real Madrid kwam, ook nog acht Spaanse titels. In 1957 en in 1959 won hij de Gouden Bal. La Saeta Rubia – de Blonde Pijl, zoals Di Stéfano genoemd werd – kwam in totaal voor drie nationale ploegen uit: Argentinië (6 caps), Colombia (4 caps) en Spanje (31 caps, 23 doelpunten). Een WK maakte hij echter nooit mee. Een van zijn meest legendarische uitspraken was: “Geen enkele speler is even goed als elf spelers samen.” Hij was ook fervent voorstander van voetbal over de grond: “Een bal is gemaakt van leer, leer komt van de koe, de koe eet gras, dus moet de bal over het gras gaan.” Dat hij moge rusten onder datzelfde gras…

DOOR STEVE VAN HERPE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content