Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

Voor het eerst sedert lange tijd is Souleymane Oulare nog eens fit. In de Verenigde Arabische Emiraten bereidt de Profvoetballer van het Jaar 1999 zijn comeback voor. ‘Als alles goed gaat,’ zegt hij, ‘kan ik nog drie, vier jaar op hoog niveau spelen.’ Misschien.

De koffer staat al klaar in de gang, de hoed hangt op de trapleuning. Souleymane Oulare moet snel weg, naar de Verenigde Arabische Emiraten voor de verandering. In Abu Dhabi tekende hij onlangs een contract van een jaar bij de club waar Georg Weah speelt. Er is nog een halfuur voor een interview en wat foto’s.

“Ik zie het als een kans om te bewijzen dat ik weer helemaal fit ben na bijna een jaar inactiviteit en natuurlijk is het ook financieel zeer interessant”, vertelt hij in de gang. “Ik kon ook naar Rapid Boekarest, waar Mirca Rednic trainer is en Roberto Bisconti en Manu Godfroid spelen, maar dat was financieel niet zo interessant. Ik moet toch ook een beetje denken aan de toekomst van mijn gezin. Het is de Belg Lucien Bertrand die de zaak heeft geregeld. Hij werkt samen met Marc Talbut. Ik zal er een jaar spelen en daarna zullen we zien. Als alles goed gaat, kan ik terugkeren naar Europa.”

Is het mogelijk dat we er toch even voor gaan zitten ?

Souleymane Oulare : Natuurlijk.

In 1999 werd je verkozen tot Profvoetballer van het Jaar, Souleymane. Waarom ben je toen niet naar de uitreiking gekomen ? Het was nooit eerder vertoond, een genomineerde die zijn kat stuurt naar het Gala van de Profvoetballer.

Ik dacht dat het zou zijn zoals met de Gouden Schoen, waar het niet eerlijk was verlopen, vond ik. 1999 was een superjaar voor mij, maar bij de verkiezing van de Gouden Schoen werden mijn prestaties in de bekerfinale en tegen Duisburg, waarin ik telkens voor twee goals en twee assists zorgde, onvoldoende naar waarde geschat.

Hoe verklaar je dat ?

Branko Strupar, die de bekerfinale trouwens niet eens speelde, had interesse laten blijken voor de Belgische nationale ploeg. Ik denk dat ze hem daarom de Gouden Schoen hebben gegeven, dat ze op hem hebben gestemd om hem aan te moedigen, als blijk van sympathie voor de sympathie die hij voor België had laten blijken.

Hij voerde ook echt campagne, hij zei toen zelfs letterlijk : “Ik was het voorbije jaar beter dan Oulare”.

(Lacht.)

Terwijl jij haast niks zei.

(Lacht.) Ik heb liever dat mensen over mij praten, dan dat ik over mezelf moet praten.

Ook al kost het je misschien de Gouden Schoen ?

Zijn het dan niet alleen de prestaties op het veld die tellen voor journalisten ? Ik moet trouwens zeggen dat ik meer belang hecht aan de Trofee van Profvoetballer van het Jaar dan aan de Gouden Schoen, omdat het collega’s zijn die stemmen, concurrenten eigenlijk ook, zoals verdedigers die tegen je gespeeld hebben en die weten waar ze het over hebben.

Branko Strupar noch jijzelf hebben daarna nog veel gepresteerd. Heeft de onverbiddelijke winnaar in Aimé Anthuenis toen misschien iets te veel geëist van zijn spitsenduo ?

Ik vrees van wel. De laatste twee jaar in Genk moesten we altijd spelen, zelfs al waren we geblesseerd.

Heb je er spijt van ?

Toch wel een beetje. Je moet weten dat het jaar dat we kampioen werden, ik vier maanden ben blijven spelen terwijl ik geblesseerd was en nooit trainde. Ik moest een artroscopie aan de rechterenkel laten doen, maar de trainer wou dat niet, omdat hij mij nodig had om kampioen te worden. Achteraf heb ik het wel bekocht natuurlijk.

Ben je boos op Aimé Anthuenis ?

Boos misschien niet, want hij heeft enorm veel voor mij gedaan. We leerden elkaar kennen in Waregem, toen geen van beiden al erg bekend was. We hebben samen carrière gemaakt. Toen ik Profvoetballer van het Jaar was, was hij Trainer van het Jaar.

Het loonde de moeite je lichaam te forceren ?

Ja, misschien wel (lacht). Tenslotte hebben we toen alles gewonnen wat er te winnen was in België. Ik heb álles gegeven voor Genk wat ik kon en als je blijft scoren, zelfs al ben je geblesseerd, is het ook aangenaam voor jezelf natuurlijk. Aangenamer alleszins dan dat je geblesseerd aan de kant zit (lacht). Zelfs in de allerlaatste wedstrijd van het seizoen, in Harelbeke, moest ik aan de bak. Had ik die dag niet gespeeld, dan weet ik niet of we kampioen waren geworden, want de eerste goal maakte ik zelf en de winninggoal van Thordur Gudjonsson kwam er na een pass van mij. Moet je daar spijt van hebben ? Ik had tegen de trainer kunnen zeggen : neen, ik speel niet, ik laat mij verzorgen. Maar je kunt niet iéder jaar kampioen worden, hé (lacht).

Alleen : we zijn nu vier jaar later en je hebt bijna niet meer gespeeld.

Dat is juist. Had ik dat probleem niet gehad, dan was ik misschien naar een grote Europese club vertrokken. Haast iederéén was toen in mijn geïnteresseerd, tot ze mijn verkalkte enkel zagen. In Metz zegden ze na de medische controle : neen, dat risico kunnen we niet nemen. In Stuttgart hetzelfde. Daar was het contract zelfs al getekend, maar ’s anderendaags werd na de medische controle alles afgeblazen. De enige club die het risico heeft willen nemen was Fenerbahce.

Wat kan je meer dromen, als je twintig procent van een transfersom van 6,2 miljoen Duitse mark vangt ?

Pardon, die twintig percent heb ik niet gekregen, Genk heeft álles gekregen. Maar ik heb niet moeilijk willen doen, omdat ik bang was dat de zaak zou afspringen. Ik was blij dat ik een club had gevonden die niet over mijn enkel viel, begrijp je. Ik wou die transfer absoluut niet rateren.

Hoeveel verdiende je bij Fenerbahce ?

Eén miljoen dollar netto per jaar, alles inbegrepen. 800.000 miljoen netto loon plus premies. Fenerbahce is de rijkste club van Turkije, maar niet de makkelijkste. De supporters zijn er zo fanatiek dat ze iedere week eisen dat je wint. Verlies je, dan weet je dat het na de wedstrijd zwaar wordt. Soms werden spelers dan zelfs geslagen. Onze keeper toen, nu trouwens de keeper van de Turkse nationale ploeg, werd ooit danig toegetakeld dat hij veertien dagen out was. Het gebeurde na de uitschakeling door een derdeklasser.

‘Oulare ist kaputt’, lazen we die tijd ergens van een Turkse journalist.

Dat was het probleem niet (lacht), want ik had mijn enkel toen met goed gevolg laten kuisen. Ik heb er 14 of 15 matchen gespeeld en 7 keer gescoord. Maar het probleem was dat de betalingen niet gerespecteerd werden. Vier maanden heb ik moeten wachten voor ze mij betaalden. Ik heb geweigerd te spelen, tot de voorzitter mij in de kleedkamer een cheque van 100.000 dollar is komen geven. Pas toen heb ik een shirt aangetrokken – en twee goals gemaakt. Later bleek dat de cheque niet gedekt was. Ik heb die voorzitter toen gezegd : als je mij nu niet meteen betaalt, ga ik met die cheque naar een advocaat en vlieg jij de gevangenis in. Hij heeft mij toen 100.000 dollar gegeven in ruil voor die ongedekte cheque. Ik had toen nog 150.000 dollar te goed, maar na veel discussies hebben ze mij in ruil voor dat bedrag mijn vrijheid willen geven. Ik ben toen naar Las Palmas vertrokken. Ik speelde er 19 wedstrijden, maakte 6 goals in de competitie en 2 in de beker, maar daar waren er nog grotere financiële problemen. Zes maanden heb ik er geen salaris ontvangen. Ik ben er dan ook maar zeven maanden gebleven.

Anderlecht meldde zich toen voor jou. Blijkbaar geloofde Aimé Anthuenis nog altijd in jou, in je lichaam ?

(Lacht.) Ja. Was hij nu ergens clubtrainer, waar ook, ik weet zeker dat hij mij dan had gewild (lacht).

Waarom is de deal met Anderlecht uiteindelijk niet doorgegaan ?

Financieel was het niet oninteressant, maar ze wilden mij maar een contract van zes maanden geven. Ik vond dat ik minstens een jaar verdiende om er mij te kunnen bewijzen.

Ze twijfelden aan je lichaam ?

Blijkbaar.

Waarom koos je dan voor Stoke City, derde klasse Engeland ?

Waarom niet ? Ze stonden op kop, dus was er het vooruitzicht van de tweede klasse. Ik kon ook naar Rapid Wenen, waar Lothar Mathäus trainer was en waar ik zelfs al een voorcontract had getekend, maar dan bleek uiteindelijk dat ik bij Stoke drie keer meer kon verdienen. Helaas heb ik er niet veel gespeeld wegens gezondheidsproblemen. Na drie weken training kreeg ik al problemen. Een bloedklonter in de longen. Een trombose.

Hoe verklaar je dat ?

Van het vele reizen, dachten de dokters, van het ene land naar het andere constant, van het ene continent naar het andere. Negen dagen ziekenhuis, drie maanden behandeling.

Waarna je buikspieren aan de beurt waren.

Ja. Na drie wedstrijden in de eindronde moest ik weer geopereerd worden. Pubalgie. In Leuven zei de dokter : vijf maanden revalidatie, progressief opbouwen, niet tot het uiterste gaan. Toen ik na drie maanden met de groep begon te trainen, wilden trainer en bestuur al dat ik speelde. Ik probeerde het met de reserven, maar had pijn. Ik was er nog niet klaar voor. Ook omdat het seizoen en mijn contract er bijna op zaten, zijn we dan tot een akkoord gekomen en hebben we afscheid genomen van elkaar, zodat ik mij bij mijn familie in België kon verzorgen.

Hoe is het ondertussen met je enkel ?

Goed. Al twee jaar train ik zonder bandage. Ik heb geen problemen meer. De miserie is voorbij.

Wat verwacht je nog van je carrière ?

Ik ben nog altijd maar 30 jaar. Als alles goed gaat, kan ik nog drie, vier jaar op hoog niveau spelen. De competitie in de Emiraten begint pas op 15 juli. Heel belangrijk is dat ik straks eens een seizoen zal kunnen starten met de normale voorbereiding.

Gaat je gezin mee naar Abu Dhabi ?

Neen, mijn vrouw blijft hier met de drie kinderen. Elk jaar verhuizen van het ene naar het andere land is niet goed voor kinderen. Sedert ik weg ben bij RC Genk heb ik trouwens altijd een adres in België behouden. Voorheen was dat in Genk, nu kocht ik deze villa in Grimbergen. Vlakbij Brussel en de luchthaven én een Vlaamse gemeenschap. Ik wil dat mijn kinderen tweetalig zijn. Zij spreken al zeer goed Nederlands, hoewel we thuis altijd Frans spreken.

Je zoontje Mohammed vertelde mij daarnet dat hij bij de duiveltjes van Strombeek speelt en onlangs twaalf keer gescoord heeft in één wedstrijd. Een echte Oulare ?

(Lacht.) Het is nog te vroeg om te zeggen of hij een grote zal worden, maar hij kan alleszins goed voetballen. Hij is groot en sterk en nooit moe; hij accelereert goed, hij dribbelt goed en hij scoort goed. Als hij de bal heeft, gaat hij zeer snel. Explosiviteit heeft hij van nature. Ik moet altijd zijn identiteitskaart op zak hebben om te bewijzen dat hij nog maar zeven jaar is, want er zijn ouders die zeggen dat hij al negen jaar is. Nu Strombeek stopt, gaat hij volgend seizoen naar Molenbeek. Ze hebben daarvoor al twee keer contact met mij opgenomen. Mijn droom is dat hij beter doet dan ikzelf. Ik hoop dat hij er de moed voor zal hebben, want het vergt veel offers.

Je hebt ook nog een zoon in Afrika, voetbalt hij ook ?

Ja, maar ik weet niet of hij goed is. Hij is twaalf en leeft met zijn moeder in Guinee.

Ligt de toekomst van jou en je gezin in België of in Guinee ?

In België. Ik ben hier nu al 13 jaar, voor mij is België een pays d’accueil. Klein, rustig, veilig land met een gastvrij volk. Het leven is hier ideaal, hier zijn nooit problemen.

Wat wil je hier na je carrière om den brode gaan doen ?

Eigenlijk heb ik daar nog niet aan gedacht. Zaken tussen België en Guinee misschien. Als ik stop met voetballen, kan ik wel een tijdje voort, hoor. Naast het Zuidstation in Brussel heb ik een gebouw gekocht met tien appartementen en een restaurant dat mij maandelijks vijfduizend euro aan huurgeld opbrengt.

Wie regelt je financiële zaken ?

Wijzelf. Mijn vrouw vooral, zij houdt zich bezig met de immobiliën. Een voetballer die goed verdient, moet uitkijken of hij is alles kwijt, weet je. Er wordt echt op je geld geaasd. Ik heb zo al niet weinig geld verloren. Ik heb eens een Guinees drie miljoen oude Belgische franken meegegeven voor een zaak in Dakar, maar ik heb ze nooit meer teruggezien.

In voetbalmakelaarskringen heb je de reputatie zelf ook niet betrouwbaar te zijn. Je zou geschreven overeenkomsten niet respecteren.

(Lacht.) Ik ben een hele tijd boos geweest op makelaars, daarom deelde ik hen handtekeningen uit als waren het supporters (lacht). Ik wist natuurlijk wel dat elk papier dat ik tekende niet meer betekende dan dat zij mij bij een club mochten vertegenwoordigen (lacht).

Het probleem is dat de meeste makelaars hun werk niet goed doen. Werken voor een speler die al iets bewezen heeft, is natuurlijk gemakkelijk. Eens in het bezit van je handtekening hoor je er niets meer van. Dan wachten ze tot een club zich meldt en claimen ze de zaak. Dat is té gemakkelijk, hé. Het zijn profiteurs.

Bedankt voor je kostbare tijd.

Geen probleem.

En draag goed zorg voor je lichaam.

Ik zal eraan denken (lacht).

door Christian Vandenabeele

‘Ik hecht meer belang aan de trofee van Profvoetballer van het Jaar dan aan de Gouden Schoen.’

‘Een voetballer die goed verdient, moet uitkijken of hij is alles kwijt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content